Aangenaam verdriet ‘Terug naar Oppidum’ verzamelt drie romans over de jeugd van Winkler Brockhaus, maar levert vooral drie stukken onversneden Büch-melancholie voor de prijs van één.

Boudewijn Büch,Arbeiderspers, 455 blz., euro 17,50

Tijdens een ogenschijnlijk verloren gelopen passage van Geestgrond (1995) omschrijft Büch het autobiografische gehalte van deze romans: ‘Sinds mijn tiende jaar heb ik niet alleen iemand anders willen zijn, maar bén ik ook iemand anders. Eigenlijk heet ik Winkler Brockhaus. Mijn verhaal is dat van een jongen die zichzelf achternaloopt. Winkler Brockhaus is volkomen zichzelf, een jongen die het talent heeft om naar zijn eigen verwarring, zijn eigen gestoordheid en zijn eigen teloorgang te kunnen kijken.’ Het Dolhuis (1987) , Geestgrond en De Bocht van Berkhey (1996) verhalen inderdaad over het hoofdpersonage in Büchs bekendste werk De kleine blonde dood. Het Dolhuis geeft tekst en uitleg bij de oorsprong van Winklers pijn. Als een tienjarige, onbekommerde jongen wordt hij naar Huize Kindervrede gestuurd, waar hij via het systeem van de wij-taal, de depersonalisering en de strafheid van het regime in een patiëntenrol wordt gedwongen, en waar hij een gekte krijgt aangepraat en ingestampt, die hij tevoren nergens zelf ervoer. De jongen wordt verlegen, onzeker en een onuitroeibare vertwijfeling overmeestert hem. Die ervaring verklaart meteen ook waarom Winkler de tobberige jongeman wordt die we in Geestgrond leren kennen. Brockhaus is daarin een eenkennige landkaartenspeurder die als bezeten over de hele wereld reist, maar ontdekt dat de oorsprong van zijn wezen aan de binnenzijde van de Hollandse duinen ligt. In De Bocht van Berkhey wordt de relatie tussen vader en zoon – in de eerste roman nog een donderslag bij heldere hemel en verduidelijkt in de tweede roman – in al zijn facetten beschreven.

Net als een groot deel van Büchs oeuvre blinkt Terug naar Oppidum uit door een eenheid van schrijfstijl en thema’s. Büch heeft net als Winkler een wat hijgende, soms zelfs overladen, pedante schrijfstijl, die toch in de smaak valt door de aangename verwoording en de bijwijlen hilarische conversaties. ‘Ik heb mij sufgeneukt in mijn leven en heb zodoende nogal wat slechte ervaringen,’ antwoordt Brockhaus luchthartig op de vraag van een liefje of hij de vrijbeurt lekker vond, ‘maar wat ik met jou heb meegemaakt, slaat alles. Het leek wel of ik met een zak cement lag te wippen. Jezus, wat een afknapper!’ Schijnbaar openhartig, maar zonder het geheim te onthullen, vertelt Büch over de meest verschrikkelijke ervaringen uit zijn leven en slaagt hij erin om zwaarmoedigheid, dwangneurose, zijn poging tot solitaire stervensbegeleiding met zichzelf, de melancholia agitans tot aangenaam leesvoer te herscheppen: ‘Winkler had nooit last van “verdriet”. Hij beleefde de dag als een zware last en de nacht als een telkens terugkerende periode waarin hij op de dag moest wachten.’ Büch kan als geen ander een ratjetoe van sombere gevoelens en indrukken overtuigend beschrijven en tegelijk veel sympathie wekken. Hans Comijn

DOOR HANS COMIJN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content