
Programma - Urbanus Van Binnen
Genre - Archiefprogramma
Wanneer en waar uitgezonden - Zaterdag 12.04, 20u50, VRT 1
Urbain Servranckx aka Urbanus van Anus wordt 75 en maakt al vijftig jaar liedjes en zaalshows gebaseerd op de kleine en soms iets grotere dingen des levens. Als eerbetoon aan de man die zong over zwaantjes, madammen met een bontjas, mannen die de gas doen brannen en een bakske vol met stro, probeert VRT 1 vier weken lang achter de schermen en in de ziel van Urbain/Urbanus te kijken.
‘Nog nooit’, aldus Urbain in het bijbehorende persbericht, ‘heb ik zoveel over mijn carrière losgelaten op tv.’ Voor Clem Robeyns, de eindredacteur van het project, was het volgens datzelfde persbericht een hele eer om in het oeuvre van deze ‘levende legende’ te duiken. ‘Een halve eeuw al is hij dé referentie voor humor in Vlaanderen.’
Dat laatste zegt misschien meer over het referentiekader van Robeyns dan over de huidige staat van humor in Vlaanderen. Want wie naar de 75-jarige Urbanus kijkt, hoe hij achter een wankel schrijftafeltje zit en op zijn oude schrijfmachine ‘De bes tof’ typt, kijkt vooral verbaasd naar wat er veertig à vijftig jaar geleden niet alleen grappig en bij momenten controversieel was, maar ook naar wat blijkbaar doodnormaal was. Geregeld heeft Urbanus het over hoe hij de ‘koppen van zijn kinderen tegen elkaar zou slaan’, over een moeder die ‘doefen’ met haar pantoffel uitdeelt. Om maar te zeggen: er wordt nogal wat afgeklopt en afgeslagen in de verhalen en herinneringen van Urbanus.
Op basis van een onduidelijke indeling worden in deze eerste aflevering van Urbanus van binnen sketches gebundeld over auto’s, senioren, en Hollanders. In een bizar decor opgetrokken uit iets wat lijkt op afgeknabbelde likstokken, vertelt Urbain over zijn eerste auto, hoe hij eens een dag lang met een patat in zijn uitlaat rondreed, over de nooduitgang in het parochiehuis die niet meer dan een deur tegen een muur was, of het tentje naast het podium dat ‘de Hollanders’ hem probeerden te verkopen als een kleedkamer, waarna hij in zijn auto stapte en aan 140 per uur naar huis raasde – wat hem dan weer inspireerde om over de wegpolitie en over een wreed accident te schrijven.
Tussendoor dwaalt Urbain door dat vreemde bouwsel van kleurrijke palen en haalt daar nu en dan een voorwerp uit. Een hengel, of de staf van Sinterklaas, die hem terugvoert naar een sketch waarin hij de Sint in een nagemaakte schoorsteen opsloot, hem naar zijn eigen kamer bracht en hem daar bedreigde om het ene na het andere cadeau te krijgen. Daar hoort dan weer het waargebeurde verhaal bij van toen hij de sinterklaasgeschenken van zijn zussen in de kelder verborg en verving door kippenstront. Deze keer haalde zijn moeder niet haar pantoffel boven, maar kreeg hij een mep met het vliegenraam. Voor wie er nog aan mocht twijfelen: Urbain is als grapjas geboren, en met huiselijk geweld werd gewoon gelachen in die tijd.
‘Als Urbanus “dé referentie voor humor in Vlaanderen” is, is het een opluchting dat die humor de voorbije 25 jaar geëvolueerd is.’
Het kan wel zijn dat deze ‘nog steeds bescheiden man’, aldus Robeyns, de referentie voor humor in Vlaanderen is, maar dan is het evengoed een opluchting om te zien dat een deel van de humor de voorbije 25 jaar razendsnel geëvolueerd is. En met mensen als Wim Helsen of Soe Nsuki alvast puntiger, minder belegen en bijtender is geworden.
Tegelijk verbaast het hoe weinig Urbanus meegeëvolueerd is en hoe hij is blijven teren op successen uit de oude doos. Beelden van zijn latere shows tonen dat hij nog steeds dezelfde liedjes zingt en dezelfde moppen tapt, al vertelt hij er nu net iets vaker bij dat je tegenwoordig niet meer met alles mag lachen. En waar Urbanus vroeger gretig tegen de schenen van het gezag schopte, wat hem – dat herinner ik me als kind – deels onweerstaanbaar maakte, is hij na vijftig jaar een even vaste als vastgeroeste waarde geworden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier