Regisseur Lee Daniels balt de Afro-Amerikaanse vuist in de even prekerige, sentimentele als levendige burgerrechtenkroniek ‘The Butler’, met Forest Whitaker en Oprah Winfrey.
The Butler *** Lee Daniels met Forest Whitaker, Oprah Winfrey, David Oyelowo
Een bevlogen stilist zal Lee Daniels – u kent hem van Precious (2009) en The Paperboy (2012) – wel nooit worden, maar de Afro-Amerikaanse gewetenschopper heeft hart, lef en goesting te koop. En vooral: de onweerstaanbare drang om al zijn dada’s zonder inhibitie door elkaar te klutsen.
Ook The Butler, een gefictionaliseerde biopic over Eugene Allen (1919-2010), die in zijn butlercarrière acht Amerikaanse presidenten diende, schuimt dan ook van de vitaliteit en is zowel een schaamteloos sentimenteel melodrama, een prekerig burgerrechtentraktaat als een campy verkleedpartijtje voor liberal Hollywood.
In wat nu al de Amerikaanse surprisehit van de zomer blijkt – The Butler stond de voorbije weken verrassend op één aan de box office – wordt Allen omgedoopt tot Cecil Gaines. Die groeit als weeskind op in de cotton fields van Georgia, gaat daarna aan de slag als house nigger, zoals dat indertijd in de deep south heette, om vervolgens in een luxehotel in Washington, DC te belanden en gerekruteerd te worden als butler voor het Witte Huis. In die hoedanigheid mag Cecil uiteindelijk acht blanke presidenten dienen in het Oval Office, te beginnen in 1957: van Dwight Eisenhower over JFK, Johnson en Nixon tot en met Ronnie Reagan.
Op die manier passeert zowat de hele Amerikaanse burgerrechtengeschiedenis de retrorevue, van de rassensegregatie tot aan de inhuldiging van Barack Obama, wat hier in de epiloog haast wordt gefêteerd als de triomf van de wil. Maar terwijl Daniels archiefbeelden van rassenrellen, Martin Luther King, de moord op JFK en de Vietnamoorlog inlast, zoomt hij minstens even gulzig in op Cecils familiale trubbels.
Vooral de gespannen relatie met zijn oudste zoon Louis komt royaal aan bod, aangezien die laatste de serviele houding van zijn gezagsgetrouwe pa maar niks vindt en liever de militante kaart trekt om voor de zwarte gemeenschap gelijke rechten af te dwingen.
In die zin past The Butler netjes in de mercantiele Hollywoodtraditie van boodschapfilms die de grote geschiedenis met kleine tragedies en familiaal sentiment vermengen, waarbij Cecil wordt opgevoerd als een soort zwarte Forrest Gump. Een scherpe doorlichting van melting pot Amerika, zijn racistische verleden of een vormelijk bevlogen staaltje agitprop hoef je dus niet te verwachten.
Alleen houdt Daniels er aardig de vaart in, wisselt hij postmoderne kitsch af met aandoenlijk engagement, confronteert hij revolutie met evolutie en kan hij met Forest Whitaker rekenen op een discreet imposante leading man die van Cecil, ondanks de dikke lagen make-up, een waardige all Afro-American hero maakt.
Wat aan de oppervlakte de zoveelste didactische en niet bijster origineel in beeld geborstelde trip door de bevlekte geschiedenis van naoorlogs Amerika is, krijgt daardoor toch iets urgents, levendigs en authentieks. En zelfs al is de parade van bekende koppen bij momenten cartoonesk en grotesk, met talkshowdiva Oprah Winfrey als mevrouw Cecil, Robin Williams als Eisenhower, John Cusack als Nixon en Alan Rickman als Reagan. Daniels’ gezwollen burgerrechtendrama entertaint en beroert, waarbij hij duidelijk meer over racisme en slavernij te vertellen heeft dan pakweg Quentin Tarantino in Django Unchained. Peace, brotha!
Dave Mestdach
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier