Elke week geven we een werk dat ten onrechte vergeten is of onderschat wordt de aandacht die het verdient.

Charles Kingsley bewandelde een gelijkaardig pad als zijn tijdgenoot Lewis Carroll, de wiskundeprofessor die wereldberoemd werd met Alice’s Adventures in Wonderland. Kingsley was een anglicaanse priester die het schopte tot hoogleraar in Cambridge en kapittelheer van Westminster Abbey en bekend stond als een begiftigd spreker, ook al stotterde hij. Hij propageerde een gezonde levensstijl, terwijl hij in de haag rond zijn huis pijpen verborg voor wanneer hij er zin in kreeg en verdedigde vurig het slapen met een open raam, waardoor hij op zijn 55e stierf aan een longontsteking.

Zijn leven lang wisselde Kingsley creatieve periodes af met diepe depressies, maar wat hem het meest tekende was zijn smetvrees. Alle kwaad spruit voort uit vuil, zou je zijn levensfilosofie kunnen samenvatten, en hij kon geen brief schrijven aan zijn geliefde Fanny of er werd wel een bad en een handdoek in vermeld. ‘Was je in mijn afwezigheid goed’, bezwoer hij haar, ‘en kus je lichaam op alle mogelijke plaatsen’. Voor die tijd vrijpostige raad, maar voor Kingsley gingen seks en christendom net prima samen. Het orgasme zag hij als een glimp van het goddelijke – zolang je je nadien maar waste, natuurlijk.

Kingsleys smetvrees is een van de belangrijke thema’s in zijn bekendste boek, The Water-Babies, verschenen in 1863. Tom, een kleine schouwveger, speelt er de hoofdrol in en al na negen regels lezen we dat het joch zich nooit wast. Maar Tom is niet alleen schouwveger omdat dat een notoir vuil beroep is. Nee, Kingsley doelde nog op iets anders, waar de romantische dichter William Blake eind achttiende eeuw het ook al over had: kinderarbeid. Arme jongens werden toen ingezet om tegen een hongerloon in schoorstenen te klimmen, als levende ragebollen, wat een groot deel onder hen nadien longproblemen en teelbalkanker opleverde, een praktijk die een jaar na het verschijnen van The Water-Babies trouwens werd verboden.

Tom wordt ervan verdacht gestolen te hebben. Hij vlucht een vallei in, ziet al die natuurlijke properheid die fel contrasteert met de stedelijke bagger waaraan hij gewoon is en duikt een vijver in. Hij verandert in een waterbaby en zo zal hij doorheen het boek fysiek en moreel ‘proper’ worden, tot hij uiteindelijk als een loyale en eerlijke jongeman weer het water uit stapt. Hij dolt ondertussen met insecten en vissen en illustreert keer op keer weer het gelijk van Charles Darwin, met wie Kingsley een boeiende correspondentie voerde over de evolutie van platvissen, wat hem trouwens een lovende vermelding in de derde editie van The Origin of Species opleverde. Kingsley weidt breed uit over wetenschapsfilosofie, speelt grandioos ingewikkelde taalspelletjes en legt de bizarste lijstjes aan.

The Water-Babies schiet alle kanten op en geeft zo een prachtig beeld van de eclectische victoriaanse gedachtewereld, net zoals de boeken van Lewis Carroll trouwens, die een paar jaar na Kingsleys meesterwerk verschenen en daar duidelijk schatplichtig aan zijn. Neem bijvoorbeeld Carrolls Cheshirekat (waardoor we als kind keer op keer Alice onderaan in onze stapel boeken stopten, want op die manier zou dat beest niet kunnen ontsnappen) die ook al in The Water-Babies voor zich uit zat te grijnzen.

MARNIX VERPLANCKE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content