‘WAAR BLIJVEN DIE SANDALEN?’
Hij was zijn eerste admiraal bij het maken van De Laatste Rit. Interview met Raymond van het Groenewoud en Tom Van Laere, de Mister Miyagi en Karate Kid van de Vlaamse rock. Maar ook partners in waanzin. ‘Toen hij mij een ongelofelijk lieve en sympathieke scheldbrief stuurde, wist ik: dit wordt een geweldige plaat.’
Een paar uur na dit interview post Raymond, grijns om de lippen, een bericht op zijn Facebook. Vanochtend interview met Stijn T. van de Knack. Admiraal Van Laere was erbij. De Admiraal zei: Vlaamse rock, da’s toch belachelijk. Ik kwaad weggelopen. Hij heeft wel gelijk natuurlijk, maar toch. Eerst een miljoen euro vangen voor mijn nieuwe cd, en daarna afvallig. Waar gaat het naartoe?
GELOOF GEEN VOSSEN DIE DE PASSIE NIET PREKEN. En geloof niet in rock-‘n-roll op vrijdagmorgen. Raymond van het Groenewoud en Tom Van Laere zijn allebei een kwartier te vroeg op het appel. Terwijl de stoelen van het Antwerpse café Stanny nog op de tafel staan, bestellen ze een kleine koffie en een Spa Blauw.
In gedachten laven ze zich aan champagne en roken ze Cubaanse sigaren, de beste in tijden. Want de dingen zijn zo goed als altijd subjectief, maar soms zijn ze ook gewoon zoals ze zijn: Raymonds nieuwe plaat is geweldig. Zijn Laatste Rit. Die ging ongeveer zo: ’s morgens keek hij naar zijn oude rotkop in de spiegel. Overdag zei hij niets over jouw liefde, maar ’s nachts zong hij de maan toe.
‘HET IS NIET ZO DAT IK MET DIE TITEL EEN STATEMENT WIL MAKEN: DIT IS MIJN LAATSTE PLAAT… Ik zou het trouwens nooit gezegd krijgen als ik het zo somber inzie. Ik weet niet of ik ooit nog een plaat ga maken. Maar doen alsof het de laatste keer was, leek mij romantisch verantwoord. Ik besef wel dat ik het nu overal moet gaan uitleggen. Maar dat was voor mij geen reden om naar een titel te zoeken die vooral niet De Laatste Rit luidt.’
– ‘Er komen amper vrouwen voor op De Laatste Rit‘, zeg ik. ‘En zelfs geen seks. Tijdens vorige ritten was u iets vleziger…’
Raymond verslikt zich bijna in zijn kleine koffie.
– ‘Is dat zo? Daar heb ik nu geen seconde over nagedacht. Hij (Wijst naar Tom Van Laere) heeft ze in elk geval niet geschrapt.’
– ‘Hij heeft nu je plaat geproducet. Maar ga je straks ook met hem optreden?’
– ‘(Verbaasd) Met Tom?! Ik val nog liever dood.’ (Lacht)
– ‘Waarvoor ben je dan gevallen?’
– ‘Voor zijn waanzin.’
WANNEER ZE ELKAAR VOOR HET EERST ONTMOET HEBBEN, weten ze niet meer. Alleen nog waar het was: in café De Pluim in Deurne City. Het lot. Raymond kende de Admiraal van horen zingen en zeggen. Of beter: van Roland. Tijdens een rendez-vous had die hem verteld over de plaat die ze samen gemaakt hadden. Dat het geweldig werken was met de Admiraal – ze waren samen een beetje Sjors en Sjimmie van de Rebellenclub. Later had hij vaak naar die Rolandplaat geluisterd, tijdens lange autoritten. En enthousiast op het stuur geklopt.
Hoewel geen van beiden echt gul is met decibels, smolt hun wederzijdse bedremmeldheid in De Pluim direct. Raymond: ‘Het leek alsof we al over van alles en nog wat gepraat hadden, alsof er een gemeenschappelijk verleden was.’
