Zijn energie moet hij kwijt, om het even waar. Entertainment heeft hij gehad, een reportagemagazine ook. Dus maakt Luk Alloo deze keer een talkshow. Who cares? Televisie is toch tijdverlies! Maar dan wel professioneel ingevuld tijdverlies.
‘Eén uur tijdverlies’
Elke woensdag vanaf 20/3 – 22.15 VTM
Naar concrete informatie over de inhoud van zijn nieuwe programma hoeven we niet te hengelen. Het is vergeefse moeite. Het is vrijdagochtend, een dag na de persvoorstelling van zijn nieuwe talkshow en een week voor de televisiepremière ervan. Voor onze neus, op de redactie van TV6, blijkt toevallig een briefing van een vroege brainstorm te liggen. Als we er quasi achteloos in bladeren, moffelt Alloo ze direct weg en onderwerpt hij ons meteen aan een omerta. ‘De concurrentie luistert altijd mee en draait er haar hand niet voor om om nieuwe ideeën schaamteloos in te palmen’, bezweert hij. Op het gevaar af voor jaren verstoken te blijven van informatie over nieuwe programma’s: op basis van wat we hebben kunnen ontcijferen, etaleert het nieuwe format van het productiehuis meer originaliteit en durf dan we van zijn mediacollega’s ooit mogen verhopen.
Eén uur tijdverlies is de titel. Een figuur die de voorbije of komende week in de belangstelling stond of staat, de centrale gast, en Alloo de mentor van het gebeuren, tuk op ontroering en humor. Het publiek, 200 man sterk en verzameld in een speciaal ontworpen arena, is de derde hond in het spel.
Hinkt het programma niet op twee gedachten met een titel als ‘Eén uur tijdverlies’? Je klinkt als een tv-maker met een elitaire anti-mediavisie.
Luk Alloo: Ik heb die titel opgegooid tijdens een van de creatieve vergaderingen en hij is blijven hangen. Dat is nu eenmaal altijd mijn filosofie geweest: tv-kijken is enorm tijdverlies. In alle uren die een mens in zijn leven naar televisie keek, kon hij heel wat waardevollere dingen doen. Maar de titel is niet gekozen om het programma te banaliseren of te ridiculiseren. (op geruststellende toon) Néén, we gaan er uiteraard voor zorgen dat het géén uur tijdverlies is, dat het de moeite waard is. Wij zijn professionals (lacht).
Met zo’n titel snoer je de critici alvast de mond.
Alloo: We zullen waarschijnlijk het eerste programma zijn waarvan de televisiepers zegt: ‘Voilà, die zijn tenminste eerlijk!’ We gaan in het programma uiteraard nog iets met die titel doen, maar daarnaast staat het ook gewoon voor
Hoe moeilijk is een talkshow voor iemand bij wie hyperkinesie zowat zijn handelsmerk is?
Alloo: Maar ik ben niet
Ik heb ook niet de fout gemaakt eerst alle goede talkshows te analyseren, te evalueren om er dan de beste stukken uit te pikken, zoals vaak wordt gedaan in medialand. Ik zal gewoon een talkshow-decor adapteren op mijn lijf, het moet een tweede huid zijn.
De hoofdgedachte is om bekende en onbekende koppen, die iets in de komende week zullen presteren of die de voorbije week hebben ingekleurd op een leuke manier te interviewen, met veel verrassingselementen. Niets is voorgekauwd of doodgemaakt door een scenario. Kan ook niet, want ik weet vaak zélf pas drie minuten voor het gesprek wat ik ga vragen.
Dat onvoorbereide is je grote sterkte, maar tegelijk ook je achilleshiel. De kans is groot dat een gast blokkeert.
Alloo: Het is mijn taak om iedereen met een goed gevoel naar huis te sturen. Ook de gast, ja. Spontaneïteit is daarbij de belangrijkste troef. Dat heeft ook altijd de mooiste televisiemomenten opgeleverd in Sterren & Kometen: een gesprek dat zelf begint te leven wanneer de eerste vraag is gesteld. Télévision naturelle: de eerste handdruk ís ook de eerste handdruk.
In ‘Sterren & Kometen’ werd ook vakkundig geknipt.
Alloo: Niet iedereen weegt ook even zwaar qua verbale intelligentie, inhoud of karakter. En niet iedereen wil zijn ziel blootleggen voor de camera. In BV-land is iedereen erg op zijn hoede. Terecht, want wat ze zeggen, wordt uitvergroot.
Ik praat nooit over mezelf. Ik kan me moeilijk voorstellen dat inwoners van Zulte of Zwevezele überhaupt geïnteresseerd zijn in mijn privé-leven. En zelfs als dat zo was: ze hebben er geen zaken mee. De jongste jaren staat zowat elke bekende mens op de voorpagina van de krant met een verhaal over borstvergroting, scheiding, liposuctie, nieuwe wagen. Onbegrijpelijk. BV’s worden blijkbaar ingeschakeld om de lege kolommen in kranten op te vullen.
Ik erger me aan het fenomeen dat mensen die deel uitmaken van ‘Bekend Medialand’ opeens hoger worden ingeschat en een morele parameter worden voor de gewone man. Het is sneu dat die zich moet spiegelen aan een quote of het gedachtegoed van een bekende kop. Wie zegt dat ik het bij het juiste eind heb, bijvoorbeeld? Ik ben Mozes niet!
Laat je daarom het publiek participeren in ‘Eén uur tijdverlies’?
Alloo: Als ik voor tv zit, denk ik ook vaak ‘vraag eens dàt, en hoe zit dat?’ De beste stuurlui staan aan wal. Iedereen voor de buis waant zich beter dan Waseige, iedereen heeft commentaar op het regeringsbeleid en is intelligenter dan Verhofstadt. Als we er een oprecht forum van kunnen maken, met leuke kwieten, levert dat leuke televisie op, denk ik.
Is dat speldenprikjes-amusement, de zachte infiltratie, zo eigen aan je?
Alloo: Ik ben geen Walter Zinzen hè, geen Polspoel en Desmet. Ik ben niet de man die harde vragen stelt met een hoog irritatiegehalte. Zo zit ik niet in mekaar. Af en toe ga ik wel eens zeggen: ‘ Cut the crap; hul je niet steeds in diplomatiek middenveldsgelul. Praat eens op mensenniveau.’ Verder ga ik niet. Ik prefereer de zachte aanpak. Tijdens een gesprek zorg ik voor zelfcensuur, absoluut.
Eigenlijk probeerden we al met Duel in’97 om het gouden laagje rond de notoire kop wat af te schrapen. In de eerste plaats om te tonen dat ze ad rem kunnen zijn, en niet zo stijf als ze doorgaans geportretteerd worden. Vandaar dat we ze bewust weghaalden uit het besloten wereldje van nihilistische recepties, into reality. En dan steeds met caméra vérité.
Weet je, mijn televisiestijl heb ik samen met regisseur Patrick Tacq ( nu nog actief bij De Televisiefabriek van Paul Jambers, red..) in 1996 ontwikkeld. We deden gewoon ons ding, zonder scenario’s: we bleven gewoon filmen en lieten veel, zoniet alles aan het toeval en aan improvisatie over. Bij Jambers blikten wij stiekem filmpjes in die we op interne feestjes aan een select publiek toonden. Het was Duel en Sterren & Kometenavant la lettre. Jambers filmen op ongeziene plaatsen, gekke vragen stellen en fantasievol monteren. Ik hoor dat wel twintig mensen het briljante idee hadden om onze stijl uit te vinden. Wel, ik moet ze allemaal ontgoochelen: het waren Patrick Tacq et moi.
Ik heb me altijd geërgerd aan één fenomeen toen ik nog achter de schermen werkte: presentator ontmoet gast, presentator geeft hand en praat wat – vijf minuten later: de camera floept aan en dan toneelspelen. Dezelfde eerste hand enzovoort. Dat is de meest onechte ranzige soap wanneer je met human interest bezig bent. De onwennigheid van geïmproviseerde televisie is zo mooi, zoiets wil ik nooit weggooien.
Toen Goedele Liekens begon te huilen in ‘AllooPraat’ leek jij vooral onwennig. Dat was duidelijk niet de bedoeling
Alloo: Natuurlijk stond ik even perplex: ik weet nooit welke emoties er naar boven zullen komen als we iets maken. We waren er echt niet op voorbereid, we hebben het ook nooit in de hand. Anders had ik wel voor een zakdoek gezorgd of wat stilte, of de camera die wegzwenkt. Maar dat is een mooi bewijs dat het allemaal naturel is. Het is zeker nooit de bedoeling geweest.
Is Luk Alloo nu spijtoptant van het human interest-genre? Hevige emoties zijn toch onmisbaar voor de programma’s waarvoor jij ooit de research deed?
Alloo: Men heeft Jambers dat indertijd steeds verweten, die opzettelijke uitvergroting van emoties, het inzoomen op vochtige ogen. Maar Jambers lokte niets uit: researchers zochten getuigen, waarmee ze een voorgesprek hadden. De getuige is op die manier gewapend voor het Jambers-interview, want de ontroerende momenten wáren al eens doorgenomen met die researchers. Als de getuige dan toch nog breekt, is dat niet de bedoeling van Jambers geweest, no way.
Jambers laat zelden de camera wegzwenken wanneer de getuige breekt.
Alloo: Ach, ik kan me daar behoorlijk over opwinden. Men schrijft vaak dat Jambers te ver gaat of niet discreet is. Maar die mensen zien nadien de opnames eerst zélf, en beslissen dan met het team of iets wordt uitgezonden. Door Jambers’ aanpak zijn mensen over hun gevoelens beginnen te praten. Eerder was zoiets not done. Daarvoor sprak men in talkshows met halve oneliners en in holle slogans. Zodra het over echte gevoelens ging, was het programma afgelopen.
Dan kun je de rekening maken: wat is er mooiere tv? Het heroïneverslaafde meisje dat breekt voor de camera en de hand voor de lens houdt, omdat ze zich geneert voor wat de mensen zullen denken. Die camera blijft toch verder filmen, want als programmamaker moet je lak hebben aan die bedenking en de gêne van dat meisje. Mensen moeten maar eens leren aanvaarden dat iemand emotioneel wordt. Wat een ongelooflijke emotionele inertie en onkunde bestaat er niet in Vlaanderen: we kunnen niet meer om met gevoelens, we acteren.
VTM struikelde over 1000 kijkers en ‘Sterren & Kometen’ werd opgedoekt. Je klonk toen erg ontgoocheld.
Alloo: Dat is passé. Ik doe echt mijn zin. De plannen voor Alloo Undercover werden zeven jaar geleden al ontwikkeld, met Chris Michel (VTM-verslaggever), toen we samen voor Jambers werkten. De nieuwsdienst vroeg ons, maar ik wilde niet in een maatpak, en vroeg aan Gaby Feyaerts (toenmalige directrice informatie VTM) om een onderzoeksjournalistiek programma, maar toen waren er geen middelen voor. Nu heb ik het wél mogen doen, en bovendien mag ik nu ook nog eens een talkshow maken. Dat is toch fantastisch?
Er zal toch wel énige druk worden uitgeoefend?
Alloo: Natuurlijk, er is altijd druk, om bijvoorbeeld een deadline te halen. Kijk, ik ben Alloo: ik kàn geen Amerikaans quizje presenteren dat toevallig scoort in Canada en Zimbabwe. Ik kan alleen functioneren in programma’s die ik zelf mee heb helpen bedenken. Diezelfde bezieling heb je niet als je programma een adaptatie van een buitenlands succes is. Liever iets op een terras van een café op een bierviltje uittekenen en daarna inblikken
Hetzelfde met de pers. Ik ben geen vlotte, opportunistische pr-boy. Ik bepaal bijvoorbeeld met welke pers ik spreek. Ik geef maar aan enkele bladen een interview, omdat ik ook mijn normen heb. Dat is zeer acommercieel. Ik kan het niet spelen bij een blad dat louter geïnteresseerd is in ranzige garnituurverhalen, en níet in mijn filosofieën over televisie. Ik maak een keuze en daar hypothekeer ik voor een deel mijn populariteit en kijkcijferdichtheid mee, maar so be it. Ik voel me er goed bij.
Hou je je erg bezig met mediakritiek op je programma?
Alloo: Nee, ik vaar mijn koers en als de pers die leuk vindt, is het goed, maar ik zal die koers niet wijzigen omdat hij beter zou ogen voor hen. Maar tegenwoordig word je zo geprogrammeerd hè: ‘Wat zou de pers daarvan vinden?’
Op de persconferentie voor Eén uur tijdverlies vroeg een journalist me hoe ik tegenover de programma’s sta die mijn aanpak imiteren. Ik vroeg hem welke programma’s, ik kén geen programma’s die me imiteren. Hij gaf toen een aantal namen, waarmee hij te kennen gaf dat dergelijke tv-recensenten geen kloten van tv weten. Als zo iemand er niet eens in slaagt om het verschil te maken tussen echt onvoorbereid verrassen en mise-en-scène, tussen met een camera in de rug op pad gaan en een camera die de presentator opvangt wanneer de deur opengaat bij een bekende gast thuis. Men ziet het verschil niet meer tussen naturel en fake.
Lou Reed zei dat hij op den duur niet meer behoorde tot de rock-‘n-roll, maar tot een niche die Lou Reed’s Music is. Geldt zoiets ook voor jou?
Alloo: Goh, mensen die me lang kennen, zullen nooit schrikken van wat ik doe. Die weten dat in alles wat ik doe, ik mezelf ben. Ik maak eigenlijk heel egoïstische televisie; ik maak programma’s die ik in de eerste plaats zélf wil zien, en die daardoor misschien niet erg verbredend werken. Mijn bazen weten dat ook. Ze weten wat mijn mogelijkheden, beperkingen en heimelijke ambities zijn. Zo ontstaan er ook geen fricties of irritaties. Alles gebeurt heel straight. Straight to hell- The Clash. (lacht)
Hoe manifesteert je productiehuis Xinix zich tussen groten als Endemol, De Televisiefabriek of Woestijnvis?
Alloo: Ik vind dit een heel leuk eiland. Hier maken we al vijf jaar televisie met zielsverwanten die ook aan één zeel trekken. Ik kan alleen in dit productiehuis televisie maken met dezelfde bezieling. Géén scenario of met voorbedachten rade. Ik maak geen drie programma’s tegelijk, omdat weinig programma’s geest hebben of diezelfde naturel. Alleen op die voorwaarde maakt onze ploeg televisie. Anders is het zelfbedrog.
Je hebt je nek uitgestoken met Xinix.
Alloo: Ik ben een kantoor begonnen omdat heel wat productiehuizen in mijn periode als researcher méér geld in wagenparken dan in creatieve geesten investeerden. Tien zware Mercedessen op een rij naast elkaar. We durven ook risico’s te nemen, voor mij kan Eén uur Tijdverlies een paukenslag zijn, en voor honderdduizend mensen een dreun in het gezicht. Tja.
Je moet jezelf amuseren in het voetbalspel en niet zomaar voor het publiek spelen. Dat klinkt heel oncommercieel, ik weet het. Je moet in eerste instantie voetbal spelen als je je daar goed bij voelt, voetbal waarvan je houdt. Daarna speel je pas voor het publiek. We houden van toeval, van dingen die zich onvoorbereid en op het moment zelf aanbieden of ontwikkelen. Stiltes zijn ook al heel belangrijk; hoe gaan mijn gasten om met stiltes?
Tom Lenaerts zei dat hij zich niet kon permitteren in ‘Schalkse Ruiters’ iemand als Mauro Pavlovski uit te nodigen, omdat het publiek misschien en masse zou afhaken. Heb jij zulke beperkingen?
Alloo: Ik kan in m’n programma alleen mensen uitnodigen die ik graag heb. Ik zeg je: ik ga nóóit iemand uitnodigen die ik niet leuk vind, ook al is die number one, of heeft die een boek dat scoort. Ik kan toch niet iemand interviewen die ik niet eens leuk vind, of die politiek fout zit in zijn hoofd? Of iemand die louter uitpakt met krasse oneliners in een weekblad? Ik moet liefde hebben voor die mensen, affiniteit. Dat heeft niets met een select vriendenclubje te maken. Ik moet ze graag horen of respect voor ze hebben. Iemand als Frank Vandenbroucke, meteen! Absoluut! Ik erger me aan de manier waarop hij nu weer is afgeschilderd.
Liefde voor de underdog?
Alloo: Ja, en liefde voor de artiest. Vandenbroucke is iemand die leeft on the edge. Grote mond, klein hartje. Zwart-wit en eerlijk in zijn hoedanigheid. Wat je net zei over Lou Reed, is ook van toepassing op Vandenbroucke.
En diezelfde liefde koester je ook voor Luc Steeno.
Alloo: Steeno is heel consequent bezig met zijn muziekgenre, en eigenlijk is hij een heel leuke gast, absoluut. Dat wil ik naar voren brengen in de talkshow: de ene keer is dat de vorm, de andere keer de inhoud. Het hangt ervan af wat zich aandient die week.
