Tobias Cobbaert

‘Wandelen is mijn verzet tegen een maatschappij die steeds sneller en efficiënter moet gaan’

Tobias Cobbaert schrijft wekelijks over wat hem wakker houdt. Of net niet.

Als ik de keuze heb om een kwartiertje te fietsen of drie kwartier ergens heen te wandelen, dan kies ik bijna altijd voor het tweede. En ik ben er honderd procent van overtuigd dat het mijn levens­kwaliteit bevordert.

Toegegeven, oorspronkelijk heb ik het wandelaars­leven niet uit filosofische over­wegingen gekozen. Tijdens mijn allereerste week als student werd ik aangereden en omdat ik te lui was om mijn fiets te laten herstellen, ben ik me maar te voet beginnen te verplaatsen. Een plan had ik niet. Het is me dus allemaal eerder per ongeluk overkomen, maar al snel ontdekte ik dat dit best een aangename manier is om door het leven te gaan. In mijn hoofd spelen zich vaak vijf verschillende dingen tegelijk af, en tijdens wandelingen gaat de storm eventjes liggen.


Wie vaak in de fitness te vinden is, is nu waarschijnlijk met zijn ogen aan het draaien. Het is toch algemeen ­geweten dat je je beter voelt door te sporten? Waarom ­beschrijft die domme ­journalist dit ­proces alsof hij net het wiel heeft uitgevonden? Er is ­echter één probleem. Ik heb een gloeiende hekel aan alles dat naar fysieke inspanning ruikt, en de manier waarop sport mijn ­gemoed doet kelderen zorgt ervoor dat de vrij­gemaakte dopamine en endorfine in rook opgaan. Een lange, gezapige wandeling met wat muziek in de oren is het ­perfecte ­compromis om alsnog wat te bewegen zonder slechtgezind te worden.


Ondanks alles bots ik vaak op criti­casters. Ze hebben me al een opa ­genoemd (blijkbaar is wandelen iets voor bejaarden) of gevraagd of ik depressief was (blijkbaar is wandelen iets voor ongelukkige mensen). Maar de opmerking die het vaakst terugkomt, is eentje die tekenend is voor onze tijd. ‘Allemaal goed en wel, maar op die manier verlies je toch ongelooflijk veel kostbare tijd?’

Tenzij je obsessief aan het trainen bent voor de Dodentocht, word je als slome wandelaar zot verklaard.


Los van het feit dat ik me goed voel door te wandelen en ik het dus helemaal niet als ­verloren tijd zie, ben ik de traagheid van het wandelaarsleven beginnen te omarmen. In het kapitalistische systeem moet alles zo snel ­mogelijk gaan. Zo veel mogelijk seconden ­moeten ingezet worden op een nuttige ­manier, hetzij door geld te verdienen, hetzij door ­dingen te doen die je later zullen helpen om nog meer geld te verdienen. Dat keert ook terug in de manieren waarop we ons verplaatsen.


Fietspaden worden steeds meer geterroriseerd door speedpedelecs, mensen zonder rijbewijs worden nog altijd een beetje scheef bekeken en de slome wandelaar wordt al hele­maal zot verklaard. Tenzij je obsessief aan het trainen bent voor een megalomaan project als de Dodentocht. Of tenzij je netjes je stappen telt om die magische grens van 10.000 te ­halen en zo de indruk te ­wekken dat je toch ­productief naar een doel toewerkt. Laat het, ondanks mijn vurige ­pleidooi voor het ­wandelen, alsjeblieft duidelijk zijn dat je me op dat soort gedrag nooit zult ­betrappen. Ik weiger ­resoluut om de stappenteller op mijn gsm te activeren, want dat gaat in tegen de ­redenen waarom ik graag wandel.


Voor mij is wandelen een verzet tegen de moderne maatschappij waarin alles snel, ­efficiënt en productief moet zijn. Zou ik een halfuur sneller op mijn afspraak kunnen zijn door op de fiets te springen? Ja, maar fuck you, ik ga er lekker mijn tijd voor nemen. Eerst nog tien minuutjes met mezelf discussiëren over welk album ik onderweg ga luisteren, dan op mijn gemak vertrekken en genieten van alle kleine, grappige dingetjes die je onderweg kan spotten, maar die je nooit zou opmerken als je er al fietsend voorbij zoeft. Bovendien ga ik beter geluimd en minder bezweet toekomen, dus winnen we uiteindelijk niet allemaal in dit scenario?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content