MAANDEN NA DIE EERSTE ONTMOETING IN DE PLUIM VROEG RAYMOND AAN DE ADMIRAAL OF HIJ ZIJN NIEUWE PLAAT WILDE PRODUCEN.
‘Hij belde om halféén ’s nachts’, zegt Tom, ‘Ik was wel heel verrast.’
RAYMOND: Het schoonste was dat hij vroeg: ‘Mag ik dan ook eerlijk zijn?’
TOM: Ik was vereerd. Raymond is een legende, hé. Tegen zo iemand zeg je niet meteen: ‘Ik vind het niet goed.’ Die eerste maanden hebben we vooral lange gesprekken gevoerd: over filosofen, regisseurs, over Voir un ami pleurer van Jacques Brel… zo veel eigenlijk. Behalve over de plaat die we gingen maken. Ik voelde me een beetje zoals in de film The Karate Kid over een jongen en een wat oudere heer, Mister Miyagi, die hem alles leert. Ogenschijnlijk heeft het niets met karate te maken, maar toch. Raymond was Mister Miyagi en ik The Karate Kid. Maar op een bepaald moment heb ik hem wel gezegd: ‘Dat en dat nummer vind ik niet goed.’ De volgende dag kreeg ik een ongelofelijk lieve en sympathieke scheldbrief over wat hem allemaal niet beviel. (Lacht) Toen wist ik: dit wordt een geweldige plaat.
RAYMOND: Ik was het niet gewoon dat iemand in mijn songmateriaal grote kuis hield. Ik laat mijn vleugels normaal niet knippen. Maar hem vertrouwde ik, want hij kon het. We hoefden het ook niet eens te zijn met elkaar, en dat was fantastisch.
TOM: Op een bepaald moment had ik een nummer afgekeurd. Het eerste wat hij op de volgende repetitie zei was: ‘Oh maar nu heb ik ongelofelijk veel zin om dat nummer te spelen.’ Waarna hij vervolgens twee uur lang dat nummer speelde. (Lacht) Maar ik jende hem ook graag. Toen we al een tijd bezig waren, zei ik: ‘Allez, dan hebben we nu al drie goede nummers.’ Waarop hij ontgoocheld keek, zo van: ‘Komaan, zeg.’ Niet veel later zaten er een paar absolute wereldsongs in mijn bus.
Leer jij, man van vele oorlogen, nog iets van zo’n snotneus van 37?
RAYMOND: Ja. Ik zag mezelf totnogtoe als leider van een balgroep die zijn eigen nummers coverde. Als ik op de baan maar verkocht kreeg wat ik wilde verkopen, was het allang goed. Niet te veel extra pedalen of gitaren, dat was alleen maar tijdverlies. Ik denk dat Tom dacht: die jongen kan wel een song schrijven, maar doet te weinig zijn best om een gitaar fatsoenlijk vast te pakken. Hij gaf me het juiste geluid. Maakte van huppeldepupnummers chansons. Het was alsof ik signalen kreeg uit de hemel.
TOM: Op een dag vroeg ik aan Raymond om iets heel moeilijks te doen. Hij ging naar de microfoon, deed het alsof het niets is. Wij stonden met open mond te luisteren: ‘Wow, dat was ongelofelijk straf. Doe dat nu ook eens in de studio.’ ‘Ah nee’, antwoordde Raymond, ‘dat is zo verschrikkelijk moeilijk, dat kan ik maar één keer.’ En effectief. (Lacht) Wat ik zo leerrijk vind aan werken met oudere artiesten als Emmylou Harris of Raymond: die zijn allang niet meer bezig met de vraag: ‘Doe ik het nu goed?’ Maar wel met: ‘Hoe kan ik dat nummer het best brengen?’
RAYMOND: We verschillen ook wel. Ik lig in bed en krijg dan vaak een visioen over een nummer. Tom maakt graag iets al doende.
TOM: Ik heb één keer geprobeerd om met Raymond te jammen, maar een groot succes was dat niet. ‘Amai’, zei hij, ‘dat is tof. Allez, ik hoor het nog wel.’ Ik voelde dat het niet voor herhaling vatbaar was (Lacht). Raymond schrijft vanuit de stilte. Soms mailde hij dat hij een bepaald soort licht gezien had ’s nachts. Wat later zat er dan een prachtige tekst in mijn bus:
Maanlicht kom je mij verblijden?
Maanlicht, in mijn sombere tijden
Kies je, wit of geel of rood of blauw?
Wil je ook haar hart verlichten?
Toon haar jouw verstild gezicht
En zeg haar dat ik zoveel van haar hou
Heel mooi.
RAYMOND: Het is een standard, hé. Het zou geschreven kunnen zijn in the Brill Building. Maar niet dus, wel in Cyprus. De beelden kreeg ik cadeau, ik moest de tekst alleen nog opschrijven. Ik ben helemaal niet geboren met het maangevoel. Het is me aangeleerd: sinds ik een paar relaties had met vrouwen die nogal heftig reageerden op het fenomeen ‘maan’.
Vertel eens, jij als ervaringsdeskundige: waarom zijn trieste songs altijd de mooiste?
RAYMOND: Omdat triest en troost heel dicht bij elkaar liggen. Maar dat geldt niet voor iedereen. Heel wat mensen vinden dat muziek voor plezier moet zorgen. ‘Waar is dat feestje? Hier is dat feestje.’ Er moet absoluut een feestje zijn. Dat het daarna soms eindigt op zelfmoord, vergeten ze. Dan lijkt het me toch gezonder om af te toe te zingen: ‘Ik voel me niet goed.’
‘Kind van het Weekend’ is nog zo’n droeve song over Luca, je zoon uit een vorige relatie. ‘Kind van het weekend – blijft hier maar even’ (…) en ‘Kind van de rekening – moet ermee leven’. Ik hoorde het je de eerste keer zingen in de Roma als bisnummer na een uitbundig concert. De sfeer in het publiek werd plots heel beklemmend.
RAYMOND: Ik heb het ook altijd moeilijk als ik het zing. En toen ik het schreef. Zo’n lege kinderkamer, de cafard daarvan. (Zwijgt even) Ik vrees dat ik niet zo’n goede opvoeder ben, daarvoor ben ik te veel met mijn eigen ding bezig. Wat je uitstraalt, wie je bent: dat is de invloed op je kind. Hij imiteert het. Of net niet. Luca lijkt vooral op zijn moeder. In die zin dat hij geen schrik heeft van de mensen. Hij loopt op iedereen af. Ik daarentegen. (Lachje) ‘Je kunt niet bang genoeg zijn voor de mensen’, zei Céline ooit.
Je bent wel pijnlijk autobiografisch. Vindt hij dat fijn?
RAYMOND: Hij is negen en heel enthousiast over die song.
Wacht tot hij vijfentwintig is.
RAYMOND: Nee, nee…. Lou Reed zei ooit dat hij zeker was dat hij klop ging krijgen nadat hij Walk On The Wild Side geschreven had. Maar tot zijn grote verbijstering was iedereen heel vereerd dat ze erin stonden. Bij mij is dat ook zo: iedereen was daar gelukkig mee. Behalve Lena uit Bleke Lena, maar ook die is bijgedraaid. Ik denk dat de ijdelheid van mensen het altijd wint.
Over autobiografische songs gesproken. Tom, tijdens Nekka zong je vorig jaar een tekst van Raymond: ‘Ik zing in de taal van mijn moeder. (…) Ik was vaak genoeg een lafaard, maar hierin ben ik een man.’
