Schaapherder Bill Callahan in de AB: weinig geblaat en een gulle dosis wol

© Yvo Zels

Met het ambitieuze Shepherd in a Sheepskin Vest is Bill Callahan op zijn 53ste aan een nieuwe fase in zijn carrière begonnen. Zijn sardonische humor is echter gebleven. Zoveel werd al gauw duidelijk tijdens zijn voortreffelijke concert in een uitverkochte AB.

HET CONCERT: Bill Callahan in AB, Brussel op 6/10.

IN EEN ZIN: Callahans songs leken aanvankelijk op rimpelloze wateren rond te dobberen, maar werden vaak door vervaarlijke draaikolken opgeslokt.

HOOGTEPUNTEN: America!, Say Valley Maker, Eid Ma Crack Shaw, Released, Trains Across the Sea, Jim Cain…

DIEPTEPUNTEN: geen.

QUOTE: ‘Jullie zijn vanavond onze kinderen en wij zijn jullie oppas. Maar hey, wij zijn coole babysitters. Van ons mogen jullie naar hartenlust naar griezelfilms kijken.’

Tusssen de vorige langspeler van Bill Callahan, Dream River, en Shepherd in a Sheepskin Vest gaapt een kloof van zes jaar. Vandaag weten we dat die lange periode van inactiviteit alles te maken had met enkele ingrijpende veranderingen in Callahans privé-leven: het overlijden van zijn moeder, zijn huwelijk met fotografe en documentairemaakster Hanly Banks en de geboorte van zijn eerste zoon. Eén en ander zorgde ervoor dat de man vandaag op een andere manier in het leven staat. Op Shepherd in a Sheepskin Veststaan twintig intieme, voornamelijk akoestische songs waarin de Amerikaan uit Maryland mijmert over het gezinsleven en het ouderschap, zonder zijn vroegere thema’s, het voorbijvlieden van de tijd en de vluchtigheid der dingen, daarbij uit het oog te verliezen.

Lange tijd had Bill Callahan de reputatie een vrij gereserveerde en moeilijk te doorgronden persoonlijkheid te zijn. Vooral tijdens de nineties, toen hij zich nog bediende van het pseudoniem Smog, kon hij soms ongemeen agressief uit de hoek komen. Zo herinner ik mij een concert in de Botanique, ten tijde van het meesterlijke Wild Love, dat hij volledig met de rug naar het publiek afwerkte. Maar net zoals andere gewezen enfants terribles, zoals Nick Cave en Michael Gira, is Callahan met de jaren milder en meer benaderbaar geworden.

Nu hij het huiselijke geluk heeft ontdekt, straalt zijn muziek warmte en dankbaarheid uit. De artiest is niet langer de morbide eenzaat, die zijn geliefde opdraagt zich sexy te kleden op zijn begrafenis en zo de pastoor tot de zonde te verleiden. Dezer dagen klinkt hij sociaal, beminnelijk en informeel, alsof hij de luisteraars in zijn hoogst eigen huiskamer uitnodigt: ‘Well, it’s been a long time / Why don’t you come on in’ luiden de eerste regels op zijn jongste werkstuk. Tegelijk stelt Bil Callahan zich kwetsbaar op, want voortdurend loert het besef dat hij vroeg of laat weer alles kan verliezen.

Bezwerend

In Brussel manifesteerde hij zich als een bedachtzame troubadour, die zichzelf begeleidde op een Spaanse gitaar en daarbij ondersteuning kreeg van een contrabassist, een zacht tikkende drummer en een behendige gitarist die zeker in het begin net iets te veel moeite deed om alle gaatjes in de nummers dicht te plamuren.

‘You’re a beautiful audience. You look like a library’, schertste Bill Callahan, net als Leonard Cohen veeleer een verteller dan een echte zanger. Zijn diepe baritonstem leent zich vooral tot een parlando-achtige frasering, waarbij de melodie vaak bijkomstig lijkt. Callahan heeft weinig met de strofe/refrein/strofe-structuur, waardoor zijn songs vaak grillige paden bewandelen, maar dankzij zijn bezwerende voordracht in Angela, 747 of Camels (‘War is man’s nature’) houdt hij je toch moeiteloos bij de les.

Na een haast twee uur durende set waarin Bill Callahan het ene juweeltje na het andere opdolf, zou kniezen wel een zeer ondankbare reactie zijn.

Dat de man literaire aspiraties heeft, bleek negen jaar geleden al, toen hij de hermetische novelle Letters to Emma Bowlcut publiceerde. En ook in de AB goochelde hij weer met verrassende beelden, type ‘We walked on the moon / Like flies on a mule.’

Callahans idioom houdt het midden tussen avant-folk en country. Op zijn jongste plaat coverde hij niet alleen het van de Carter Family bekende Lonesome Valley, ook in de AB bekende hij zich in Watch Me Get Married en het aan Johnny Cash verwante Call Me Anything (sleutelzin: ‘I sing for good listeners and tired dancers’) tot de white man’s blues.

In The Ballad of the Hulk smokkelde de gitarist schijnbaar achteloos enkele motiefjes uit Radiohead’s Creep binnen, terwijl Circles, met zijn aangestreken contrabas en Bill Callahans ontsporende snarenspel, zowel naar The Velvets als naar de lofi-periode van Smog verwees.

Hoewel de helft van de set uit nieuwe nummers bestond, putte de zanger ook uit oudere platen zoals Apocalypse en Sometimes I Wish We Were an Eagle. Zo steunde het uitgesponnen America! op een repetitieve groove en een smoelschuiver, Jim Cain op fraai uitwaaierend gitaarwerk en het even gedreven als veerkrachtige Eid Ma Clack Shaw op een ronduit zinnenprikkelend arrangement. Opmerkelijk was ook Callahans rechttoe rechtaan rockende versie van het bij Silver Jews betrokken Trains Across the Sea, ter nagedachtenis van frontman David Berman die op 7 augustus uit het leven stapte.

Uppercuts

De geestdriftigste publieksreacties vielen dan weer te noteren toen enkele oude Smog-nummers de revue passeerden: de folky Americana van Let’s Move Back to The Country bijvoorbeeld, of Say Valley Maker, dat eerst op rimpelloze wateren leek rond te dobberen, maar uiteindelijk in een vervaarlijke draaikolk terecht kwam. Ook Released begon tamelijk stoïcijns, maar kreeg nog vóór de finale enkele rake uppercuts te verwerken: ‘Everything is corrupt / From the shoes on our feet / To the way we get fucked’. Die ambivalentie werd vastgehouden tot afsluiter The Beast, waarin Callahan de toehoorder voor de zoveelste keer op het verkeerde been zette: ‘Love is a hill with a view… of reality smoking’. Conclusie: de nieuwe Bill is nog altijd een beetje de oude Bill.

Met Too Many Birds en Riding For the Feeling mochten de aanwezigen zich nog over twee extraatjes verheugen, al weerklonk hier en daar gemopper omdat de man veel betere songs in de schuif liet liggen. Dat laatste hoort u mij niet tegenspreken. Alleen, na een haast twee uur durende set waarin Bill Callahan het ene juweeltje na het andere opdolf, zou kniezen wel een zeer ondankbare reactie zijn. Want ook al zag de zanger zich als een herder die bang was voor zijn eigen schapen, dit was toch een geval van weinig geblaat en een gulle dosis wol.

DE SETLIST: Angela / 474 / Call Me Anything / America! / The Ballad of the Hulk / Circles / Let’s Move to the Country / Say Valley Maker / Camels / Eid Ma Clack Shaw / One Fine Morning / Watch Me Get Married / Released / Trains Across The Sea / Jim Cain / Drover / Son of the Sea / The Beast // Too Many Birds / Riding For the Feeling.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content