Stijn Smet, tourmanager van Bazart en Oscar and the Wolf: ‘Hip klinken mag nooit de ambitie zijn’

Bazart © Jef Boes
Maren Moreau
Maren Moreau Freelance journaliste

Met zijn 25 lentes is Stijn Smet niet ouder dan zijn muzikale poulains van School Is Cool, Psycho 44, Ulysse en Abrahamblue. Maar in 2016 had hij zijn handen toch vooral vol met Bazart en Oscar and the Wolf, waarvan hij de tourmanager is. ‘Goede muziek, die schudt je wakker.’

STIJN SMET: Het aanbod is gigantisch, ja, maar talent komt altijd bovendrijven. Goede muziek, die schudt je wakker. Wij managers geloven in sterke songs, van welke stijl dan ook. Op dit moment is r&b hip. Elke artiest in dat genre begint op elkaar te lijken. Dan springen artiesten als Tsar B of Warhola uit de band. Zij surfen mee op die r&b-trend, maar hanteren wel een fris en origineel klankenpalet. Hip klinken, dat mag je als artiest nooit ambiëren. De mannen van School Is Cool luisteren vaak naar nieuwe artiesten, ze analyseren hun sound ook voortdurend. Maar ze proberen wél hun eigen ding te blijven doen, zonder die andere klanken te gaan kopiëren. Een eigen, tijdloze sound vinden, dat is de boodschap.

Als ik zou mogen kiezen tussen honderdduizend platen verkopen en de muziek van mijn artiesten verdelen via streamingsites? Geef mij dan toch maar die cd’s.

Stijn Smet, tourmanager van Bazart en Oscar and the Wolf

Bazart, Oscar and the Wolf, Tsar B, Warhola: ze grossieren niet alleen in soortgelijke indie-r&b, ze zijn ook allemaal bevriend met elkaar. Wordt het soms geen incestueuze bedoening?

SMET: (lacht) Ik denk dat er in België altijd wel bepaalde muziekscenes geweest zijn. Dat getalenteerde mensen samenkomen en elkaar beïnvloeden, is heel logisch. In Vlaanderen zie je dat op dit moment gebeuren. Ik vind het wel vreemd dat er zo weinig kruisbestuiving is tussen Brussel, Wallonië en Vlaanderen. Dat zou voor een heel fijne extra impuls kunnen zorgen in het Belgische muzieklandschap.

Stijn Smet
Stijn Smet

Waaraan ligt dat volgens jou?

SMET: Ik begrijp het zelf niet. Je merkt wel dat er een groot verschil is in aanpak. In Brussel mag alles ietsje geschifter, denk maar aan Robbing Millions. Ten zuiden van de taalgrens klinkt de muziek warmer en is er meer plaats voor humor. In Vlaanderen is de dominante sound op dit moment wat killer en onderkoelder, met acts als SX en Tsar B. De hiphop die in Vlaanderen gemaakt wordt is classic stuff, de Brusselse is meer tongue in cheek, meer gangstarap. Je ziet het ook aan de videoclips. Langs Waalse kant is de sfeer happy en zijn de kleuren warm, in Vlaanderen worden meer stilistische clips gemaakt, à la FKA twigs. En toch bestaat ze, die kruisbestuiving. Dat bewijst iemand als Joris Vaes van het Leuvense Tangram Records.

SMET: Daar kan je volledige epistels en boeken schrijven. Als ik zou mogen kiezen tussen honderdduizend platen verkopen en de muziek van mijn artiesten verdelen via streamingsites? Ja, geef mij dan maar die cd’s. Dat geldt voor de hele sector, denk ik. Maar veel platen verkopen, is niet echt meer van deze tijd. Het is wat het is. Het probleem is: de muziekindustrie heeft die evoluties veel te lang krampachtig proberen tegen te houden, in plaats van erin mee te gaan. Dat de grootste muziekplatformen niet in handen zijn van de traditionele muziekindustrie, maar in die van Apple en Spotify, is tekenen. Maar de kaarten liggen zoals ze liggen, als manager moet je daar mee spelen. Meer dan ooit krijgen artiesten van de dag een platform, en naar het buitenland toe kan je de dingen structureler gaan aanpakken. Als je in de juiste playlists raakt, valt er ook financieel wel wat te rapen.

Max Colombie, frontman van Oscar And The Wolf.
Max Colombie, frontman van Oscar And The Wolf.© Robin Mous

Voelt een jonge generatie managers zulke verschuivingen beter aan?

SMET: Ik denk dat leeftijd er niet echt toe doet. Iemand van zestig kan even vernieuwend over muziek nadenken als iemand van twintig. Nieuwe artiesten worden trouwens niet per definitie door jonge managers vertegenwoordigd, hoor. Er zijn genoeg traditionele managers en labels die beantwoorden aan wat jonge muzikanten willen.

De focus ligt trouwens niet enkel op de digitalisering van muziek, maar ook op hoe je je artiest beter kunt branden. Denk maar aan Frank Ocean, die gelijktijdig met zijn nieuwe plaat ook een webshop en een modemagazine lanceerde. Vandaag de dag is muzikant zijn soms niet genoeg meer; je moet de curator zijn van je eigen creatieve visie. Artiesten die dat doen, steken er naar mijn gevoel bovenuit. Dat is ook wat Max Colombie, van Oscar and The Wolf, zo sterk maakt. Meer dan een goede muzikant, is hij iemand met zo’n eigen creatieve visie.

Wat Max Colombie van Oscar and the Wolf zo sterk maakt? Meer dan een goede muzikant, is hij iemand met een eigen creatieve visie.

Stijn Smet

Maar dat is niet iedereen gegeven.

SMET: Natuurlijk niet. Er zijn muzikanten die denken: al die blabla hoeft niet voor ons. Zo is de punk ontstaan. Zo’n ‘zelfcorrigerend’ systeem, een onderstroom die een bepaalde tendens onderuit haalt, zal er altijd zijn. En dat maakt het interessant.

Elke strategie en visie is er om tegen te spreken. Toen ik muziekmanagement studeerde en bepaalde boeken over marketingtrends had gelezen, dacht ik wel eens: ‘dit is dé nieuwe manier van denken.’ Maar als je de waarheid in pacht denkt te hebben, loop je tegen een muur aan. Die juiste manier van denken bestáát niet.

Er is bijzonder weinig over jou te vinden op het internet. Je houdt je liever afzijdig?

SMET: Mezelf ten dienste van anderen stellen ligt me wel, ja. Ik ben zelf inderdaad niet zo actief op sociale media. Als manager ben ik dat uiteraard wél. Niet dat een manager een artiest kan maken. Er is altijd dat talent nodig. Bij Oscar And The Wolf en Bazart was dat er, en nog op het juiste moment ook. En dan probeer je als management een goed parcours uit te stippelen voor je artiesten. Ik denk en hoop dat we daar dit jaar in geslaagd zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content