TOM: Wat inderdaad behoorlijk ironisch was. (Lacht)
Pas op, ik schrijf weleens een tekst in het Nederlands, maar ik heb in die taal mijn toon nog niet gevonden.
RAYMOND: Ik wilde met die song geen statement maken, dat is het mij niet waard, maar toch… Als ik een chachacha maak, vragen alle journalisten mij: ‘Maar Raymond toch, waarom blijf je toch met sjablonen werken?’ Maar als hij iets maakt waarvan ik hatelijk zou kunnen zeggen ‘Het is tweedehands Tom Waits’, dan zegt iedereen: ‘Wow tof.’ Zolang het uit Amerika komt, is het per definitie goed. Ik heb het moeilijk met dat muzikale imperialisme.
Jullie zijn allebei boegbeelden van de Vlaamse rock, maar ook wel ergens einzelgängers. Een citaat van jou Raymond, vijfentwintig jaar oud: ‘Ik ruil de hele Vlaamse rockscène in voor een plaat van Willem Vermandere. ‘
RAYMOND: Oh maar dat zou ik vandaag herhalen. In die wereld is het bon ton om te lachen met mensen die sandalen dragen. Ik vind dat nogal enggeestig.
TOM: Ik heb vroeger veel getennist. Toen ik mijn racket voor een gitaar inruilde, dacht ik verlost te zijn van die bekrompen mensen, maar het werd net erger. Je bent een rebel als je gehoorzaam bent aan de wetten van de rock-‘n-roll. In die zin vind ik iemand met sandalen veel meer rock-‘n-roll: die doet tenminste niet mee aan de mantra van de bende. Wat niet wegneemt dat bepaalde mensen echt rock zijn.
RAYMOND: Willy Willy bijvoorbeeld: dat is iemand die leeft in zijn eigen zalige rockdroom. En dat bedoel ik niet slecht of hatelijk – integendeel. Maar ik heb er dus moeite mee om tot een term te worden teruggebracht.
Voel je jezelf onderschat?
RAYMOND: Constant. (Lacht) Nee hoor. Maar ik ga er wel van uit dat deze plaat geweldig onderschat zal zijn. Toen ik Twee Meisjes opnam, wist ik: dit is bijzonder. Maar toen het uitkwam, gebeurde er niets. En de jaren daarop ook niet. Tot het plots het lijflied bleek te zijn van een deelneemster uit Expeditie Robinson. De programmamakers vroegen of ik dat nu ook eens live wilde zingen. Zo is dat nummer zijn eigen leven gaan leiden.
TOM: Ik heb Raymond maar één keer kwaad gezien. Toen ze op Radio 1 zeiden dat Twee MeisjesNe Me Quitte Pas van de troon gestoten had als beste Belgische lied aller tijden.
RAYMOND: Ik werd er vooral moe van. Het zijn twee mooie nummers. Totaal onzinnig om daar een competitie tussen te houden.
Ben je bang van succes?
RAYMOND: Het werkt wel verlammend. Ik had het daar eens over met Tom Barman. Zijn exacte woorden ben ik vergeten, maar het kwam erop neer dat hij het zo’n kick vond om op het podium the king te zijn. Volle bak, het applaus, je krijgt er een stijve van. Terwijl ik het vroeger in mijn bekendste periode heel lastig vond om op te komen en al meteen onder het applaus bedolven te worden. ‘Aaaah hij is daar.’ Het kan dan alleen nog maar tegenvallen. Eigenlijk is er dan maar een oplossing voor: een keer groeten en weer weggaan. Dat zou het ideale optreden zijn in die situatie. (Lacht) Het publiek zou dat nog fantastisch vinden ook: ‘We zijn geweest en hij was er.’ Nee, ik heb veel liever dat een optreden voor beide partijen een ontdekkingstocht is.
TOM: Het gevaar van succes is dat je het terug wil of steeds maar meer. Je kunt de wereld winnen, maar jezelf verliezen.
RAYMOND: Dat is mooi gezegd. Eigenlijk zou ik wereldberoemd willen zijn, maar ze moeten me wel met rust laten. (Lacht)
HET IS VRIJDAGMIDDAG, DE STANNY ZIT INTUSSEN HELEMAAL VOL. Raymond moet het kind van het weekend gaan halen in Ukkel. Net voor we afscheid nemen, zegt de Admiraal: ‘Weet je wat het mooiste moment van De Laatste Rit was? Op een bepaald moment was hij het nummer Aan de meet aan het zingen en ik zag dat hij ontroerd was. Dat hoor je op de plaat, hij hapt letterlijk naar adem. Wat later zag ik hem heel gelukkig naar zichzelf luisteren. Nog nooit meegemaakt: iemand die zo gelukkig werd van zijn eigen muziek. Toen was ik ook blij.’
Tijdens dat nummer zing je: ‘Ik heb zowat elke rit verloren…’
RAYMOND: Die zin klonk gewoon goed. (Lacht) Zelfs Eddy Merckx heeft de meeste ritten in zijn leven verloren. Ik sta ’s morgens altijd op met de beste bedoelingen en weet hoe het is om een goed mens te zijn. Maar ’s avonds ben ik het allemaal vergeten en heb ik er weer een knoeiboel van gemaakt.
Bij wijze van afscheid, een lastige vraag van Max Frisch. Heb je het gevoel dat je nog altijd wijzer wordt of is dat gevoel op een bepaald moment opgehouden?
RAYMOND: Nee. Ik leer nog altijd bij. Ik vind het nog altijd een fijn gevoel als bepaalde van mijn inzichten onderuit gehaald worden. Meestal is het zo dat mensen eigenlijk beter meevallen dan ik oorspronkelijk dacht. Iedereen houdt soms de boot af: omdat de stem van een persoon niet goed klinkt, het chemisch niet klikt… Maar stuur twee willekeurige mensen op expeditie en dan zal telkens blijken dat ze veel meer op elkaar lijken dan ze eigenlijk dachten. Alleen: in een complexe wereld volstaat één zin om mensen tegen elkaar in het harnas te jagen.
DE MISTER MIYAGI EN THE KARATE KID VAN DE VLAAMSE ROCK GEVEN ELKAAR NOG EEN KUS OP DE WANG, ZOALS DE ECHTEN DAT OOK DOEN. En vertrekken, de stad in, op naar nieuwe avonturen. Waar gaat het naartoe?
Uren later. Op het smoelenboek kreunt Raymonds muur van de verontwaardigde reacties na zijn grap over de afvallige Admiraal. ‘Goed gedaan door weg te gaan, Raymond.’ En: ‘Wat heeft die man een pretentie. Raymond is een standbeeld in de Vlaamse rock. Dat weet toch iedereen. Waarschijnlijk denkt hij vooral aan geld en wat het opbrengt, de muziek is niet prioritair in zijn ogen denk ik.’
Mister Miyagi post een nieuw bericht. ‘En hij heeft nog wel een baard. Waar blijven die sandalen?’
Niemand reageert. Buiten schijnt de maan.
DE LAATSTE RIT
Raymond van het Groenewoud, uit op 28/10 bij EMI.
WRECK COLLECTION
Het best-ofalbum van Admiral Freebee, uit op 28/10 bij EMI.
DOOR STIJN TORMANS – FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE
‘RAYMOND WAS MAAR ÉÉN KEER KWAAD: TOEN ZE ZEIDEN DAT ‘TWEE MEISJES’ ‘NE ME QUITTE PAS’ VAN DE TROON GESTOTEN HAD ALS BESTE BELGISCHE LIED ALLER TIJDEN.’ [TOM]
‘EIGENLIJK ZOU IK WERELDBEROEMD WILLEN ZIJN, MAAR ZE MOETEN ME WEL MET RUST LATEN.’ [RAYMOND]
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier