Ginger Baker: In de boksring met Dr. Doom

Ginger Baker © REUTERS

Is Ginger Baker, vanavond in het voorprogramma van Van Morrison te zien op Gent Jazz, écht de beste drummer ter wereld, zoals vaak wordt beweerd? In ieder geval behoort hij tot de slagwerkers met het slechtste karakter. ‘Voor Baker is het leven een tweerichtingsstraat waar hij altijd voorrang heeft.’

The New York Times omschreef hem ooit als ’the wild man of rock’. Hem gewoon extravagant noemen zou inderdaad een understatement zijn. Behalve een flamboyante showman blijft de inmiddels 75-jarige Ginger Baker een van de invloedrijksteen meest geïmiteerde drummers uit de sixties. Zijn stijl, waarin hij zijn jazzachtergrond combineert met een passie voor Afrikaanse ritmes, wordt door velen revolutionair genoemd en heeft bijgedragen tot de popularisering van wat we vandaag ‘wereldmuziek’ noemen. Net als Louie Bellson van het Duke Ellington Orchestra, gebruikt hij niet één maar twee basdrums. Geen wonder dus dat hij al in 1964 de bijnaam ‘The Thunder Machine’ kreeg. Niemand speelde zo luid en krachtig als hij. ‘Bijzaak’, vond hij zelf: ‘Het gaat niet om de power, het gaat om de swing.’ Oefenen heeft hij, naar zijn eigen zeggen, sinds 1958, 1959 nooit meer gedaan: ‘Ik speel alleen nog in de studio of op het podium.’

Peter Baker – ‘Ginger’ verwijst naar de rode haardos uit zijn jongere jaren – heeft tot dusver zo’n vijftig langspelers uitgebracht, maar dankt zijn legendarische reputatie vooral aan Cream, de eerste echte supergroep, die hij in 1966 vormde met zanger-bassist Jack Bruce en gitarist Eric Clapton. Cream was een powertrio dat blues als vertrekpunt nam voor excursies naar harde rock en psychedelia. De groep stond bekend om haar freejazzspirit en lange instrumentale uitweidingen. Met Toad wierp Baker zich zelfs op als de uitvinder van de drumsolo in de rock. Zelf relativeert hij die pioniersrol: ‘Ik speel onberedeneerd en reageer enkel op wat ik hoor. Ze beweren soms ook dat Cream verantwoordelijk was voor de geboorte van heavy metal’, aldus Baker. ‘Hadden ze dan maar tijdig abortus gepleegd! Cream, of later Blind Faith, had geen donder met rock-‘n-roll te maken. It was always a jazz thing .’

De druk van het succes leidde zo snel tot interne conflicten dat de groep al na twee jaar implodeerde. Tijdens de seventies bleef Bakeractief met bands als Airforce en The Baker Gurvitz Army, maar een van de belangrijkste fases in zijn muzikale ontwikkeling was zijn zesjarige verblijf in Afrika: eerst in Ghana en vervolgens in Lagos, de hoofdstad van Nigeria, dat op dat moment geteisterd werd door een burgeroorlog. Baker bouwde er een studio en trok er regelmatig op met Fela Kuti, de keizer van de afrobeat. Later zou hij, met wisselend succes, samenwerken met Hawkwind, PiL, Charlie Haden en Bill Frisell. In 1992 riep hij de geest van Cream nog eens op met Masters of Reality, op de cd Sunrise on the Sufferbus .

Ginger Baker mag dan een begaafde muzikant zijn die met gemak de grenzen tussen genres overstijgt, de man heeft ook een opvliegend karakter. Zijn autobiografie heet, niet toevallig, Hellraiser (2009) en leest als een schelmenroman. De wilde verhalen over wapens, drugs, gevangenissen, gestrande huwelijken en zijn passie voor jazz en polo: ze staan er allemaal in. Dat de man vandaag nog op de aardbol rondloopt, geldt als een klein mirakel. Baker, een van de grootste junks van zijn generatie, voerde lang de lijstjes aan van lieden die de sixties allicht niet zouden overleven. Vooral zijn heroïneverslaving maakte hem destructief, zowel voor zichzelf als voor anderen. ‘Ik ben niet bang voor de dood’, grijnst de drummer. ‘Ik lach hem in zijn gezicht uit. Misschien verklaart dat waarom ik er nog altijd ben.’

Baker is niet het type dat bruggen bouwt. Hij schept er net behagen in ze in de fik te steken. Bovendien heeft hij een reusachtig ego en minacht hij iedereen die hij niet als zijn gelijke beschouwt. Voor collega’s heeft hij zelden een goed woord over. John Bonham? Keith Moon? The Stones? ‘Mietjes’, want: ‘Je wordt als muzikant geboren. Wie niet over de gave beschikt, kan er dus nooit één worden. Nieuwe rockbands? Luister ik niet naar. De meeste zijn verschrikkelijk. En niemand kan tippen aan wat wij destijds met Cream hebben gedaan.’

Niettemin heeft hij altijd de pest gehad aan de inmiddels overleden Jack Bruce, omdat die, samen met tekstleverancier Pete Brown, de meeste songs voor Cream schreef en dus méér royalty’s opstreek dan hij. De aversie was wederzijds. In 2009 verklaarde Bruce aan Rolling Stone : ‘Ginger en ik, het is een explosieve combinatie. Het is goed dat we elk op verschillende continenten wonen (Bruce woonde toen in Londen, Baker in Zuid-Afrika, nvdr.). Al zou hij beter verhuizen. Hij zit nog niet ver genoeg, naar mijn zin.’

In de bekroonde rockumentaire Beware of Mr. Baker (2010) wordt de drummer niet alleen geportretteerd als een geniale muzikant, maar ook als een onberekenbare maniak of, in de woorden van regisseur Jay Bulger, als ‘een boef uit het universum van Charles Dickens’. Al tijdens de openingsscène zien we hoeBaker ruzie zoekt met de regisseur en prompt diens neus breekt met een wandelstok. Bulger zelf bleef er vrij koelbloedig onder: ‘Gewoon Gingers manier om zich uit te drukken’, lachte hij achteraf. ‘ Beware of Mr. Baker is het portret van een kerel die niet met zich laat sollen, zich geen moer aantrekt van wat anderen van hem denken en op geen enkel vlak compromissen sluit.’ Baker probeerde een fles stuk te slaan op de schedel van de directeur van het London Film Fest, waar de docu gepresenteerd werd, omdat die hem vriendelijk verzocht had niet te roken. Bulger vergelijkt de muzikant dan ook graag met een stripfiguur als Dr. Doom.

Bakers afkeer voor journalisten is berucht. Michael Hann van The Guardian, die de drummer enkele jaren geleden in het openbaar interviewde, herinnert zich die ervaring als een pure horrorshow. ‘Je krijgt het gevoel in een boksring te staan. Hij zit vol woede en bitterheid en is hoogst onaangenaam gezelschap. Hij mag dan de grootste Britse drummer zijn, hij is ook de onbeschoftste. Alleen wanneer hij over jazzhelden als Elvin Jones en Art Blakey vertelt, krijgt hij tranen in de ogen.’

Tijdens het eerste decennium van de 21e eeuw woonde Baker in Zuid-Afrika, op een ranch met 38 paarden, speciaal gefokt met het oog op polowedstrijden. Volgens regisseur Bulger probeerde hij er, als een Afrikaans stamhoofd, zijn eigen koninkrijk te installeren, waar nooit iemand zijn autoriteit ter discussie zou durven te stellen. Maar Baker ging failliet. Al het geld dat hij had verdiend met de reünieconcerten van Cream in 2005 was in rook opgegaan. ‘Het advies van de verkeerde mensen gevolgd’, klonk het laconiek. Dus keerde de drummer noodgedwongen terug naar Engeland, waar hij, uit financiële noodzaak, zijn muzikale carrière nieuw leven inblies. In Gent zal hij te zien zijn met Ginger Baker’s Jazz Confusion, waar naast saxofonist Andy Sheppard en percussionist Abbas Dodoo, ook bassist Alec Dankworth deel van uitmaakt.

Maar op zijn 75e lijdt Baker wél aan een degeneratieve artritis en aan een chronische longziekte, die hem helse pijnen bezorgen. ‘God straft mij voor mijn verleden’, zegt Baker ironisch daarover. ‘Ik heb te veel mensen tegen me in het harnas gejaagd door hen onverbloemd de waarheid te vertellen.

Vandaag ben ik na ieder optreden totaal uitgeput, maar ik geniet van het spelen. En ik hou niet van achteromkijken, dus: moedig voorwaarts.’

Dit artikel is op 17/6 verschenen in de Knack Focus-festivalspecial.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content