Je balanceerde met ‘AllooUndercover’ af en toe op een slap koord, tussen gangstermilieu en gezinsleven.
Alloo: Ik heb al die gasten dan ook gezegd: ‘Ik ben Luk Alloo, ik werk bij VTM en ik wil een reportage maken. We garanderen volledige anonimiteit. Ik wil gewoon bekijken of wat in de krant verschijnt, waar is of niet.’ Ze kregen ook mijn telefoonnummer. Je kunt enkel op die manier vertrouwen opbouwen. Als ik even over de schreef zou gaan, konden ze me altijd contacteren. Dankzij hen hebben we het programma uiteindelijk kunnen maken. En natuurlijk zijn we ver gegaan, en had ik angstzweet. Maar goed, als zoiets je doet twijfelen, begin je beter niet aan een dergelijk programma. Alleen de confrontatie met de zelfkant van de samenleving is al ijzig, rauw en ontdaan van alle romantiek. Als programmamaker en criminoloog van opleiding moest ik daar door. Het is een enorm zwaar jaar geweest, maar tegelijk een ongelooflijke verrijking.
Aan de andere kant werd het ook soms slapstick. In de aflevering over softdrugs stonden zwaantjes aan het parlement, omdat Poetin daar was. Ik kom naast hen en toon ze die joints: ‘Pak me, pak me!’ en zij terug: ‘Hey, Alloo!’ Ik vind dat hele leuke tv, een soort Tom & Jerry. En dat is ter plekke ontstaan, we zijn echt geen flikken gaan zoeken om ze speels te plagen.
De Amerikaanse zender ABC was, post-11 september, danig onder de indruk toen je erin slaagde met valse papieren in verschillende Europese luchthavens de douanecontrole te passeren. Tijdens het interview dat ze met jou hadden, lieten ze wel uitschijnen dat België het onveiligste land ter wereld is.
Alloo: Tijdens dat interview heb ik geprobeerd een genuanceerde kijk op de zaken te geven. Het is een internationaal probleem, hé. Iedereen die ziek is in zijn hoofd kan eender wat namaken. Het is zeker niet zo dat België het land van de uitverkoop zou zijn, in Zimbabwe of Frankrijk zitten ze met hetzelfde probleem.
ABC leek niet helemaal overtuigd.
Alloo: Tja… ik heb zelfs Vincent Van Quickenborne erbij gehaald om mijn verhaal te staven. Hij heeft precies hetzelfde verteld: het gebeurt in elk land, dus heeft het weinig zin om België te viseren.
Komt er een tweede reeks?
Alloo: Ik denk dat we in die zestien afleveringen alle thema’s hebben aangeraakt. Als we ons herhalen, maken we een kopie van een blauwdruk van een duplicaat. Dat is ook niet de bedoeling. Onze taak bestond er enkel in te signaleren, en voor de ploeg en mezelf was dat zeer onthutsend.
Over welke capaciteiten beschikt een goed talkshow host?
Alloo: (denkt na, dan in één adem) Hij moet houden van de mensen die hij uitnodigt en de lijn kennen tussen vragen die done zijn of not done. Hij moet zich goed voelen in zijn vel én voor de camera. Enkele minuten een glimlach toveren op het gezicht van de kijker, ontroeren, dapperheid en liefde etaleren.
Weet je wie een eigen talkshow moet krijgen? Arno! En tegen Verhofstadt: ‘Awel, oe est? Voelde hie joeneihen hoe? E woad èje hét’n vannoene?” (lacht) Vervang Zinzen door Arno Hintjens en je krijgt heel interessante televisie. Want in alle highbrow intelligente programma’s heb je meestal twee zielsverwanten tegenover mekaar. Dat bedoel ik zeker niet denigrerend: Bruno Wyndaele is mijn grote voorbeeld; ik ben bijvoorbeeld op zoek naar dezelfde kledinglijn. (lacht) Ik hou ook van Walter Zinzen, maar we worden al jaren doodgeknuppeld met zulke programma’s. Ach, we proberen ons best te doen, we zien wel wat het wordt. No stress at all.
‘Wat een ongelooflijke emotionele inertie en onkunde bestaat er niet in Vlaanderen: we kunnen niet meer om met gevoelens, we acteren.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier