De man zonder land die Belg werd: op visite bij VRT-journalist Majd Khalifeh

Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

Als je leven verfilmd zou worden, welke scènes moeten er dan zeker in? We vroegen het aan VRT-journalist Majd Khalifeh, die deed waar zijn grootvader als Palestijns vluchteling zijn leven lang van droomde: terugkeren naar het land waar hij vandaan kwam. ‘Een paspoort is vrijheid. Zonder ben je in deze wereld geen volwaardige mens.’

SCÈNE 1.

De Hamadiyeh-markt in Damascus, begin jaren zestig. Een jongen probeert voorbijgangers ervan te overtuigen iets te kopen van de spullen die hij met zich meedraagt. Ze poeieren hem af als een vervelende mug, schelden hem uit, maar werpen amper een blik op zijn koopwaar.

‘Om mijn leven te begrijpen moet je beginnen bij het verhaal van mijn ouders en mijn grootouders’, vertelt Majd Khalifeh in Bar Leopold, op een boogscheut van het omroepgebouw van de VRT. ‘Mijn ouders zijn allebei in ballingschap in Syrië geboren en zijn opgegroeid als kinderen van de eerste generatie Palestijnse vluchtelingen. Toen Ahmed en Hussain, mijn grootvaders, de deur van hun respectieve huizen achter zich dichttrokken – Ahmed in Haifa, Hussain in een dorp op een steenworp van die havenstad – dachten ze er niet aan dat dat voor altijd zou zijn. Twee weken, meenden ze, zou het duren, hooguit een paar maanden. Tot de oorlog voorbij was en zij weer terug konden keren naar het huis, hun huis, dat ze hadden achtergelaten. Het werd langer dan een leven lang.

Toen mijn grootvaders de deur van hun huis achter zich dichttrokken dachten ze er niet aan dat dit voor altijd zou zijn. Het zou hooguit een paar maanden duren.

‘Hussain, de vader van mijn vader, heeft het geprobeerd. Drie keer heeft hij aan de grens gestaan, drie keer werd hij opgepakt door patrouilles van het Israëlische leger en weer over de grens gedropt. Hij was een man zonder land geworden. Toen Ahmed, mijn andere opa, in 1948 op een boot naar Libanon stapte om van daaruit door te reizen naar Damascus, had hij nog een paspoort. Ik heb een kopie bewaard. Historisch Palestina was een Brits mandaatgebied en hij had een Brits paspoort voor ‘State of Palestine’.

‘Toen Israël gesticht werd, bestond het land waar hij geboren was niet meer. Zijn paspoort dateerde uit een tijd die voorgoed voorbij was. Het was een relikwie geworden. Waardeloos in de wereld van nu. Ze mochten in Syrië blijven als vluchtelingen, maar wisten ook dat ze nooit kans maakten om Syrische burgers te worden. Dat was zo beslist.

‘De stichting van Israël wordt door de Palestijnen herdacht als de Nakba, Arabisch voor de catastrofe. Als vluchtelingen ervoer mijn familie schokkende armoede, schokkend omdat het onvoorbereid en onvoorzien was. Van de ene dag op de andere verloren ze alles. Van een groot huis aan de haven in Haifa belandden de ouders van mijn moeder, Ahmed en Shahira, in een kelderappartementje waar ze elf kinderen zouden grootbrengen. Hussain vertelde me altijd dat ze de eerste maanden van hun nieuwe leven in Damascus niet eens een eigen toilet hadden. Ze deelden een wc met de buurt. Als kind heeft mijn vader allerlei jobs aan elkaar geregen. Op de markt staan, straatverkoper: alles was nodig voor dat beetje extra geld.

De man zonder land die Belg werd: op visite bij VRT-journalist Majd Khalifeh
© Jef Boes

‘Altijd bleven ze ‘de ander’, de buitenstaander. Maar de dienstplicht gold ook voor Palestijnse mannen, omdat het Syrische leger geen man missen kon.

‘Mijn ouders trouwden en verhuisden. Ik ben officieel geboren in Dubai, maar was net als mijn ouders staatloos. Hun huwelijk mislukte, mijn moeder keerde terug naar Syrië en ik groeide vooral op bij mijn grootvader Hussain. Zijn verhalen wakkerden mijn verlangen en dromen aan. Ik wilde reizen, vrij zijn, een burger zijn met alle rechten die daarbij horen. Sommige Palestijnen hebben de sleutel van het huis dat ze achterlieten altijd bijgehouden. Het is goed om nooit op te geven waar je recht op hebt, maar die sleutel haakte hen vast aan een verleden dat ze moeilijk kunnen loslaten. Hussain had zijn sleutel dan wel niet bewaard, maar hij was zijn plek in de wereld kwijt geraakt. Ik wilde de mijne vinden.’


SCÈNE 2.

(opname met drone) Luchtbeeld van het land tussen de luchthaven van Damascus en de grens. De camera zoomt in op de handen van een passagier in een vliegtuig. Ze liggen geboeid in zijn schoot. Een derde hand houdt een sleutel vast en klikt de boeien open.

‘Waar zou ik zijn mocht ik in 2004 niet vertrokken zijn? Het zijn vragen die geregeld door mijn hoofd flitsen. Zou ik betrokken geraakt zijn bij de oorlog? Dood zijn, zoals zo veel van mijn kennissen en sommige van mijn familieleden? Verdronken onderweg naar Europa? Ik weet het niet, maar ik weet wel dat de helft van de Syrische bevolking ondertussen haar huis heeft verlaten. Ik heb neven in Duitsland en Zweden, een nicht in België, een andere in Frankrijk. Zubayda, mijn oma langs vaderskant, is als laatste overlevende van mijn grootouders naar Jordanië vertrokken. Gevlucht. Voor de tweede keer in haar leven.

Het eerste waar ik hier van genoot, was de rust, de orde, de stilte. De beauty van België wordt vaak onderschat.

‘Kijk.’ Khalifeh toont een filmpje op zijn smartphone. Tienduizenden mensen drummen samen aan de grensovergang Nassib, tussen Syrië en Jordanië. Ze houden foto’s van de Jordaanse koning boven hun hoofd. ‘De grens is gesloten. Hier heb ik in 2004 geprobeerd met een vals paspoort de grens over te steken. Ik was zeventien en wilde aan de legerdienst ontsnappen. Ik werd opgepakt en naar de gevangenis gebracht, in een gebouw waar ik vaak langs wandelde en waarvan ik niet eens wist dat er zich in de kelder een gevangenis bevond. Sommigen zaten er al twee maanden, anderen drie jaar. Over een ding zijn voor- en tegenstanders van Assad het eens: in zijn gevangenissen wil je niet belanden. Het zijn vergeetputten. Gelukkig was ik jong en naïef genoeg om te denken dat het met mij wel goed zou komen.

‘Ik werd het land uitgezet. Gedeporteerd. Ik had niets mee behalve de kleren die ik aanhad. Het was alles wat ik wilde: weg uit Syrië en ontsnappen aan die nachtmerrie van een legerdienst. Van de gevangenis naar de luchthaven en tot in het vliegtuig werd ik begeleid door een agent die ik later – toen ik vertrouwd was met Vlaamse televisieseries – Agent Suikerbuik ben gaan noemen. De vier uur dat we in de luchthaven op mijn vlucht naar Koeweit moesten wachten, zat hij naast mij te snurken. “Maak me los”, vroeg ik hem. “Ik loop echt niet weg. Dit is wat ik wil.” Hij weigerde. “Regels zijn regels”, gromde hij.

‘Toen hij eindelijk die boeien losmaakte, voelde ik een onbeschrijfelijk gevoel van verlossing. Het was gelukt. Ik was ontsnapt. Wat daar de gevolgen van waren – dat ik mijn familie niet meer kon terugzien – daar stond ik niet bij stil. Mijn moeder wist niet eens dat ik weg was. Onze relatie was niet al te goed. Ik heb geen afscheid van haar genomen.’


SCÈNE 3.

Een jongen van zeventien opent zijn ogen in een kraaknette kamer. Hij schuift de gordijnen open. Er dwarrelen sneeuwvlokken voor het raam. Hij kijkt naar een witte stad. Alles is stil.

‘Mijn eerste dutje in België was voor mij een openbaring. Als Palestijn, opgegroeid zonder veel rechten, zonder mogelijkheid om te bewegen, om mezelf uit te drukken, om actief deel te nemen aan een samenleving, was ik voor het eerst in een land dat wel respect heeft voor mensenrechten en vrijheden.

“Countries where they speak good English’, had ik op Google ingetikt. Als tweede in de lijst met zoekresultaten stond een link naar de universiteit van Antwerpen, ik klikte door en begreep dat het een stad in België was. Maar uiteindelijk gaf iets anders de doorslag. Met de som geld die ik van al mijn baantjes in Koeweit bij elkaar had gespaard, stapte ik naar een vriend die voor een reisagentschap werkte. ‘Ik wil weg’, zei ik. ‘Waar kan ik met dit bedrag naartoe?’ Er was maar één ticket mogelijk: Brussel. Ik kwam naar België omdat het het goedkoopste ticket van die dag was.

‘Het eerste waar ik van genoot, was de rust, de orde, de stilte. De beauty van België wordt vaak onderschat. Men is daar hier niet zo over te spreken, maar mij beviel het na de drukte en de chaos van het Midden-Oosten.

‘Na een dutje stapte ik een kebabzaak binnen. “Ik zoek werk”, zei ik. Daar leerde ik dat hier voor alles procedures bestaan. Ik moest erkend worden om te mogen blijven. En zo begonnen mijn jaren in het asielcentrum in Broechem. Maar dat dutje kon niemand me nog afnemen.’


SCÈNE 4.

Zo staat het in Herboren, het boek dat Khalifeh schreef: ‘Mijn telefoon rinkelt. Het is mijn tante. “Majd, ik geef nu de telefoon aan je moeder. Je moet nu afscheid nemen, want misschien haalt ze het einde van de dag niet meer.”‘

‘”Majd, wil je goed voor je kleine zus zorgen”, is het laatste wat ze zegt. Ik zat in het asielcentrum, ik had de mogelijkheid niet om te reizen. Hoe kon ik voor een zus zorgen die op een ander continent naast het ziekbed van mijn moeder stond?’ Hij schudt het hoofd. ‘Ze had al kanker toen ik vertrok. Vier jaar lang leek ze ervan verlost en toen kwam de ziekte terug. De uren na haar dood voelden als jaren. Alle gevoelens stapelden zich in mij op. Ik was boos, verdrietig, voelde me onmachtig, onhandig. Ik was hier en kon niet daar zijn. Niet om afscheid te nemen, niet om haar begrafenis bij te wonen. Onder Palestijnen neemt niemand je dat kwalijk. De zoektocht naar een toekomst is er bekend en er is oneindig veel begrip voor.

'Er wordt onderzocht wat de economische meerwaarde is van een migrant, wat zijn strafblad is, maar hoe hij zich voelt als mens? Je kunt je niet voorstellen welke last een vader meedraagt die zijn familie heeft achtergelaten.'
‘Er wordt onderzocht wat de economische meerwaarde is van een migrant, wat zijn strafblad is, maar hoe hij zich voelt als mens? Je kunt je niet voorstellen welke last een vader meedraagt die zijn familie heeft achtergelaten.’© Jef Boes

‘Die nacht droomde ik van mijn moeder. Ze zag er bevrijd van pijn uit, vreedzaam en ze stelde me gerust: “Het is goed zo.” Ik kan het niet goed beschrijven, maar na die nacht was ik ervan overtuigd dat haar dood niet zomaar slecht was. De chemotherapie had haar kapotgemaakt. Misschien voelde ze zich verlost.’

Eén blad van de jaren dat hij in Broechem verbleef, heeft hij altijd bijgehouden. Het hing aan de binnenkant van zijn locker en hij schreef er zijn streefdoelen op: de taal leren, vrienden maken, een job zoeken om een studie te betalen, een diploma halen. Om overeind te blijven in de uitzichtloze wachtkamer die een asielcentrum is, heb je houvast en richting nodig. En mentale superkracht. ‘De dood van mijn moeder had de grond van onder mijn voeten kunnen halen. Men staat er zelden bij stil wat een nieuwkomer op sociaal vlak meemaakt. Er wordt onderzocht wat de economische meerwaarde is van een migrant, wat zijn strafblad is, maar hoe hij zich voelt als mens? Dat negeert men nogal makkelijk. Je kunt je niet voorstellen welke last een vader meedraagt die zijn familie heeft achtergelaten. Het is een nieuwkomersfabriek. Vanaf dag één moet je de normen en waarden overnemen en hup, begin maar aan het leven, zorg dat je actief bent. Soms zijn er zo veel psychologische bezwaren, zo veel schokken die je eerst moet verwerken vooraleer er een positief effect op dat nieuwe samenleven kan volgen.

Mijn vader is sinds kort Algerijn, mijn zus is Tunesische en ik ben Belg. Ook dat is het verhaal van mijn familie.

‘De dood van mijn moeder had me kapot kunnen maken. Maar ik heb me vastgeklampt aan mijn originele plan, aan wat ik wilde bereiken. Dat is me in die vijftien jaar gelukt. Dat is niet min. Ik ben ver onder de armoedegrens begonnen. Zonder nationaliteit, zonder job, zonder diploma, zonder netwerk. Ik heb talen geleerd, ik heb een diploma gehaald en ik ben Belg geworden. Dat heeft heel veel energie gekost, er waren veel zware momenten, met de dood van mijn moeder als absoluut dieptepunt. Ook omdat ik achterbleef met de zorg voor een zus bij wie ik niet kon zijn.

‘Ondertussen is zij getrouwd en Tunesische geworden. Ook dat is het verhaal van mijn familie. We komen uit hetzelfde nest en combineren alle soorten nationaliteiten. Mijn vader is sinds kort Algerijn – hij heeft een rechtszaak gewonnen op basis van een ver familielid, een overoverovergrootvader uit de achttiende eeuw die Algerijn was – mijn zus is Tunesische en ik ben Belg.’


SCÈNE 5.

Een man kijkt op zijn computer naar de website van het Belgisch Staatsblad, hij drukt Ctrl-F, tikt zijn naam in en daar staat het: Majd Khalifeh, in naam van de koning der Belgen is hij officieel Belg verklaard.

‘Voor de eerste keer sinds mijn geboorte was ik een burger van een land. Ik voelde me een volwaardig mens, erkend en met bewegingsvrijheid. Dat laatste is niet te onderschatten. Het bepaalt wat mogelijk is in je leven. Als Belg en als Europees burger kun je New York bezoeken wanneer je maar wilt, dat was voor mij als staatloze Palestijn tot dan ondenkbaar. Ik kreeg een vrijheid die mijn grootouders nooit meer hebben gekend: de vrijheid om hun geboortegrond te bezoeken. Dat heb ik gedaan. Ik ben teruggekeerd. Het dorp van Hussain is een ruïne. Wat ervan rest, zijn een paar muren in een natuurgebied. Mijn neef, die nog in Israël woont, gaat er regelmatig heen om te barbecueën en het gevoel van het dorp levendig te houden.

‘Mijn paspoort komt ook met een verantwoordelijkheid. Ik kan het niet zomaar gebruiken voor dingen zonder reden of doel. Het is ook vreemd om te beseffen dat ik dankzij dat paspoort meer kansen heb dan mijn broers of zussen. We hebben dezelfde vader en moeder, maar een andere nationaliteit en dat verandert de mogelijkheden. Dat is wat nationaliteit betekent op dit moment: het recht om je vrij te bewegen. Of niet. Dat is de wet van de wereld dezer dagen.’


SCÈNE 6. Een pasgeboren baby ligt op de knieën van haar vader. Ze opent de ogen, staart hem aan. Hij kijkt terug. Een traan rolt over zijn wang.

‘Ik heb te veel meegemaakt om nog te wenen. Mijn vrouw zegt soms al lachend dat ik dood ben vanbinnen. Ik wilde ook niet wenen toen mijn dochter geboren werd, maar met haar kwamen de tranen. Van vreugde, dat spreekt. Ik heb haar niet aan mijn grootvader kunnen tonen, dit meisje, geboren in Europa, de vierde generatie van ons versplinterde gezin. Ze zal hier opgroeien, ze spreekt Nederlands en Arabisch, ik weet niet hoe ze het verhaal van haar familie zal leren kennen. Haar verbondenheid met het land van haar voorouders zal anders zijn.’

Met dank aan Cinema Galeries, Brussel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content