Dankzij ‘Onderling’ van Miek Zwamborn zal je zelf onderdeel van het Schotse eiland Mull willen worden
Miek Zwamborn, Van Oorschot
Onderling - Langs de Kustlijn van Mull
240 blz, 27,00 euro
De Nederlandse Miek Zwamborn wil haast een deel worden van haar Schotse eiland, een landschap dat onophoudelijk zijn tragisch verleden verraadt.
Nieuwsgierig geworden naar de dikte van het veen in de buurt van haar huis op het Schotse eiland Mull leende Miek Zwamborn een set professionele peilstokken. Een eerste meter ging de grond in, een tweede… Pas bij de negende stootte ze op een rotsachtige bodem. Aangezien Sphagnum, het mos waaruit veen is opgebouwd, gemiddeld een millimeter per jaar aangroeit, had de peilstok daar moergrond uit de ijstijd bereikt. De schrijfster stak nadien haar vinger en uiteindelijk haar hele arm in het gat dat de stok had achtergelaten. Het veen voelde slijmerig, warm en uitnodigend aan, intiem bijna.
In Onderling schrijft de Nederlandse Miek Zwamborn, auteur van proza en poëzie waarin de relatie tussen de mens en zijn omgeving centraal staat, over haar Mull, het eiland waar ze intussen al zes jaar met haar partner woont, meer bepaald in het zuidwestelijk gelegen Knockvologan, ‘vier huizen en een oude schuur’, zoals ze het omschrijft. Nu ja, eigenlijk gaat het boek niet echt over het uitgestrekte eiland, maar eerder over wat dat met haar doet terwijl ze er wandelt, kijkt, luistert, ruikt en tast, hoe het haar aanzet tot verzamelen, schrijven, tekenen en fotograferen. Zwamborn, ga je tijdens het lezen steeds beter beseffen, wil niet op, maar in Mull wonen, er een deel van worden.
Miek Zwamborn vindt een apothekersflesje, vastgegroeid in een oude eik. Net zo moet je je naar haar vertelritme plooien.
Daarin is het juiste ritme vinden belangrijk. Zwamborn voegt zich tijdens haar wandelingen naar het ritme van het eiland en laat zich verrassen door een verlaten akker in een bos of de restanten van een middeleeuwse kruidentuin, aangelegd door Ierse geestelijken die in Leuven, Parijs, Bologna en Constantinopel hadden gestudeerd. Even verderop vindt ze een apothekersflesje, vastgegroeid in de bast van een oude eik. Net zo moet je je als lezer plooien naar Zwamborns vertelritme en je overgeven aan de gedichten en tekeningen in het boek.
Dieren en planten spelen natuurlijk een grote rol in Onderling, net als hoe de getijden en de seizoenen verandering brengen, maar ergens volstaat dat niet. Zwamborn betrekt er ook steeds het verleden bij, zoals de crofters die tussen 1750 en 1860 van hun land verdreven werden door de Engelsen omdat schapen meer opleverden. Met hen verdween een hele cultuur, schrijft ze, en kreeg hun Schots-Gaelic, ‘de taal die net zo robuust klinkt als de ruige kustlijn’, het steeds moeilijker.
Dat Onderling een licht nostalgische ondertoon heeft, hoeft niet te verbazen, en dat je na het lezen ervan zin hebt om zelf naar Mull te trekken evenmin. Maar dat is niet wat Zwamborn voor ogen heeft. Haar boek gaat zoals gezegd niet per se over een plek, maar wel over de omgang ermee, over in de diepte gaan dus, en dat kun je overal.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier