Terwijl Afghanistan onder vuur ligt en bergingswerkers bij het WTC nog uitglijden over lichaamsdelen in het puin, maakt de New Yorkse elite zich al druk over het debat over cultuur in de stad. Bedenkingen over het einde van de ironie en een geinig gasmaskertje. Door Jim Schilder
Op 11 september lieten onverlaten twee vliegtuigen exploderen in de torens van het WTC, dat in zijn val niet alleen duizenden kantoorgebruikers verpletterde maar, aldus menigeen, ook het karakter van de stad. Huilen in het openbaar, dat was iets voor suburbs, waar scholieren elkaar beschieten, maar nu stroomden de tranen bij de kransen en kaarsen op Union Square, bij de spontaan verrezen Gebedsmuur voor een ziekenhuis, en op Broadway tegenover de stinkende puinhoop die ‘ground zero’ heet. Vreemden troostten elkaar. Op plaatsen waar men elkaar doorgaans met rust laat, zoals de metro, ontstonden spontane gesprekken.
Angst en taboes
De onverschrokkenheid was zoek. Iemand probeerde uit angst voor een aanval met biologisch-chemische wapens een gasmasker te kopen, maar merkte dat die overal waren uitverkocht. Ouders overwogen de stad voorgoed te verlaten. Men schrok van sirenes die vroeger zo gewoon waren. Sommigen liepen liever dagelijks een uur naar kantoor dan dat ze de metro namen. Een doorgaans nuchtere politieke commentator van The New York Times viel haar huisarts lastig over een medicijn tegen miltvuur, om te horen dat het middel voor weken uitverkocht was. Een werknemer in een wolkenkrabber kocht een parachute. Een gehandicapte vroeg de portier van zijn appartementsgebouw of die hem zou komen halen als een afdaling via de trap ineens nodig zou zijn.
Ook de entertainmentindustrie in New York en Los Angeles was het spoor bijster en bezon zich bij aanvang van het nieuwe seizoen over wat nog kan en wat niet. Alles waar wolkenkrabbers en terrorisme in voorkomen, is uitgesloten. Afleveringen van de tv-serie Law and Order over een biologische aanval op New York gaan niet door. De explosieve actiefilm Collateral damage met Arnold Schwarzenegger blijft voorlopig op de plank. Martin Scorseses Gangs of New York met Leonardo DiCaprio ook. Een komedie met Tim Allen kan niet meer, omdat een bom ontploft in een vliegtuig. En een tv-veteraan die rondliep met plannen voor een miniserie World War III denkt nu aan ‘iets over romantiek’.
Radiostations stelden een lijst op van tientallen songs die voorlopig taboe zijn, zoals Knocking on Heaven’s Door van Bob Dylan of Guns N’ Roses, Safe in New York City van AC/DC, en Sure Shot van The Beastie Boys. Sheryl Crow besloot te sleutelen aan een nieuw album dat persklaar was. ‘Mijn huis in New York ligt vlak naast een brandweerkazerne; goede vrienden worden vermist.’ Een song over het gebrek aan helden wordt vervangen. Een theaterclub besloot de musical Assassins van Stephen Sondheim niet opnieuw uit te brengen omdat er moordenaars van Amerikaanse presidenten in voorkomen. Opvoering van het 25-jaar oude theaterstuk Vienna notes is geschrapt wegens verwijzingen naar een terroristische actie.
David LaChapelle, gespecialiseerd in afbeeldingen van beroemdheden en klinische decadentie, maakte begin september nog foto’s van Pamela Anderson op een te gekke party, maar begrijpt nu niet meer wat daar zo boeiend aan was. ‘Als ik ernaar kijk, lijkt het een eeuwigheid geleden. Er is een enorme afstand.’
Liz Smith, ’s lands gossip queen, verklaarde in een dramatische column het roddeltijdperk voor gesloten, want wie kon zich nog opwinden over sterrentrivia. Saturday Night Live begon het nieuwe seizoen met een monoloog van de burgemeester waarin hij voor de zoveelste keer zei hoe heroïsch de brandweer was geweest, en met die constatering begon een van de saaiste afleveringen aller tijden.
Nieuw tijdperk
‘Dit is het einde van het tijdperk van de ironie’, wist Vanity Fair’s hoofdredacteur Graydon Carter, ooit medeoprichter van het satirische blad Spy en bij de New York Observer verantwoordelijk voor vrolijke ironie en snijdend cynisme. ‘Ironie die cynisch is, niet serieus en niet betrokken, komt over als dom en passé.’ Hij vergeleek de culturele invloed van het nieuwe conflict met die van de Eerste Wereldoorlog toen het modernisme een impuls kreeg, en met die van de Tweede Wereldoorlog toen onbenullige filmkomedies plaatsmaakten voor serieuzer werk.
In afgelopen vijfentwintig jaar had men niet echt iets omhanden, aldus Carter, wat leidde tot het knipogend uitmelken van vroegere trends, tot makkelijke grappen over de prestaties van anderen, en tot eindeloze navelstaarderij. Dat zal plaatsmaken voor ‘een nieuwe cultuur’. Trendy scepsis tegenover alles wat origineel is en vol oprechte intenties zal verdwijnen en dan komt er ruimte voor betrokkenheid. De ommekeer begint in New York, zal zich verspreiden naar Los Angeles en Europa, en over een paar jaar zullen we vaststellen dat 2001 het omslagpunt was.
Zanger Paul Simon vond dat ‘het nihilisme en geweld dat veel voorkomt in onze muziek en films’ in het licht van de aanslag moet worden gezien voor wat het is: ‘cynisch vermaak’. We hebben genoeg van vermaak dat nergens over gaat en het is tijd de compassie van de afgelopen weken een plaats te geven in het dagelijks leven.
Antonio Reid, baas van Arista Records: ‘De muziek stagneerde, we hadden wel goede cd’s maar geen betekenisvolle cd’s. Misschien dat de aanval op het WTC de schrijvers stimuleert deze tijd te vertolken.’ Uitgever Jonathan Galassi van Farrar, Straus & Giroux verklaarde dat ironie, cynisme, egocentrisme en hippe boeken voorbij waren. ‘Niemand is daarin nog geïnteresseerd.’
Robert Thompson, universitair onderzoeker van popcultuur en media, betoogde dat ironie een grote bloei kon doormaken dankzij een welvaartsgolf die begon in de jaren ’70, toevallig ook de begintijd van ondeugende tv-fenomenen als Saturday Night Live en David Letterman. Misschien was de Golfoorlog een onderbreking, maar dan van korte duur, en ook wel weer grappig dankzij raketcamera’s die zorgden voor nieuw entertainment.
De nieuwe compassie
De New York Observer verwisselde de ironisch-humoristische toon na de ramp voor heuse betrokkenheid in een nummer vol drama en heroïek. ‘We zijn allemaal veranderd’, zei hoofdredacteur Peter Kaplan, alsof hij zich moest excuseren voor die nieuwe compassie. ‘Niemand zal de dingen ooit nog op dezelfde manier bekijken. Onverschilligheid leidt tot koude en lollige verslaggeving en dat past nu niet. Er is zoveel pijn dat je een asociale idioot lijkt wanneer je onbetrokken zou zijn. Ironie ligt nu op de vuilnisbelt.’
New York magazine, een blad dat doorgaans afstandelijk bericht over geld, cultuur, media en sterren, maar ook niet terugschrikt voor een sensatiebelust verhaal over de kans op een aardbeving in de regio, verving in de week van 11 september een coverstory over de cocktailcultuur in Manhattan voor een rampverslag. Hoofdredactrice Caroline Miller: ‘Het is onze taak de sociale komedie te verslaan, maar op dit moment valt er weinig te lachen. Voorlopig zullen we minder cynisch zijn, minder uitbundig, meer kwetsbaar, en minder bezig met onszelf.’
En toch. Dezelfde Miller gelooft dat men over enige tijd weer overgaat tot de orde van de New Yorkse dag. ‘We zullen weer roddelen. We zullen weer jaloers zijn op andermans appartement. En uitgaan. En vechten om promoties. Bezorgdheid over de eigen status komt terug. Het is nog te vroeg om te zeggen dat we weer helemaal de oude zullen zijn, maar New Yorkers zullen hun basiseigenschappen behouden.’
Onderzoeker Robert Thompson denkt dat ook actiefilms over een tijdje weer terug zijn. ‘Eerst willen we er niks mee te maken hebben, maar straks zal Hollywood de terrorist herontdekken en er méér mee doen dan we gewend zijn. Fictie en het vertellen van verhalen zijn een manier om met de werkelijkheid om te gaan. De Amerikaanse cultuur absorbeert en verteert de dingen in een behoorlijk tempo.’
Back to normal
Je zou de jonge ideeënschrijver Jedediah Purdy in het kamp van de nieuwe compassie verwachten, gezien zijn vorig jaar verschenen pleidooi voor minder ironie en navelstaren, en voor meer betrokkenheid bij maatschappelijke kwesties. Maar Purdy kiest nu voor de andere kant. In tijden van vrede en voorspoed verblijft passie in een winterslaap omdat er weinig is om gepassioneerd over te zijn, zei hij, maar nu is er ineens een overdaad aan betrokkenheid, opwinding en strijdlust. Een andere vorm van ironie kan daarom geen kwaad; ironie als relativering, als een middel om vraagtekens te zetten bij een groot gelijk. ‘Het kan helpen gevaarlijke uitwassen van passie, extreme opvattingen, en een overdreven geloof in het eigen gelijk binnen de perken te houden.’
Dat gebeurt inmiddels weer door tv-komieken als David Letterman en Jay Leno, die aanvankelijk vonden dat ze niks op de buis te zoeken hadden, maar toen gehoor gaven aan oproepen als die van New Yorks burgemeester om zoveel mogelijk over te gaan tot de orde van de dag. Het uitbreken van de oorlog in Afghanistan heeft ze niet voor een tweede keer verdreven; integendeel, het levert meer materiaal op voor grappen over de Taliban en Bin Laden.
Rob Siegel, hoofdredacteur van het satirische blad The Onion dat een week oversloeg, maar daarna meldde dat president Bush aan met name Barbra Streisand had gevraagd niet met een WTC-liedje te komen omdat er al zoveel is geleden, zei: ‘Hoe immens tragisch dit ook is, het leven zal zijn gewone gang weer nemen, en men zal weer overbodige informatie willen hebben over de kleren van Jennifer Lopez.’
En inderdaad. De ruim 1700 leden van een celebs sightings-groep in Manhattan die elkaar via sms- en pieperboodschappen op de hoogte houden van net gesignaleerde beroemdheden, deden het na 11 september even kalm aan, maar keerden terug met de melding dat Ethan Hawke was gezien op de hoek van 23rd Street en Lexington Avenue. Roddelkoningin Smith is haar emoties te boven en bericht op haar vertrouwde stek in de New York Post over het wel en wee van Nicole Kidman.
Cultuur in de stad
In hoeverre de ironie een slachtoffer is van de aanslag en de oorlog, blijft vooralsnog onduidelijk. Tijdens een snel in elkaar getimmerde benefietavond in Carnegie Hall was komiek Chris Rock geheel zichzelf met de vaag waarom de VS voedselpakketten van twintig kilo laten vallen op mensen die slechts vijftien kilo wegen, terwijl Jerry Seinfeld de actualiteit meed en zich concentreerde op veilige onzinonderwerpen.
Wel duidelijk is dat het recente debat over cultuur in de stad decadent, arrogant, en geruststellend is. Decadent omdat de spraakmakende gemeente zich opwindt over de laatste cultuurtrend, terwijl reddingswerkers nog dagelijks uitglijden over ingewanden en hersens van slachtoffers. Arrogant omdat een aanslag op New York kennelijk reden genoeg is voor een cultuurherziening; eerst voor de stad, dan voor het land en dan voor Europa, zoals Graydon Carter zei. Rampen elders vindt men natuurlijk ook erg, maar die zijn slechts zichtbaar in afstandelijke tv-beelden. Ze betreffen ‘de anderen’, en die anderen verkeren niet in het centrum van de wereld, zoals bepaald door een culturele media-elite. De bom in Oklahoma was te ver weg; buiten de provincieplaats kende niemand het opengereten gebouw en de dader bleek een loslopende idioot van het platteland. Maar nu was ’the greatest city in the world’ getroffen, en dus was het volkomen terecht dat de hele wereld op stelten stond en dat de president de gebeurtenis ernstig genoeg vond voor een oorlogsverklaring.
Intussen lijkt de aanval op het Pentagon al vergeten, want het Pentagon is Washington en Washington is de provincie. En de oorlog in Afghanistan is alleen relevant omdat die leidt tot irritante controles, wachttijden op de luchthavens en wellicht tot meer terreur in de stad, een situatie waar alleen beelden van gevangen Amerikanen verandering in kunnen brengen.
Het debat is ook geruststellend omdat het karakter van New York bijzonder schokbestendig blijkt te zijn. Of er nu twee wolkenkrabbers instorten of niet, de stad blijft zichzelf zien als het middelpunt, waar trends worden uitgevonden en verspreid. En als een plek waar zelfs een aanslag met meer dan vijfduizend doden een inspiratiebron kan zijn. Een interieurontwerper bedacht al dat mensen andere eisen aan hun huis stellen als ze zich niet op hun gemak voelen, en viste de term ‘cocooning’ van Faith Popcorn uit de mottenballen. Architecten bezinnen zich over de angst voor hoog en kwetsbaar. Een modeontwerper met beelden van rennende mensen nog op het netvlies, bepleitte gestroomlijnde kledij zonder franje zodat men zich desgewenst snel uit de voeten kan maken. Restaurateurs overwegen makkelijke menu’s met minder Franse poeha voor mensen die in onzekere tijden weinig trek hebben in culinaire avonturen.
Alles zal weer in orde zijn op het moment dat de dames van de Upper East Side tijdens hun lunch een geinig gasmaskertje uit een Fendi-tas halen om het design te vergelijken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier