Hoe Jelle Denturck in Dressed Like Boys veranderde: ‘Ik ben opstandig geworden’

Onder de naam Dressed Like Boys doet Jelle Denturck het tegenwoordig solo © Anneke D’Hollander

Van de ‘ketelmuziek’ van DIRK. naar de zachte pianoliedjes van Dressed Like Boys: moeiteloos werpt Jelle Denturck een oude huid van zich af. ‘Ik moest blijkbaar het een en ander van mij af schrijven.’ Een gesprek over het heilige vuur, babyborrels en de ‘queer-kaart’ als marketingtruc.

Hij moet er niet over nadenken, de naam rolt vanzelf uit zijn mond. Op een Gents terras nipt Jelle Denturck aan zijn Orval en meteen erna noemt hij een invloed die niemand met hem zou associëren.

‘Mozart’, zegt hij. ‘Mozart is voor mij de oppercomponist.’

‘Ketelmuziek’ is hoe Denturcks vorige band Dirk (gestileerd als ‘DIRK.’) in zijn geboortedorp lang werd omschreven. Ruwe, woeste gitaarrock. Denturck komt uit Ingelmunster, diep in West-Vlaanderen. Een streek van ‘doe maar gewoon, dat is al gek genoeg’.

Met Dressed Like Boys heeft hij zich het voorbije jaar in een nieuwe gedaante gehuld. Hij brengt nu zachte liedjes op piano, in de geest van Sufjan Stevens en Perfume Genius. ‘Gewoon’ doet Denturck al lang niet meer.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Na een triomftocht op Pukkelpop brengt hij deze week zijn eerste, titelloze soloalbum uit. Het opent met Nando, een knipoog naar zijn lief Nand en Fernando van ABBA, en eindigt met Gregor Samsa, vernoemd naar het hoofdpersonage in Franz Kafka’s roman De gedaanteverwisseling.

Een vraag van Jaouad Alloul, over wie je het nummer Jaouad hebt gemaakt: welke uitdagingen kwam je tegen bij het veranderen van richting?

Jelle Denturck: De perceptie, al trek ik me daar niet veel van aan. Ik heb al van héél veel mensen gehoord dat ze nog altijd niet kunnen geloven dat ik dezelfde persoon ben als ‘die van Dirk’. (lacht) Maar het grootste obstakel was waarschijnlijk: zelf te weten komen wat Dressed Like Boys nu eigenlijk is. Ik had demo’s gemaakt en die zeer schoorvoetend naar het label gestuurd, en de reactie daarop was al veel enthousiaster dan ik had durven te dromen. Maar dan moet je van die demo’s een plaat maken. En dat is een ongelooflijke zoektocht geweest. Hoe moet ik klinken? Hoe moet de piano klinken? Welke band wil ik rond mij? Hoe moet ik eruitzien? Hoe moet ik me gedragen op het podium? Wil ik dat schuchtere jongetje blijven of mag de performer die ondertussen in mij is gerijpt ook zijn vrijheid krijgen?

‘Ik heb al van héél veel mensen gehoord dat ze nog altijd niet kunnen geloven dat ik dezelfde persoon ben als “die van Dirk”.’

Een dunne lijn, lijkt me.

Denturck: Helemaal. Voor je het weet, is het allemaal veel te doordacht en ben je alle eerlijkheid kwijt. Onlangs had ik het daarover met Frans Kalf, een ongelooflijk goede songschrijver uit Gent. ‘Bob Dylan is echt’, zei hij. ‘En Tom Waits is een performer.’ Ik hou van Tom Waits, maar hij voert inderdaad altijd een theater op. En dat mocht Dressed Like Boys absoluut niet worden, of het zou te veel van zijn kracht verliezen.

***

Denturcks moeder werkte bij de bank, ze stierf zeven jaar geleden. Vader was truckchauffeur en is inmiddels met pensioen, hij beeldhouwt en speelt contrabas. Met zijn vader en zijn ooms vormde Denturck zijn allereerste band: The Von Turcks. De jonge Jelle speelde piano en deed de backing vocals.

Na zijn opleiding op de kunstschool ging hij filosofie studeren. Hij waagde zich aan comedy, en met succes: hij won het Vlaams Cabaret Concours en was finalist in het Nederlandse festival Cameretten.

© Anneke D’Hollander

‘Dat ging allemaal veel te snel’, zegt hij nu. ‘Ik was in die periode bezeten op Kommil Foo en had iets heel Nekka Nacht-achtigs gemaakt: liedje op de piano, babbeltje, weer een liedje op de piano. Tijdens mijn tournee in het voorprogramma van Kamagurka en Wouter Deprez begon het te stokken. Ik werd “de nieuwe Wim Helsen” genoemd en ben bezweken onder die druk. Het publiek lachte nog wel, maar ik vond het zelf niet meer grappig. Ik wist wel dat ik op een podium wilde staan, maar niet om er gewoon op te staan. Ik wilde iets zinnigs te vertellen hebben.’

Waarom wil je op een podium staan?

Denturck: (lacht) Dat valt eigenlijk niet te verklaren. In het middelbaar heb ik ooit meegedaan aan het schooltoneel en daar heb ik voor het eerst gevoeld dat ik een zaal op mijn hand kon krijgen. Dat smaakte naar meer. Het was een soort raamvertelling met allemaal sprookjes van Hans Christian Andersen, redelijk humoristisch aangepakt. Ik keek er zelf ook graag naar, en dat heeft in mij iets wakker gemaakt. Het gevoel dat je op het podium de emotie in de zaal kunt sturen, trok me aan.

***

Naar het thema van zijn plaat is het niet ver zoeken. In Pride heeft Denturck het over de avond waarop hij en zijn vriend fysiek werden aangevallen in de Overpoort, toen ze hand in hand langs de studentenbars stapten. Stonewall Riots Forever vertelt over een scheidslijn in de geschiedenis van de lgbtqi+-beweging: de rellen die eind juni 1969 losbarstten toen de politie de Stonewall Inn, een queerbar in New York, wilde ontruimen. En Jaouad is zoals gezegd een ode aan Jaouad Alloul, de veelzijdige kunstenaar die zijn carrière begon als dragqueen en die bij Denturck een vastberadenheid ‘om schaamteloos zichzelf te zijn’ deed ontvlammen.

Je hebt Dressed Like Boys al een paar keer een ‘militant’ project genoemd. Waarin zit voor jou dat militante?

Denturck: Zeker niet in het auditieve, want het is heel zachte muziek. Maar bij een song als Stonewall Riots Forever zit het bijvoorbeeld in de lyrics: die zijn niet van mij, het zijn allemaal flarden uit getuigenissen van mensen die toen bij de rellen waren. En als we het live brengen met het Antwerp Queer Choir (een koor voor stemmen uit de queer gemeenschap, nvdr.), dan vraag ik aan de koorleden om het niet mooi te zingen, maar boos. ‘Toon me jouw pijn’, vraag ik dan. Daarin zit voor mij ook het militante: de pijn van queer mensen aan de wereld tonen.

© Anneke D’Hollander

Ik wil wegblijven van de levenslessen en de muziek zal altijd primeren, want ik wil mezelf niet laten reduceren tot ‘een queer persoon’. Maar toen ik deze plaat aan het schrijven was, bleek er nog van alles in mij te zitten dat via de muziek een uitweg zocht. Ik moest blijkbaar het een en ander van mij af schrijven. Zal dat bij iedere plaat zo zijn? Nee. De volgende plaat zal ook over de liefde gaan, maar ik denk niet dat ik ‘queer’ als thema nog zo hard zal benadrukken.

Het is interessant en maatschappelijk relevant, maar…

Denturck: … het mag geen marketingtrucje worden. Exact. Ik snap dat het vanuit marketinghoek interessant is om de ‘queer-kaart’ te trekken, maar dat is gevaarlijk. Het moet uit een oprechte plek blijven komen. Ik zie deze plaat vooral als een soort muzikaal zelfportret van de persoon die ik nu ben en nu wil zijn. Zoals Bob Dylan zei: ‘Life is not about finding yourself, it’s about creating yourself.’ En het hele queer-gegeven is nu eenmaal erg belangrijk voor mij. Er is op dat vlak iets in me wakker geworden. Door me te verdiepen in de geschiedenis van de queer community wereldwijd en door het ongelooflijke leed te zien dat queer mensen al is aangedaan, en nog altijd wordt aangedaan, ben ik opstandig geworden. Dit gaat over my people. Alleen zal ik nooit de activist worden die vooraan in de stoet loopt. Ik loop liever achteraan, mijmerend, ik heb altijd een beetje afstand nodig.

© Anneke D’Hollander

(zwijgt even) Kijk, toen ik begon te schrijven aan deze plaat was ik een beetje stuurloos. Ik had een goede relatie, ik had Dirk, wat een uit de hand gelopen zijproject was, en ik had een parttimejob bij een animatiestudio. Ik had de hele tijd het gevoel dat ik heel dankbaar moest zijn voor alles wat er op mijn pad was gekomen, en toch ontbrak er iets. Ik heb een halfjaar vrijaf genomen om te zoeken naar een antwoord op de grote levensvragen: wat is een gelukkig leven? Wat is een zinnig leven? Wat doe ik hier? Ik heb veel gelezen, ik ben opnieuw beginnen te mediteren, en zo ben ik op een bepaald moment tot een ongelooflijk simpel besef gekomen: ik leef, en dat op zich is een mirakel. Door de hele tijd op zoek te gaan naar waarom we hier zijn, gaan we voorbij aan het punt dát we hier zijn.

Een kind is een puur wezen, onbezoedeld, dacht ik. En wat deed ik als kind? Lezen, schrijven, muziek maken, in mijn hoofd leven. Als het eten klaar was en mijn mama me riep, moest ze altijd weer een boek uit mijn handen grissen. Ik besefte dat ik het kind in mij had verwaarloosd. In mijn twintiger jaren heb ik me vooral beziggehouden met me aan te passen aan mijn omgeving. Ik wilde geliefd zijn, op een goed blaadje staan bij iedereen, waardoor ik mezelf wat verloren heb. Door dat hele zelfonderzoek begon ik ook andere muziek te maken. Maar voor alle duidelijkheid: Dirk is de uitstap, en alles aan Dressed Like Boys is de ‘ik’ van vroeger.

© Anneke D’Hollander

Met de piano keer je terug naar je eerste instrument. Kon deze plaat ook op een ander instrument gemaakt zijn?

Denturck: Ik denk het niet, de piano is de ruggengraat van deze plaat. Op de piano heb ik mezelf als twaalfjarige akkoorden aangeleerd, op Indian Summer van Ozark Henry. Het is zo’n rijk en divers instrument, niet evident om te leren, maar wel enorm krachtig.

We hebben de plaat twee keer opgenomen. De eerste keer op een prachtige vleugelpiano in een heel dure studio. Alleen: er zat geen karakter in, alles klonk te groots. Ik had de kleinheid van de demo’s nodig en dus ben ik opnieuw begonnen op oude, afgeleefde, lichtjes valse buffetpiano’s, op vijf of zes verschillende locaties. Een oud kasteel, café De Nachtwacht in Tielt…

Café De Nachtwacht in Tielt?

Denturck: Een maat van mij houdt dat open en er staat al jaren een oude buffetpiano, die een halve toon te laag klinkt. Daar heb ik Our Part of Town op gespeeld, en net dat speelse maakt de plaat tot wat ze is. Tobie (Speleman, de producer, nvdr.) en ik hebben ons ook verdiept in de wereld van ‘adventure recording’. Op een bepaald moment waren we samen naar Carrie & Lowell van Sufjan Stevens aan het luisteren. ‘Dat moet nogal wat gekost hebben’, zei ik. ‘Alles klinkt zo goed.’ Waarop Tobie antwoordde: ‘Je weet toch dat hij die hele plaat in de micro van zijn laptop heeft ingezongen? Je hoort zelfs de fans van zijn laptop blazen.’ En dus ben ik zelf ook in mijn telefoon beginnen te zingen, terwijl ik in Ingelmunster langs het kanaal aan het wandelen was. Je hoort in Our Part of Town het grindpad onder mijn voeten knarsen en een hond blaffen op de achtergrond. Omdat je op je telefoon niet tegelijk kunt opnemen en afspelen, liep ik met mijn laptop in mijn ene hand en mijn telefoon in de andere, met ook nog eens mijn koptelefoon op. De fietsers en voetgangers die me passeerden, bekeken me toch maar raar. (lacht)

‘Ik sta mijn tijd niet meer af voor eender wat. Babyborrels: ik wil daar eigenlijk niet meer naartoe.’

Wat is een goed leven? Heb je voor jezelf al een antwoord op die eeuwenoude vraag gevonden?

Denturck: ‘Verwondering’ is hét woord geworden. Op een passieve manier, door auteurs als Tolstoj of – zoals nu – Hermann Hesse te lezen. Maar ook op een actieve, de verwondering van het zélf iets maken. De verwondering van op mijn piano op de verkeerde toets te duwen, bijvoorbeeld. Dat is vaak interessanter dan op de juiste toets duwen. Ik schrijf veel, ik maak muziek, voor mij is dat een zinnig en goed leven. En ik heb gaandeweg ook ingezien dat tijd het kostbaarste is dat ik heb in mijn leven. Ik sta mijn tijd niet meer af voor eender wat. Babyborrels: ik wil daar eigenlijk niet meer naartoe. Trouwfeesten: als het echt moet, maar liever niet. Het leven is te kort om mij te schikken naar wat andere mensen belangrijk vinden.

***

Denturck studeerde filosofie en dweept met Tolstoj. In zijn nummers is het nooit ver zoeken naar literaire verwijzingen.

‘Als ik aan mijn lyrics werk, word ik een echte nerd’, lacht hij. ‘Dan slingeren er overal in mijn kamer boeken rond en heb ik een zinnetje hier gestolen en een zinnetje daar gestolen, tot ik er mijn eigen draai aan heb gegeven en de tekst heel natuurlijk aanvoelt.’

© Anneke D’Hollander

Elke artiest steelt. Geef eens een voorbeeld van zo’n diefstal die op de plaat is beland.

Denturck: Het nummer Agony Street gaat over de zeer tumultueuze relatie tussen Paul Verlaine en Arthur Rimbaud. Alle lyrics, behalve het refrein, zijn flarden uit Een seizoen in de hel van Rimbaud. Allemaal gejat, maar wel fragmentarisch, zodat ik niet gewoon hun gedichten aan het nazingen ben. Ik wilde vooral dat dat nummer goed klonk, de melodie primeerde. Bij andere nummers is de tekst belangrijker, maar ik vertrek sowieso altijd van de melodie. De hele dag hoor ik melodieën in mijn hoofd, ik krijg dat maar niet afgezet. Mijn naasten en vrienden wijzen me er soms op, als ze me plots iets horen neuriën of als ik midden in hun verhaal opeens niet meer oplet. Of soms zitten we op een terras en dan loop ik plots naar de overkant van de straat om snel iets in te zingen in mijn telefoon.

Vervloek je het weleens?

Denturck: Ik kan soms een beetje gek worden, ja. Ik kan mijn hoofd niet bijhouden, ik moet af en toe op de rem staan. De eerste flard inspiratie is altijd zalig. ‘Wauw, waar komt dit nu weer vandaan?’ Maar dan heb je nog geen afgewerkte song. Ik ben nu bijvoorbeeld al twee maanden aan het vastlopen in een nieuwe song. Ik heb een strofe waar ik blij mee ben, een soort pre-chorus ook al, maar ik mis nog het moment dat het nummer naar een hoger niveau tilt. 100.000 keer heb ik het al in mijn hoofd laten afspelen en iedere keer weer loop ik tegen dezelfde muur. Maar ik kan niet anders dan voortdoen, een song moet altijd de ultieme versie van zichzelf zijn en je moet altijd op het hoogste mikken. Wittgenstein noemde dat ‘het heilige vuur’: datgene waarvoor je opstaat ’s ochtends. Ik moet het natuurlijk doen met het stel hersens dat ik heb en de handen die ik heb. Een 10 op 10 voor mij zou voor iemand als Paul McCartney misschien maar een 8 op 10 zijn.

‘Soms heb ik het gevoel dat we als mensheid de lat lager hebben gelegd na The Beatles.’

Heb je je tijdens het maken van deze plaat dikwijls afgevraagd: Wat zou Paul McCartney doen?

Denturck: (lacht) Ik ben nu bijna klaar met de demo’s voor de volgende plaat, en daarbij heb ik dat vaak gedacht, ja. Soms heb ik het gevoel dat we als mensheid de lat lager hebben gelegd na The Beatles. Ik snap het, de lat lag dan ook heel erg hoog, maar ik begin steeds vastberadener te worden om die lat weer op dat niveau te leggen. Ik zeg niet dat ik die lat zelfs maar zal kunnen aantikken, maar we moeten wel zo ambitieus zijn. Ik wil me doordringen van alle muziek die van het niveau van The Beatles is, om dan te zien wat er uit mij komt.

***

Straks volgt een tournee door Europa en een documentaire op VRT. Alles gaat ineens snel voor Denturck, ook de tijd.

© Anneke D’Hollander

Elke dag probeert hij desalniettemin minstens een uur – ‘en liefst wat langer’ – te wandelen. En hij luistert dus niet alleen naar The Beatles, maar ook naar Mozart.

‘Zijn Contessa Perdono uit Le nozze di Figaro ontroert me iedere keer zo diep’, zegt Denturck nog. ‘Of zijn Laudate dominum: voor mij is dat het geluid van genade, van vergiffenis. Op een heel eigen manier probeer ik dat ook in mijn muziek te krijgen. In Gregor Samsa bijvoorbeeld zit er een soort tristesse, maar ook een zekere aanvaarding van het lot. Wat moet zijn, zal zijn. In die gedachte heb ik een grote rust gevonden.’

Dressed Like Boys

Uit op 29.09 via Mayway Records.

Denturck speelt op 30.08 in OLT Rivierenhof, Deurne, en op 30.10 in Ancienne Belgique, Brussel.

Jelle Denturck

Geboren in 1989, groeit op in het West-Vlaamse Ingelmunster. Woont intussen in Gent.

Studeert filosofie, probeerde het daarna een tijd als cabaretier.

Breekt door met DIRK., na hun derde plaats in Humo’s Rock Rally van 2016.

Brengt nu zijn debuutplaat uit als Dressed Like Boys.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise