ECCE FABRE. De zomertentoonstelling van Jan Fabre in het KMSKA valt te wankel uit om te kunnen overtuigen.

Homo Faber – Jan Fabre in het Koninklijk Museum

KMSKA

LEOPOLD DE WAELPLAATS IN ANTWERPEN, TOT 3 SEPTEMBER. WWW.KMSKA.BE

Jan Fabre-projecten hebben altijd wat de neiging zich te gedragen als vliegtuigjes met een technisch mankement. Doorgaans gaan ze vrij vlot de hoogte in, om dan te beginnen sputteren en af te buigen richting grond. Homo Faber in het Koninklijk Museum is daar geen uitzondering op. Maar omdat de tentoonstelling zo uitgebreid is – maar liefst twintig zalen met min of meer recent werk – kan je vrij duidelijk nagaan waar het gesputter vandaan komt. Tussen de schilderijen van Rubens, Fouquet, Cranach en Brouwer hangen en staan de vele, dikwijls al eerder uitvoerig tentoongestelde sculpturen en installaties van Fabre. Zo zijn de groen glimmende kevers weer op post, de met gouden punaises overdekte mannen, de gouden lammetjes en de uit plakjes bot opgetrokken monniken. Zoals meestal loopt de koppeling van oude met hedendaagse kunst niet van een leien dakje. De lammetjes bijvoorbeeld passen door hun aandoenlijke onschuld wel bij de ongelukkige Venus Frigida (Rubens), maar wanneer Fabre zijn bloedige tekeningen naast de Christussen en Maria’s parkeert, moet elke inhoudelijke link baan ruimen voor pretentie en wansmaak. Uiteraard kan je de combinatie van oude meesters met Fabre opvatten als een experiment, maar ook in dat geval kom je uit op een overmoed die geen seconde overtuigt. Sterkste blikvanger is een wassen Fabre die met een bloedneus tegen een paneeltje uit het atelier van Rogier van der Weyden staat. Het werk valt gemakkelijk te vergelijken met wassen beelden van kunstenaars als Cattelan of Mueck, maar het scoort minder goed wat betreft verrassingseffect, scherpte en spitsvondigheid.

Wat vrijwel over de hele lijn de kop opsteekt, is een oppervlakkig koketteren met lijden en dood. Werken als de opgebaarde punaisenman en de keverdoodskist zijn typevoorbeelden: ze refereren wel aan het definitieve einde, maar eigenlijk alleen aan de buitenkant. Veel meer dan een opgesmukt, met veel goeie wil symbolisch te noemen omhulsel valt niet te rapen en dat wordt er niet beter op als blijkt hoe Fabre elk idee minstens een keer of vijf herhaalt. Een bijna niet meer te verdragen toonbeeld van fake lijden vind je in de video Lancelot (2004). Daarin geeft ridder Fabre een staaltje solo-zwoegen ten beste dat zo onvolwassen, zo lachwekkend zie-mij-eens-heldhaftig-zijn en zo volstrekt ongeloofwaardig is, dat je geneigd bent een kwartslag te draaien en Antwerpen te verlaten met de eerste de beste trein. Maar het grootste probleem is de typisch Vlaamse neiging om steeds te willen verwijzen naar het verleden – in dit geval de middeleeuwen – en resoluut te weigeren om als kunstenaar met twee voeten in het nu te staan. Het gevolg daarvan is het uitblijven van een stevige binding met het huidige tijdvak, een emotionaliteit die niet echt klopt en kunst die in plaats van tijdloos gedateerd uitvalt.

Homo Faber in het Koninklijk Museum heeft het voordeel uitvoerig en een heel enkele keer verrassend te zijn, maar de holle retoriek en de niet aflatende Fabre-promotion-tour zorgen voor een al te opgeklopt eindresultaat. Els Fiers

Els Fiers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content