Voor jazzgitarist Julian Lage is songschrijven als een mop bedenken: ‘Je begínt met de punchline, anders loop je onderweg verloren’

Bart Cornand
Bart Cornand Redacteur Knack

Met wonderkinderen loopt het meestal verkeerd af, maar niet met Julian Lage. Op zijn 35e is de gitarist een van de grootste figuren in de klassieke jazz. Op 14 juli staat hij op Gent Jazz.

Op zijn achtste werd er een documentaire over hem gedraaid. Op zijn negende speelde hij met Santana. 35 is de New Yorker intussen, maar Julian Lage giechelt nog altijd als een kleine jongen zodra hij een oude Fender Telecaster ziet – je weet wel, die gele gitaar van zijn jeugdheld Bruce Springsteen. De rock en de blues heeft hij al lang achter zich gelaten: samen met zijn mentor Bill Frisell is hij het boegbeeld van de hedendaagse jazzgitaar geworden. Maar, zo bezweert hij, een mens moet af en toe eens opzijkijken. 

Met je vorige album, Squint, werd je deel van het legendarische Blue Note-label. Wat deed dat met je?

Julian Lage: Blue Note is een steunpilaar in de opvoeding van elke jazzmuzikant. Het is meer dan een label dat albums verkoopt. Het staat voor een manier van componeren, van improviseren, van producen. Die platen delen een temperament, zonder dat ze uniform zouden zijn – ze zijn van hetzelfde laken gemaakt, zeg maar. Ook voor ik op het label zat had het een diepe impact op mijn leven.

Bassist en producer Don Was, die Blue Note sinds enkele jaren leidt, is iemand die ik diep respecteer als vriend en muzikant. Door de jaren heen zijn we close geworden. Dat hij nu op die stoel zit, is als een huwelijk van iets wat voor mij als muzikant veel betekent met iets wat persoonlijk van belang is. De combinatie van die twee bezorgt me geen stress, ze geeft me vrijheid. Ik dacht meteen: wat kan ik bijdragen aan het oeuvre van het label?

Don Was nam een trage start. Veel muzikanten hadden grote vragen bij zijn eerste jaren als directeur. Grote namen zoals Jason Moran en Joe Lovano verlieten het label.

Lage: Hij heeft zijn tijd genomen, dat klopt. Hij pakte het geduldig aan. Het was niet zozeer dat hij het label wilde verbouwen, hij maakte heel bewuste keuzes: alles moest betekenisvol en soulful zijn, de dingen moeten een verhaal hebben. En als hij dan voor een artiest kiest, gaat hij er vol voor, zonder reserves.

Voor je recentste albums, View with a Room en The Layers, vroeg je Bill Frisell om ritmegitaar te spelen. Met permissie, dat is alsof Beyoncé aan Tina Turner zou vragen om in haar achtergrondkoortje te zingen.

Lage: (lacht) Het was weird. Iedereen kent Bills belang in de jazz. Hij heeft superkrachten. Die zitten niet alleen in zijn manier van gitaarspelen of componeren. Ik beschouw hem als een conceptueel kunstenaar. Hij ziet het hele plaatje. Ik wist dat zijn rol, zelfs als tweede gitarist, een grote invloed zou hebben. Het is bijna iets mystieks. Een noot hier, een laag echo daar: altijd weet hij het geheel op te tillen.

Ik heb al jaren een vast trio met bassist Jorge Roeder en drummer Dave King. Op onze beste momenten zijn we drie individuen die versmelten tot één entiteit. Wel, ik zocht een manier om dat trio uit te breiden zonder die focus te verliezen. Ik wist dat Bill dat zou begrijpen. Alleen: hoe vraag je dat zonder hem te affronteren? Ik heb héél lang gewacht om het hem te vragen. Tot ik op een dag een duoshow met hem speelde, en Margaret (Glaspy) – mijn vrouw en muzikale partner – me een duwtje gaf: ‘Vraag het nu toch gewoon, hij bijt heus niet.’ En je zult het altijd zien: hij begon er zelf over. Ik zei dat ik mezelf zag als de leadzanger in de band, waarbij hij mijn stem zou aanvullen. Beyoncé en Tina, hè. Hij snapte het meteen.

Ik vroeg nog: ‘Zul je het niet erg vinden als je geen solopartij krijgt?’ Hij wuifde het weg: ‘Ik verwacht  niet dat we All the Things You Are in duo gaan spelen. Dit wordt iets helemaal anders.’

We hebben één dag gerepeteerd, en ’s anderendaags namen we op. Op tracks als Word for Word en Heart is a Drum koos hij ervoor om niet of nauwelijks te spelen – dat beschouw ik óók als een bijdrage. Op andere, zoals Echo, The Layers, Fairbanks en Auditorium is hij wel zeer aanwezig.

Je vrouw heeft de plaat geproducet. Hoeveel nachten heb je op de bank moeten slapen na een ruzie?

Lage: (lacht) De relatie met je producer is altijd iets ingewikkelds, of ze nu romantisch is of niet. De sleutel is dat Margaret en ik al muzikale partners in crime waren lang voor we begonnen te daten. We hadden samen een band, we schreven samen, ik speelde haar muziek. Met andere woorden: het vertrouwen was er al.

Ik ben een jazzgitarist, maar zij bekijkt me als een songwriter, zanger en gitarist. Ze is niet snel onder de indruk als ik iets hips in de jazzsfeer doe. ‘Het is jazz, dus hier gelden andere regels’: daar doet ze dus niet aan mee. Zó iemand heb ik nodig, niet iemand die me napraat. Ik heb in de studio nooit het gevoel gekregen dat het wrong: Margaret producete de band, niet gewoon mij.

Daardoor kon ik gewoon een van de vier muzikanten in de studio zijn, zonder dat ik vanuit vogelperspectief hoefde toe te kijken. En aan de andere kant van het studioglas zat iemand die durfde te zeggen: ‘Doe nog maar een take, jongens.’ Of nog beter: ‘Je solo is de helft te lang.’

Wat die beknoptheid betreft: improvisatie in jazz wordt vaak verkeerd begrepen. Het betekent níét, zoals Homer Simpson zei: ‘These guys are just making stuff up!’

Lage: Precies! Improviseren betekent niet ‘spring van een klif zonder parachute’. Improviseren is een kwestie van architectuur. Het is een parachute bouwen.

Je werkte voor twee albums samen met Jeff Tweedy, de frontman van Wilco. Heeft dat je songwriting beïnvloed?

Lage: Enorm. Toen ik aan het album Squint werkte, nodigde hij me uit in The Loft, zijn studio in Chicago. Ik heb hem toen niet zozeer gevraagd om samen te schrijven, maar om mijn composities te demonteren. We zijn al lang vrienden, maar tegelijk is hij ook een soort leraar voor me. Jeff verstaat de kunst om in een beknopt muziekstuk toch emotionele complexiteit te stoppen. Daar werkte ik de laatste jaren ook naartoe. Het is me als componist niet om lengte te doen, ik wil vastberadenheid laten horen. Ik heb veel van hem geleerd over de opbouw van emoties in een song. Weet je, een song schrijven is zoals een goeie grap verzinnen: je begínt met de laatste zin, de punchline. Anders loop je onderweg verloren.

In Europa is er in de jazz een gitaarboom aan de gang, van de atmosferische Jakob Bro tot de opstanding van jazzrock. Tegelijk vertelde tenorsaxofonist Branford Marsalis, die op Gent Jazz op dezelfde dag speelt als jij, ons: ‘Als ik koning was, zou ik alle gitaren verbannen uit de jazz.’ Dat wordt een food fight in de backstage.

Lage: Heeft hij dat echt gezegd? (schatert) Kijk, ik weet niet of Branford het zo bedoelt, maar veel mensen vernauwen de gitaar in de jazz tot de heel doffe sound uit de jaren vijftig, toen de gitaar vaak werd benaderd als een saxofoon. Voor mij begint het veel vroeger, met mensen als Johnny St. Cyr, die in de jaren twintig in de band van Louis Armstrong zat. (op dreef) Alles heeft te maken met de sound van een gitaar in de mix. Luister naar Mundell Lowe bij Charlie Parker, naar Charlie Christian bij Benny Goodman, naar George Barnes bij Big Bill Broonzy. Die mannen kregen ruimte, je hoorde de gitaar ademen.

Op dat vlak waren de jaren 1930 een gouden tijd voor de gitaar: alles evolueerde toen zo ontzettend snel. Maar zoals alles verloopt het in fasen. Dingen zijn even in de mode, dan niet meer, dan komen ze terug. Als je als jazzstudent – zoals ik er een ben – dan een periode tegenkomt die je minder aanspreekt, doe je er goed aan om even opzij te kijken. En wat zag je begin jaren vijftig? Nashville en Memphis. Met andere woorden: country en het begin van de rock-‘n-roll! Als je gitaar studeert, studeer je tegelijk de culturele verschuivingen. We hebben het over het instrument dat het temperament van de popcultuur heeft bepaald, hè. En dat spoor vanuit het zuiden kwam dan weer de jazz in gegleden – in Chicago en New York, maar ook in Kansas en Oklahoma. Zo kreeg je de verschillenden territories in de jazz. We zijn nog geen 100 jaar ver en kijk eens wat voor een wereld er al is gecreëerd.

Ik ga graag terug naar die begindagen van de elektrische gitaar, toen ze levendig en vurig was. En daarom speel ik ook zo graag op instrumenten van een jaar of 70 oud. Ze vertellen je veel, ze bepalen hoe je gedraagt in hun gezelschap. (valt stil) Ik weet het, ik ben een nerd als het hierop aankomt.

Bij ons ben je veilig. Klopt het dat je ooit een stethoscoop hebt vastgeplakt aan je Telecaster?

Lage: (lacht verlegen) Yep, maar ik zou het niet aan iedereen aanraden. Ik wilde de impact van de trillingen van de snaren op het hout horen. De rijkdom van de klanken was overweldigend, maar luid dat het was! Gewoon ondraaglijk. Beloof me dat je dat nooit doet.

Toeme.

Julian Lage Trio

Speelt op 14.07 op Gent Jazz.

Julian Lage

Wordt geboren op kerstdag 1987 in Santa Rosa, Californië. Is het onderwerp van de documentaire Jules at Eight.

Deelt op zijn negende het podium met Santana en treedt drie jaar later op tijdens de Grammy-uitreiking.

Brengt tussen 2009 en 2021 zes albums uit als leader die telkens een andere gitaar belichten.

Tekent in 2021 bij Blue Note.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content