De kleine Alfonso Cuarón wilde astronaut of regisseur worden. Omdat een militaire opleiding hem niet echt aantrok, werd het dat laatste. De juiste keuze, want de inmiddels 44-jarige Mexicaan heeft met zijn camera al méér wonderbaarlijke werelden verkend dan hij ooit vanuit een ruimtetuig had kunnen doen.

Blij met de goede kritieken voor ‘Children of Men’?

Alfonso Cuarón: Dat ook. Maar ik ben vooral blij met de film. Niets zo vreselijk als interviews moeten geven over een film waarover je zelf niet tevreden bent.

Heb je het nu over je Dickens-adaptatie ‘Great Expectations’, de enige flop uit je carrière?

Cuarón: Doet er niet toe. Ik was jong en naïef en ik had het geld nodig. (lacht)

Clive Owen zei dat ‘Children of Men’ gemodelleerd is naar ‘La Battaglia di Algeri’ van Gillo Pontecorvo.

Cuarón: Klopt. Jaren geleden kreeg ik al een versie van dit script in handen, maar toen ging het vooral over de strijd tussen een Britse dictator uit de opperklasse en een workingclassrebel, met veel actiescènes en grootse sciencefictiondecors. Ik vond er gewoon mijn weg niet in, waarop ik besloot om dan maar eerst die Harry Potterfilm te maken. Daar hoefde ik tenminste niet lang over na te denken. (lacht) Toch bleef het idee uit P.D. James’ roman – een onvruchtbare samenleving die aan het afsterven is – me achtervolgen, en toen ik per toeval nog eens La Battaglia di Algeri bekeek, vielen de puzzelstukjes plots op hun plaats. Ik besefte dat ik geen blitse scifi à la Blade Runner moest maken, maar een realistische, bijna documentair ogende roadmovie over het verdwijnen van menselijke waarden, het wegebben van blijdschap en hoop. In sciencefiction ben ik niet geïnteresseerd; wel in menselijk drama en in de politieke en sociale problemen van vandaag. Alleen heb ik die in een jasje gestoken dat er tegelijk realistisch en futuristisch uitziet.

Je werkt zoals gewoonlijk met lange, ononderbroken shots. Iets wat je maar zelden ziet in dit genre, maar het levert wel verbijsterende resultaten op. Die oorlogsscène op het einde bijvoorbeeld. Is dat echt één lange take?

Cuarón: Yep. Zeven minuten duurt ze, zonder cuts. Ik wilde dat de film dezelfde intuïtieve en ongekunstelde sfeer zou uitademen als Y tu mamá también. Daarin trachtte ik ook al het landschap en het sociopolitieke klimaat evenveel gewicht te geven als de personages en de drie met elkaar te laten versmelten. Alleen was dat dit keer veel moeilijker vanwege de grotere schaal en het fictieve element, en die lange takes vergden enorm veel voorbereiding. Ze zien er heel spontaan uit, maar elke stap en elke beweging is vooraf tot in het kleinste detail doorgenomen. Vooral de oorlogscènes waarin er van alles om de acteurs heen ontploft, waren lastig. Eén verkeerde stap en het is géén ketchup die je ziet, maar echt bloed.

Zet je jezelf niet enorm onder druk op die manier?

Cuarón: Jazeker, maar dat is net de kick. Aangezien ik een soort update met moderne, flexibele camera’s van La Battaglia di Algeri voor ogen had, wilde ik er geen enkel montage-effect in. Ik wilde momenten van waarheid vastleggen, getuigenis afleggen met mijn camera, alsof ik journalist was in een fictieve conflictzone. Eigenlijk is de film opgevat als één lang uitgesponnen newsreel, gezien vanuit het standpunt van één personage, dat van Clive Owen.

Die niet bepaald een stoere actieheld blijkt.

Cuarón: Hij is een Alleman, een saaie mus, een toevallige getuige die plots te midden van de actie wordt gedropt en tegen wil en dank de bodyguard wordt van de enige zwangere vrouw op een compleet onvruchtbare planeet. Geef toe: er zijn aantrekkelijker jobs. (lacht)

De film eindigt behoorlijk dubbelzinnig.

Cuarón: Ik geloof niet in cinema die eindigt wanneer het licht weer aangaat. Dan mag het pas beginnen. Deze film gaat over hoop, maar dat is iets wat je de kijker niet kunt opdringen – tenzij misschien met violen en zo’n fade-out waarbij iedereen mekaar begint te knuffelen. Maar in zo’n hypocriete Hollywood-bullshit had ik écht geen zin. Deze film houdt de vinger aan de pols van de sombere wereld waarin we leven en biedt een vaag optimisme, een mogelijkheid tot hoop. Wat je daar verder mee doet, is volledig aan jou. Sommigen vinden het einde cynisch en deprimerend, anderen zien er zelfs een katholieke parabel in. De enige rode draad die ik kan bespeuren, is dat oudere kijkers het eerder een pessimistische film vinden, terwijl het jongeren net hoopvol stemt.

Hoe verklaar je dat?

Cuarón: De oudere generaties stammen nog uit het tijdperk van de ideologieën, toen de maatschappij nog werd bestuurd door archaïsche samenlevingsmodellen en godsdienst. De jongeren zijn geboren toen de boel toch allang naar de kloten was. Zij hebben geen andere keuze dan de wereld te willen veranderen en optimistisch te zijn. Ze moeten wel, uit overlevingsdrang. En ze herkennen in deze film ook hun eigen leefwereld, met al zijn littekens. Jongeren zijn vandaag steeds vaker gedwongen op de afvalbelt en in de kooien van de oudere generaties te leven. Die hebben het milieu om zeep geholpen en zich kapot geconsumeerd, maar de rotzooi en de ellende is wel voor de jongeren. En dan loopt zo’n Tony Blair maar te zeiken over het feit dat de jeugd geen respect meer heeft. Waarvoor zouden ze nog respect moeten hebben? Dat al die politieke leiders eerst zelf eens het goeie voorbeeld geven.

Je bent zo te horen in een rebelse bui. Vandaar dat je na ‘Harry Potter and the Prisoner of Azkaban’ weer eens een kleinere film wilde maken?

Cuarón: Independent, mainstream, sciencefiction… Met labels hou ik me niet bezig. Ik weet alleen dat ik twee Mexicaanse films heb gemaakt, twee Hollywoodfilms en twee Britse. En dan nog. Het belangrijkste is dat ik mijn persoonlijkheid en culturele identiteit in die films kan stoppen.

Over culturele identiteit gesproken: bestaat er zoiets als een Mexican Wave? Met gelauwerde cineasten als jezelf, Alejandro González Iñárritu, Carlos Reygadas, Guillermo del Toro en Amat Escalante boert de Mexicaanse cinema niet slecht de jongste jaren.

Cuarón: Nu haalt u er wel de beste uit. Zo breed is die golf niet, al had het natuurlijk slechter gekund. Ik denk dat die creatieve opstoot vooral te maken heeft met de eigenzinnigheid en persoonlijkheid van de cineasten die je opsomt. Ik heb mijn regie-opleiding bijvoorbeeld nooit afgemaakt omdat ik van de academie werd gegooid en ook de anderen hebben hun stiel vooral geleerd door aan de lopende band naar films te kijken, in de bioscoop te zitten en met een cameraatje door het huis en over straat te hollen. Niet door braafjes op de schoolbanken te zitten en te wachten tot je eindelijk iets mocht filmen.

Loopt er inhoudelijk een rode draad doorheen de moderne Mexicaanse film: dat katholieke schuldbewustzijn en fatalisme bijvoorbeeld?

Cuarón: Dat vraag je beter aan een psychiater. Ik snap wel wat je bedoelt, maar persoonlijk ben ik een overtuigd atheïst en als tiener had ik ook al niet veel moeite om mijn katholieke opvoeding van me af te gooien. Dat geldt denk ik ook voor de anderen. Misschien zijn Reygadas, Iñárritu en ik wel de enige niet-katholieke Mexicanen ter wereld, en is het net dat wat ons met elkaar bindt en creatief maakt. Only God knows.(lacht) (D.M.)

D.M.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content