TWIN PEAKS IN FRANS-VLAANDEREN
Met de verkwikkende, tegendraadse tv-serie P’tit Quinquin maakt Bruno Dumont korte metten met zijn reputatie van ernstige, filosofische filmregisseur. Het onderzoek naar de aard van de mens gaat voort, maar voortaan mag er gelachen worden. ‘Ik ben behalve zeer ernstig ook optimistisch en goedlachs. Nee, dat is geen contradictie.’
Bruno Dumont die een prettig gestoorde, ja zelfs grappige, tv-serie maakt? Een mens zou nog eerder vermoeden dat varkens kunnen vliegen, maar de Noord-Franse regisseur van existentialistische, grauwe, monumentale en veelal controversiële films als La vie de Jésus (1997), L’humanité (1999), Flandres (2006) of Hadewijch (2009) hééft een tv-serie gemaakt en ze is nog prettig gestoord en grappig ook. Daar verrast hij zelfs zichzelf mee. ‘Het is ook voor mij een revelatie. Ik heb met veel plezier drama’s gemaakt, maar dat gaf geen voldoening meer. Ik draaide in cirkels. Het was tijd om eens wat anders te doen. Dat P’tit Quinquin mijn imago van serieuze, strenge, mystieke cineast vergalt, is mooi meegenomen. Ik was dat imago al een tijdje beu én ik doorbreek graag het beeld dat men ergens van heeft.’
Wat Dumont vooral verbaasde, is dat hij het drama en zijn favoriete landschap (Noord-Frankrijk) de rug niet moest toekeren om de komische toer op te gaan. ‘Ik dacht aanvankelijk dat ik andere oorden moest opzoeken, maar niets is minder waar. Het komische was de hele tijd al aanwezig in mijn werk en lag als een duiveltje op de loer. Een banaan om over uit te glijden, meer was er niet nodig. Dankzij P’tit Quinquin besef ik nu dat het komische heilzaam is en een filosofische dimensie heeft. Het is niet omdat een scène de kijker doet lachen, dat er geen diepgang is. Ik zie nu in hoe er gravitas in de lichtheid kan zijn, hoe paradoxaal dat ook lijkt. En plus past humor bij mijn iconoclastische karakter: het komische ontregelt.’
P’tit Quinquin is Twin Peaks à la française in een godvergeten kustgemeente in Frans-Vlaanderen. In de eerste van vier afleveringen trekt een helikopter een dode koe uit een oorlogsbunker. In de koe wordt het hoofd van een vrouw aangetroffen. De rode draad doorheen de serie is het onderzoek van inspecteur Van der Weyden – een knipoog naar de Vlaamse Primitief Rogier van der Weyden. ‘Het onderzoek zorgt voor spanning en structuur, maar verwacht geen oplossing. Het wie en waarom interesseert me niet. Het lijkt me verschrikkelijk een project eerst veel fantasie te gunnen om op het einde alles te reduceren tot “hij heeft het gedaan”. De kijker heeft snel door dat het onderzoek van de pot gerukt is en eigenlijk maar een aanleiding is voor allerlei uitweidingen en vertekeningen.’
Die inspecteur Van der Weyden is een eigenaardige, clowneske figuur. ‘Je hebt wat tijd nodig om te wennen aan de compleet geschifte wereld van P’tit Quinquin. Vooral aan die inspecteur heb je als kijker een kluif. Hij valt buiten het gewone. In de doorsnee-tv-serie is de rechercheur een redundant personage: hij valt samen met zijn functie. Ik pak het omgekeerd aan. Ik heb die rol toevertrouwd aan iemand die niets met die functie te maken heeft. De man in kwestie is een handarbeider die al allerlei jobs uitgeoefend heeft en vooral tuinwerk doet. Die enerverende tics zijn niet gespeeld, dat zijn zíjn tics – ik wil er wel op wijzen dat niet de acteurs kierewiet zijn, maar wel de scènes.’
Bruno Dumont heeft de gewoonte om te werken met niet-professionele acteurs wier fysiek ferm durft af te wijken van die van de grote sterren. ‘Ik krijg soms verwijtend de vraag waar ik die mensen toch vandaan haal. Maar wandel eender waar rond, zelfs in Parijs, en je ziet veel karakterkoppen. Zo uitzonderlijk is dat niet. De meeste films en series worden bevolkt door actrices en acteurs die een afspiegeling van een ideaalbeeld zijn. Maar ik wil over het leven praten. Ik heb mensen uit het dagelijkse leven nodig.’
De centrale figuur is niet Van der Weyden, maar een belhamel die ‘P’tit Quinquin’ (‘kleine ket’) wordt genoemd. P’tit Quinquin haalt het soort kattenkwaad uit dat van de Witte van Zichem een volksheld maakte, maar hij toont zich ook een paar keer van een zeer lelijke kant. Dumont blijft Dumont. ‘Dit maakt deel uit van een filosofisch project. Mij interesseert de aard van de dingen. Mensen zijn ambivalente wezens. We leven met P’tit Quinquin mee, maar tegelijk kan hij een rotjoch zijn, een echte schobbejak met verontrustend gedrag. Het is veel eerlijker, meer in overeenstemming met de natuur van het kind om hem zo af te schilderen dan als de onschuld zelve. Ja, P’tit Quinquin is een racist. In Frankrijk is het verboden zulke dingen te zeggen en te denken, maar dat vloekt met de realiteit. Veel mensen zijn racistisch. Ik weiger dat te ontkennen. Ik weiger een moreel oordeel te vellen over mijn personage. De cinema is geen kerk, en ik ben geen pastoor. P’tit Quinquin heeft een lelijke kant. Is hij daarom een smeerlap? Dat valt nog te bezien. Ik beweer nergens dat hij fantastisch is. Iemand uitlachen omdat hij zwart is, is niets om trots over te zijn.’
Dumont mag dan wel televisie en humor ontdekt hebben, hij blijft een beeldenstormer. ‘Ik schep plezier in het doorbreken van pretentie, verwaandheid, fatsoen, moraal. In een film of tv-serie mag dat. Daar mag je de grenzen aftasten, het bizarre verkennen en het over de dingen hebben die niet gezegd en gedacht mogen worden, maar die we wel zeggen en denken. Dat ‘vaccineert’ ons. Shakespeares helden waren ook afschuwelijk. Niemand verwijt hem dat hij Richard III als model naar voren heeft geschoven.’
Het decor van P’tit Quinquin is Frans-Vlaanderen ten voeten uit, maar over de regio heeft de serie niks te vertellen. ‘Als je een portret van Noord-Frankrijk verwacht, zul je teleurgesteld zijn. P’tit Quinquin gaat over de aard van de mens en heeft iets surreëels en tijdloos. Hoe graag ik dat ook zou willen, je kunt het onzichtbare niet filmen. Je moet je behelpen met het zichtbare: het landschap en de mensen die je omringen. Vergelijk het met de Vlaamse schilderkunst. De tableaus gaan over de hemel en religie, maar het landschap is Vlaams, de lichamen zijn Vlaams en Christus heeft de kop van een Vlaamse boer.’
P’TIT QUINQUIN
Uit op dvd.
DOOR NIELS RUËLL
BRUNO DUMONT ‘JA, P’TIT QUINQUIN IS RACISTISCH. MAAR IK WEIGER EEN MOREEL OORDEEL TE VELLEN OVER MIJN PERSONAGE. DE CINEMA IS GEEN KERK, EN IK BEN GEEN PASTOOR.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier