Piraterij brengt zowel het beste als het ergste in een filmmaker naar boven. We zetten enkele hoog- en laagvliegers op een rij. U mag twee keer raden in welke categorie Pirates of the Caribbean thuishoort.

Toppers

The Black Pirate van Albert Parker (1926)

Hollywoods eerste grote actieheld Douglas Fairbanks Sr. speelde met zijn bekende zwier ook de eerste grote filmpiraat. Het stoort ook niet dat in deze stille klassieker geen gebenedijd woord gesproken wordt: Fairbanks, ooit bewonderend omschreven als ‘een volmaakt voorbeeld van menselijke architectuur’, heeft geen dialogen nodig, maar laat vooral zijn degen spreken. Hij speelt een schipbreukeling die het opneemt tegen de zeerovers die het galjoen van zijn vader kelderden. De onversaagde gymnast paart een balletachtige vitaliteit aan een uitmuntend coördinatievermogen en de scène waarin hij zijn mes zet in het zeil van het schip en vervolgens door het zeil naar beneden scheurt tot hij op het dek ploft, is spektakelcinema in zijn zuiverste vorm.

Captain Blood van Michael Curtiz (1935)

De beste en beroemdste versie van de klassieke roman van Rafael Sabatini maakte in één klap een ster van Errol Flynn, een van de knapste en meest romantische helden die Hollywood ooit heeft voortgebracht. De galante ridder speelt een jonge Britse chirurg die ten onrechte wordt beticht van steun aan de rebellen. Hij ontsnapt uit de gevangenis, schuimt nadien als piraat de Caribische zeeën af en maakt en passant ook nog Olivia De Havilland het hof. Het gepolijst vakmanschap van Warners werkpaard Michael Curtiz bereikt hier zijn volle glorie. De opzwepende score van Erich Wolfgang Korngold doet er nog een aardig schepje bovenop.

The Sea Hawk van Michael Curtiz (1940)

Ook deze Sabatini-roman werd menigmaal verfilmd (voor het eerst in 1924 door Frank Lloyd) maar het was andermaal de samenwerking tussen Michael Curtiz en Errol Flynn die tot deze ongeëvenaarde en met panache geregisseerde topper in het swashbuckler-genre leidde. Elizabeth I moedigt een van haar bekwaamste kapiteins aan zich in zeeroversplunje tegen de Spanjaarden te verzetten. Hofintriges, rechtbankperikelen en viriele heldendaden wisselen af met schitterende zeeslagen en briljant gechoreografeerde degengevechten op volle zee.

The Pirate van Vincente Minnelli (1948)

De enige zingende en dansende piraat van formaat wordt fors neergezet door Gene Kelly in deze muzikale fantasie van hyperstilist Vincente Minnelli. Kelly is de slimme rondreizende circusclown die zich voor een gevreesde piraat uitgeeft om de romantische droomminnaar te mogen zijn van de naar hartstocht smachtende señorita Judy Garland. Het havenstadje in West-Indië herleeft in weelderige MGM studiodecors, de iconografie van het piratengenre wordt in flamboyante tableaus ten top gedreven en swingt op de speelse deuntjes en vernuftige liedjesteksten van Cole Porter.

The Crimson Pirate van Robert Siodmak (1952)

Een piraat en een excentrieke uitvinder leiden de opstand van de bevolking van een Caribisch eiland tegen de lokale dwingeland. Ex-circusacrobaat Burt Lancaster (met kamersbrede hagelwitte glimlach en felrode kniebroek) mag zich naar hartenlust uitleven in de hyperkinetische piratenrol. Zijn stoere en branieachtige exploten worden geënsceneerd en verheerlijkt als het ultieme kwajongensavontuur. De toon is liefdevol spottend en het enthousiasme van de makers werkt aanstekelijk.

Door Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content