Een sekspop komt tot leven en wordt verliefd op een videotheekklerk. Het zou de plot van een ranzig Japans sexploitationfilmpje kunnen zijn, ware het niet dat arthousekeizer Hirokazu Kore-eda er een teder liefdessprookje uit brouwt. ‘Hoe strenger de zeden, hoe extremer de fantasieën.’

Sinds hij in 1995 debuteerde met het hemels mooie Maborosi is Hirokazu Kore-eda (48) in alle stilte uitgegroeid tot de keizer van de Japanse arthousefilm. Niet dat ’s mans films internationaal geen aandacht kregen – wel integendeel. Alleen staat Kore-eda met zijn focus op thema’s als dood, eenzaamheid en verlies nu eenmaal niet bekend als leverancier van blitse spektakelcinema.

Met zijn zevende langspeler Air Doll is dat niet anders. De maker van parels als Nobody Knows (2004) en Still Walking (2008) profileert zich eens te meer als een scherpzinnig chroniqueur van het moderne Japan. In zijn Pinokkio-achtige verhaal ontwikkelt een sekspop plots menselijke emoties. Ze loopt een verlegen videotheekklerk tegen het opblaasbare lijf en leert al doende dat mensen behoorlijk vreemde beestjes zijn.

Hoewel de thematiek van grootstedelijk en menselijk verval in de lijn ligt van zijn eerdere werk, is Air Doll toch een buitenbeentje binnen ’s mans meditatieve oeuvre. Zo is dit Kore-eda’s eerste mangaverfilming, waarvoor hij zich baseerde op de strip van Goda Yoshii. Een andere primeur in de Kore-edacanon is dat er vrank en vrij over seks wordt gepraat en dat het realisme met een vleugje erotiek wordt overgoten.

Daarnaast deed de Japanse rasfilmer voor zijn volledig CG-vrije sprookje uitzonderlijk een beroep op een ervaren cast én op Taneda Yohei, de productie-designer van Tarantino’s Kill Bill. Bovendien ruilde hij zijn naturalistische huisstijl in voor een gestileerdere aanpak, met prachtig camerawerk van de Chinese, van Hou Hsiao-hsien geleende topcinematograaf Ping Bing Lee.

Het resultaat? Een bedrieglijk luchtige liefdesfabel over een smachtend stuk plastic die zeker niet alleen kinky bastards zal charmeren.

Voor onze lezeressen: bestaan er ook mannelijke opblaaspoppen?

Kore-eda: (Lacht) Niet dat ik weet. Ik zou ook wel eens willen weten wat nu precies de aantrekkingskracht is van zo’n liefdespop. Ik heb verschillende mannen geïnterviewd die zo’n pop in huis hebben en die verzekerden me dat het zeker niet alleen een seksspeeltje is. Het is een object waarvoor ze zorgen en waartegen ze praten alsof het hun vriendinnetje is. Ze knuffelen haar, kleden haar en gaan ermee naar bed, opdat ze zich niet eenzaam zouden voelen.

Waarom zoeken die mannen geen écht lief?

Kore-eda: Dat heb ik hen ook gevraagd. Hun antwoord: als wij thuiskomen, zegt ons lief tenminste: ‘Dag schat, welkom thuis.’ Ze weten dat ze zichzelf wat inbeelden, maar blijkbaar zijn ze zo eenzaam dat ze niet inzien hoe bizar die situatie is. Toen wist ik dat mijn film niet over seksspeeltjes zou gaan, maar over fundamentele thema’s als eenzaamheid en vervreemding. In die zin sluit hij perfect aan bij mijn vorige werk. Eigenlijk had ik evengoed een film over dierenliefhebbers kunnen maken. Daarvan zijn er in Japan tegenwoordig miljoenen, vooral huisvrouwen. Er zijn zelfs meer huisdieren dan kinderen. Bovendien zie je dat fenomeen in alle grote steden opduiken. Nu mensen niet meer met elkaar praten, beginnen ze obsessieve relaties met huisdieren of sekspoppen.

Moet ‘Air Doll’ dan gelezen worden als een aanklacht tegen de consumptie-maatschappij?

Kore-eda: Aanklacht is een te sterk woord. Ik kijk niet neer op de eigenaars van die poppen, alleen beseft zelfs de pop in mijn film dat ze haar innerlijke leegte enkel kan vullen door een menselijke relatie aan te gaan. Over de consequenties van dat poppen-fetisjisme doe ik geen uitspraken – daar heb je sociologen en psychologen voor. Ik stel alleen vast dat mensen vroeger meer contact hadden en dat de verbondenheid verloren dreigt te gaan. En dat terwijl we nooit eerder zo veel mogelijk-heden hadden om met elkaar te communiceren. Is dat een slechte evolutie? Zeker, want gelukkiger worden we er niet door.

Hoe is het zo fout kunnen lopen?

Kore-eda: Ik denk dat het diep in onze genen zit om de imitatie boven het origineel te verkiezen. De liefde voor het object is zeker geen nieuw fenomeen. We zijn er alleen te ver in gegaan en voor sommigen lijkt de weg terug vol gevaren.

De manga telt amper twintig pagina’s. Hoe heb je die weten – euhm – op te blazen tot een gewichtig liefdessprookje?

Kore-eda: De manga eindigt met de scène waarin de pop door de videotheekklerk wordt opgeblazen en beseft dat ze ooit zal sterven, zoals een echte mens. Vervolgens heb ik het verhaal uitgebreid om de impact van dat besef te tonen, waartoe ik er verschillende personages bij heb verzonnen. Wat me in de manga vooral aansprak, was het moment waarop de pop tot leven komt. Dat vond ik iets erotisch hebben; met het geluid van het piepende plastic en de lucht die in haar lijf wordt gepompt. Ik dacht: zou ik die scène op een realistische en sensuele manier kunnen filmen, zonder special effects en als een metafoor voor seks? Met dat idee is alles begonnen.

Dat was wel negen jaar geleden.

Kore-eda: Met After Life heb ik tien jaar rondgelopen, met Nobody Knows zelfs vijftien jaar. Naar mijn normen heb ik Air Doll bliksemsnel gemaakt. (Lacht)

Duurt het zo lang omdat je intieme véritéfabels maakt?

Kore-eda: Ik neem de nodige tijd om het scenario op punt te stellen, maar inderdaad: meestal is de financiering het grote probleem. Japan zit in een economische crisis en die straalt ook af op de filmindustrie. Toch ben ik er het afgelopen decennium in geslaagd om al mijn projecten gerealiseerd te krijgen. In 2001 had ik een lijstje gemaakt: eerst Nobody Knows, daarna Hana en Still Walking en Air Doll als laatste.

Waarom stond ‘Air Doll’ onderaan?

Kore-eda: Omdat ik wist dat het lastig zou worden om een geschikte actrice te vinden. Vandaar dat ik heel graag met de Koreaanse Bae Doona wilde werken – het grootste talent van haar generatie. Dat ze nogal als een buitenlander klinkt, komt me voor Air Doll zelfs goed uit.

In ‘Air Doll’ werk je voor het eerst ook met een Chinese cameraman, wat een voor jou beweeglijke film oplevert.

Kore-eda: In mijn vorige films had de camera meer een observerende functie, maar hier wilde ik dichter op de acteurs zitten en filmen vanuit het gezichtspunt van de pop. Ik heb ook meer muziek gebruikt dan anders (de score is van de Japanse postrockband World’s End Girlfriend; nvdr) om meer emotionele klemtonen te leggen. In die zin is het mijn meest conventionele film. Aangezien het om een sprookje gaat, wilde ik weg van mijn documentaire roots, al heb ik de film wel weer op een documentaire manier voorbereid. Ik heb tientallen mensen geïnterviewd en ik heb in Tokio wekenlang naar geschikte locaties gezocht. Trouwens: ik heb geen vaste stijl. Ik pas de stijl aan het onderwerp aan.

Over de locaties gesproken. Waar is de film eigenlijk gedraaid?

Kore-eda: In Minato-Cho, een weinig bekende wijk in Tokio. Daar staan veel gebouwen waaraan tijdens de economische boom van de jaren 90 begonnen werd, maar die door de crisis nooit zijn afgeraakt. Ik vond dat er een mysterieuze kwaliteit van uitging die perfect bij de film paste. Aanvankelijk wilde ik alles in een en hetzelfde flatgebouw filmen omdat ik zelf in zo’n complex ben opgegroeid en omdat het een mooie metafoor zou zijn voor onze moderne maatschappij – met mensen die dicht bij elkaar wonen, maar van elkaar vervreemd zijn. Alleen vonden we geen enkel geschikt flatgebouw dat we een paar weken volledig konden afsluiten.

‘Hana’ heb je gebaseerd op de films van Sadao Yamanaka, ‘Still Walking’ was een hommage aan Yasujiro Ozu. Wat waren de inspiratiebronnen voor ‘Air Doll’?

Kore-eda: Vooral de klassieke sprookjes van Hans Christian Andersen zoals De Kleine Zeemeermin en Pinokkio van Carlo Collodi. Echte filmreferenties zijn er niet, al wilde ik het hoofdpersonage wel modelleren naar Lillian Gish in Broken Blossoms van D.W. Griffith en naar de rollen van Giulietta Masina in de films van haar man Federico Fellini. Deels moest het een lieflijk liefdessprookje zijn, maar er moest ook een duister, erotisch kantje aan zitten.

Bij wijze van uitsmijter: geen enkel volk is zo gereserveerd en gedisciplineerd als de Japanners, maar tegelijk produceren ze de meest extreme en geschifte porno. Vanwaar die schizofrenie?

Kore-eda: Het antwoord zit in je vraag. Naakt is nog altijd een groot taboe in Japan. Vandaar ook dat ik een Koreaanse actrice nodig had: weinig Japanse actrices durven voor de camera bloot te gaan. In het openbare leven bestaat seks niet bij ons. Het wordt niet getoond en er wordt niet over gepraat. Alleen maken seksualiteit en lust natuurlijk wel deel uit van elk van ons. Als je er dan een plaats voor creëert – zoals met porno – komen alle driften en frustraties in één keer naar boven. Hoe strenger de zeden, hoe extremer de fantasieën.

AIR DOLL

Vanaf 28/4 in de bioscoop.

Door Dave Mestdach

‘In het Japanse openbare leven bestaat seks niet: het wordt niet getoond en er wordt niet over gepraat. Naakt is een groot taboe.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content