Rock Werchter – Dag 1: Robert Plant & The Sensational Space Shifters: Er zit toekomst in het verleden

© Wouter Van Vaerenbergh

Kunnen rockhelden waardig ouder worden? Robert Plant bewees in Werhcter alvast dat je ook op pensioengerechtigde leeftijd nog creatief kunt blijven. Zijn concert met de zeskoppige Sensational Space Shifters was er één van het verpletterende type én met een overvloed aan Led Zep-klassiekers.

PLUS

Neen, in een vetbetaalde Led Zeppelin-reünie heeft hij geen zin. Robert Plant kijkt nu eenmaal liever naar de toekomst dan naar het verleden. Niet dat hij ontkent waar hij vandaan komt, maar liever dan vroegere successen te herkauwen, doet hij er iets nieuws mee. Zo dook in de doorvoelde set-opener ‘Baby, I’m Gonna Leave You’ al meteen een flamencogitaar op en steunde ‘Black Dog’ op een woestijngroove, dank zij de aanwezigheid van een ngoni (een West-Afrikaanse banjo) en een Gambiaanse riti (een eensnarige viool).

‘Going to California’, met fijnmazig mandolinewerk, diende zich aan als akoestische powerfolk, terwijl ‘What is and What Should Never Be’ door Justin Adams van welsprekend slidegitaarwerk werd voorzien.

Plant, toch een levende legende, maakte een grapje over het feit dat hij een matineeconcert mocht spelen, “in afwachting van de échte attracties”, maar naar de uitpuilende Barn-tent te oordelen, dacht het publiek daar duidelijk anders over. ’s Mans eerste hoge stemuithaal werd op oorverdovend gejuich ontvangen. Plant was echter zeker niet uitsluitend gekomen om zijn vocale acrobatieën te etaleren. De emotie stond voorop, ook toen hij ode bracht aan Charlie Patton, de deltabluespionier wiens muziek volgens hem de ruggengraat vormt van de hele Britse rhythm & bluesbeweging uit de jaren zestig. Wat volgde was een stevige maar exotische versie van ‘Spoonful’, bouwjaar 1931.

Tegelijk gaf Robert Plant al enkele nummers prijs uit zijn nieuwe cd die tegen september is aangekondigd, en waarop hij zijn hang naar wereldmuziek combineert met loops en elektronica. ‘Little Maggie’, waarin een prominente rol was weggelegd voor een banjo, en ‘Rainbow’ deden voor die plaat nu al het beste vermoeden.

Tegen het eind van de set zette de band Willie Dixons ‘Hoochie Koochie Man’ in, dat naadloos overging in de onsterfelijke riff van ‘Whole Lotta Love’ en de tent ongeveer deed ontploffen. Plant hield, ondanks alles, heet hoofd koel, stoeide nog een beetje met Bo Diddleys ‘Who Do You Love?’ en verdween dan van het podium.

De trillingen, veroorzaakt door de stampede die daarop volgde, wekten zoveel achterdocht bij de seismologische afdeling van de Koninklijke sterrenwacht, dat Plant en zijn vrienden gauw nog het podium werden opgestuurd voor een extraatje. “Let’s see, we’ve got a little folk thing here”, meldde Robert Plant tongue-in-cheek, om er vervolgens een met Arabische tonaliteiten gelardeerde versie van ‘Rock’n’Roll’ tegenaan te gooien.”

Of het publiek door het dolle heen was? De vraag stellen is ze beantwoorden. Dit was het soort concert waar op de gemiddelde rockacademie nog een vol jaar kan over worden nagepraat.

MIN

U maakt een grapje.

HOOGTEPUNTEN

Hoeveel wilt u er? ‘Baby I’m Gonna Leave You’, ‘Black Dog’, ‘Going To California’, ‘Spoonful’, ‘What Is and What Should Never Be’, ‘Whole Lotta Love’, ‘Rock’n’Roll’…..

QUOTE van Plant, net voor hij aan zijn bisnummer begn: “Fucking hell, this is good!”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content