Al op haar vijftiende kroonde Billie Marten zich tot de postergirl van introspectieve folkpop. Elf jaar en vijf albums later keert ze op het bruisende Dog Eared terug naar haar babyjaren. ‘Ik droom voortdurend over school. Daar heeft Freud vast iets op te zeggen.’
Vijftien zijn is cringe zijn. Met wat geluk kunnen de meeste volwassenen dat tijdperk voorgoed wissen uit het geheugen. Niet Billie Marten, die al op haar vijftiende haar eerste ep Ribbon uitbracht, met dagboekliedjes die inmiddels miljoenen keer gestreamd zijn. ‘Ik was zo serieus en neerslachtig. Ik luisterde enkel naar Radiohead, Elliott Smith, Nick Drake. Alle depressievelingen, in feite. Ik heb moeten leren om me niet te schamen over het feit dat al die grote gevoelens zo publiek zijn.’
Er is veel veranderd sinds Marten elf jaar geleden haar eerste platencontract tekende. Intussen, op haar 26e, heeft ze Sony ingeruild voor het onafhankelijke Fiction Records, werden haar songs volwassener en zit ze met Dog Eared aan haar vijfde album. Al noemt ze het net zo graag haar tweede, na haar vorige, Drop Cherries (2023), die ze beschrijft als het eerste hoofdstuk van haar twintigerjaren. ‘Voordien schreef ik enkel over vragen en frustraties die ik had over mezelf. Nu voel ik eindelijk rust, alsof ik voor een nieuw tijdperk sta.’
Het nieuwe tijdperk klinkt levendiger dan ooit. Marten vertelt dat ze op zoek was naar een frisse wind en die vond ze bij de Amerikaanse producent Philip Weinrobe, die net ook Adrianne Lenkers Bright Future had opgenomen. Het was hij die Marten naar New York overvloog. Het was hij die onder meer Sam Amidon en Maia Friedman, zangeres van Dirty Projectors, uitnodigde om aan de plaat mee te werken. En het was ook hij die besloot om, net als bij Lenkers plaat, alle nummers live op te nemen, zonder aanwijzingen, en zonder koptelefoon.
Billie Marten: Als het aan mij lag, had ik die keuze allicht niet gemaakt. Zeker omdat ik mezelf de hele tijd niet kon horen zingen. Best beangstigend. Als singer-songwriter ben je het gewoon om veel controle te hebben. Nu had ik nul controle. Phil nam het allemaal op – of ik het nu leuk vond of niet. Alleen: zijn methode werkte heel goed. Dus ik vrees dat ik voortaan altijd op deze manier een plaat zal maken.
‘Als singer-songwriter ben ik het gewoon om veel controle te hebben. Nu had ik nul controle.’
Wat heb je geleerd uit die aanpak?
Marten: Ik heb geleerd om minder vragen te stellen. Veel van de anderen speelden gewoon een stukje, zonder er veel over te discussiëren. Zij wisten dat wat ze deden, het best mogelijke was op dat moment. En omdat er geen ruimte was om achteraf nog bij te schaven, konden we niet anders dan zelfverzekerd én doodsbang tegelijk zijn. Ik herinner me dat ik toen heb geschreven dat dit het hardste was dat ik ooit gewerkt had. Dat is allicht niet waar, maar die aanpak vereiste wel dat ik voortdurend aanwezig en gefocust was.
Je schreef de basis voor de nummers terwijl je op tournee was met je vorige plaat. Welk effect had dat op het schrijven?
Marten: Door zo ver van huis te zijn, werd ik heel nostalgisch. Ik kan het nog altijd niet goed vatten. Mijn herinneringen van mijn eerste tien levensjaren – dus voordat ik een volwaardig persoon werd – zijn erg visceraal en visueel. Ik zit wat vast in mijn babyjaren, geloof ik. Ik droom ook voortdurend over school. Daar heeft Freud vast iets op te zeggen.
De plaat gaat ook over opgroeien. ‘Don’t push me over, I’m half your size’, zing je op Clover, een verwijzing naar de muziekindustrie navigeren als jonge artiest.
Marten: Ofwel word je geïnfantiliseerd en vertroetelen ze je alsof je een of ander klein kind bent. Ofwel behandelen ze je keihard, alsof je slechts een nummer bent. Er is geen tussenweg. Niet dat ik het bijzonder zwaar heb gehad, of zo. Ik heb een van de minst traumatiserende ervaringen gehad als jonge artiest in de muziekwereld. Maar ik heb wel een soort hardheid opgepikt. Ik had altijd het gevoel dat ik me moest verdedigen, zonder dat daar echt een reden voor was. Ik weet niet of dat ligt aan de leeftijd, mijn ervaring of het simpele feit dat ik een jonge vrouw ben. Maar je moet een dikke huid hebben. Al ben ik dat nu stilletjesaan aan het loslaten. Ik blijf voorzichtig, maar ik besef nu dat niet iedereen het slechtste voor heeft met mij.
Tot slot: je hebt je plaat Dog Eared genoemd, wat me enigszins verbaasde. Crown is een liefdeslied over hoe katten schaamteloos om liefde vragen en ook je Instagrampagina verraadt dat je een kattenvrouw bent.
Marten: Klopt, ik heb een rosse kat. De originele albumcover was zelfs een foto van hij die aan het geeuwen is, waardoor het een beetje leek alsof hij aan het zingen was. Of aan het schreeuwen. Maar de titel staat daar dus los van. Er waren veel mogelijke titels, maar om de een of andere reden bleef deze het langst hangen. Ik lees al van kinds af aan. En vroeger mocht ik nooit de pagina omplooien, ik móést een bladwijzer gebruiken. Als ik nu toch een ezelsoor maak (dog-ear in het Engels, nvdr.), voelt het best godslasterlijk. Ook al heb ik een vrije wil en heeft dat boek absoluut geen gevoelens. En daarnaast hou ik wel van het beeld van een boek dat een beetje kapot gelezen is, maar tegelijk nog van het leven barst. En ja, dat is een metafoor.
Billie Marten
Echte naam Isabelle Sophie Tweddle.
Geboren in Ripon, in het Verenigd Koninkrijk, in 1999.
Wordt opgepikt door Sony nadat ze als tiener covers op YouTube uploadde voor haar oma.
Lost op haar vijftiende haar eerste ep Ribbon. Twee jaar later volgt debuutplaat Writing in Blues and Yellows, een plaat die miljoenen keren gestreamd wordt.
Haalt haar artiestennaam bij John Martyn, nog zo’n getormenteerde folkartiest van wie ze op jonge leeftijd fan was.