Nieuw album én Gent Jazz voor An Pierlé en producer Koen Gisen: ‘Avant-garde voor de huisvrouw’
Met Ultimate Survival heeft zangeres An Pierlé haar tweede jazzalbum klaar, met hulp van Schntzl. En met producer-saxofonist-hubby Koen Gisen, natuurlijk. ‘Ik loop graag in mijn plaat rond.’
Hoe doe je dat, 50 worden als je op je 20e door de Franse pers werd uitgeroepen tot ‘een bandeloze herderin’, ‘een decadente parel’ en ‘een prerafaëlitische schoonheid’? Je zegt ‘foert’ en gaat jazz spelen.
An Pierlé brengt dezer dagen het tweede album van het kwartet APQ uit. De jazzband bleef dezelfde als op Wiga Waga uit 2021, met Hendrik Lasure aan de piano, Casper Van de Velde op drums (samen Schntzl) en producer Koen Gisen op sax en klarinetten, maar nummer twee gaat nog dieper.
Ultimate Survival is een tour de force. De sound is weids en gelaagd – verwijzingen naar David Bowie, Kate Bush en Prince zijn niet van de lucht. En tekstueel gaat Pierlé de confrontatie aan met zichzelf: wat wil een mens nog op dit moment van het leven – in haar geval de ziekte met de grote K. Waarvoor sta je ’s ochtends op? En wat hoeft niet meer?
De antwoorden liggen meteen op tafel wanneer we haar en producer-rietblazer-echtgenoot Koen Gisen spreken in hun Gentse studio. Ze laten zich samenvatten als: geen gezever. Wat zou je je tijd verspillen aan sociale media, aan schone schijn, aan spijt over wat had kunnen zijn?
An Pierlé: ‘Een prerafaëlitische schoonheid.’ En dat is nu allemaal voorbij, hè! (schatert) Kijk, ik ben 50 geworden. Ik hoef niet zo nodig meer mee te spelen in the game. De grote festivals, het grote tourleven: we hébben dat al gedaan. De prioriteiten liggen nu anders.
Als ik het geld had, maakte ik voor alles een clip. Een Jim Jarmusch, maar dan met animatie erbij.
Voor mij gaat deze plaat over overgave. Over de angst bezweren, ze accepteren en zoeken wat eronder zit. Noem het een zelfhulpplaat, maar dan zonder gezweef en lelijkheid. Een ervaringsplaat, misschien klinkt dat beter, waarbij je wordt meegenomen op de golven van een vertelling. Ik ben heel visueel ingesteld, en voor mij is dit een film. Ik loop er graag in rond. Als ik het geld had, maakte ik voor alles een heel letterlijke clip. Een Jim Jarmusch, maar dan met animatie erbij.
Koen Gisen: ‘Red het vege lijf’: dat vat zowel de teksten als onze manier van optreden samen.
Je had een plaat als Ultimate Survival op je 20e niet mogen maken.
Pierlé: Ik had Ultimate Survival toen niet kúnnen maken. Een mens evolueert – ik was in die tijd een pianomeisje. Toen Koen erbij kwam, is de muziek flink veranderd, en al helemaal toen we de Schntzls leerden kennen. Dit is écht een kwartetplaat.
Gisen: De teksten blijven natuurlijk van jou.
Pierlé: En daar ben ik wel trots op. Tijdens soundchecks ga ik soms mijn gang en improviseer ik teksten. Dan onthoud ik daar één zinnetje uit, en dat werk ik verder uit. Sommige kwamen in één gulp, op andere frasen zit ik lang te kauwen – je moet toch vermijden dat je vooral op basis van klanken schrijft.
Je bent intussen hersteld van borstkanker. Op welke manier is de ziekte een reset geweest voor je creatieve leven?
Pierlé: Heel nadrukkelijk. Ik ben iemand anders dan daarvoor. Of beter: ik ben meer mijzelf. Aan een kant rustiger, maar ik heb ook veel meer zin in de dingen. Je reflecteert helderder over wat je nog wilt – en is dat dan wat je altijd dácht dat je later zou willen?
Aan mensen die vastzitten wordt vaak gevraagd: ‘Wat deed je het liefst of het best toen je een kind was?’ In mijn geval was dat tekenen en… dansen op Barbra Streisand. Laatst waren we een nummer van haar aan het spelen en plots besefte ik: ik heb óók dingen geleerd door met Barbra mee te zingen. En ik schilder. Daar word ik blij van, en dat wil ik vrijwaren van elke druk.
Verwijst de titel naar de afwikkeling van de ziekte?
Pierlé: Totaal niet, al begrijp ik dat mensen die link leggen. Voor mij staat dit album daar helemaal los van. Kunstenaar Patrick Van Caeckenberg kwam ermee aanzetten. Een titel aan een werk geven, voegt een extra laag toe. Ultimate Survival, dat leek me eerst iets als Mortal Kombat. Of iets van The Clash, of reggae op het Trojan-label.
Patrick haalde de naam en het beeld uit een boek uit de jaren zestig waarin dieren voor andere diersoorten begint te zorgen. Als je het in díé optiek bekijkt, past de titel erg goed bij waar de teksten over gaan. Dit houdt me bezig: dat we veel beter voor elkaar, en de natuur en de dieren moeten zorgen. Maar dan moet het niet te zweverig worden. Hoop, tevredenheid en de kracht van kwetsbaarheid zijn niet zweverig. Maar ze zijn soms ver te zoeken in tijden van Instagram.
Het leeftijdsverschil met jullie bandleden, pianist Hendrik Lasure en drummer Casper Van de Velde, is erg groot. Wat doet dat met de dynamiek in de band?
Pierlé: Hendrik werd geboren in 1997, een jaar nadat ik de Rock Rally won. Op zijn 16e was hij al klaar met school. Die twee spelen samen sinds hun tienertijd, Hendrik was 12, Casper 14. Maar je merkt dat leeftijdsverschil niet meer. We spelen op het podium, en we spelen tijdens de pauze. Anders gezegd: we lachen ons kapot samen.
Gisen: Alleen als ik doordram – over de staat van de wereld of een Duitse filosoof of zo – bevriezen ze soms even. Ik werd al ‘Nonkel Agressor’ genoemd. Maar ze tolereren mijn temperament doorgaans goed.
Hendrik en Casper zijn 30 jaar jonger, en zij zijn een tijd mijn mentor geweest.
Spelen met Casper en Hendrik, dat is: geen vat hebben op de dingen. Dat vind ik leuk. Communiceren. Heel veel kijken, in verbinding staan maar je ook op gevaarlijke terrein begeven. En tegelijk zit je met die twee in je band in een zetel: je wéét dat het goed komt. Wat je ook doet, zij kunnen alles opvangen.
(snel) Casper is king. Aan hem heb ik alles opgehangen, hij is internationale klasse. En dan had je zijn drumstel moeten zien. Een Japans ding uit de jaren zeventig, de tom van een kinderdrumstel, een beschilderde tamtam. En hij komt daarmee weg.
Jullie hebben tonnen ervaring. Wat kunnen jullie van hén leren?
Gisen: Oh, concreet de muziek van de IJslandse jazzbassist Skuli Sverrisson, bijvoorbeeld. Die heeft in New York een tweede leven als studio-dude. Fantastisch. Maar belangrijker: zij zijn een tijdlang mijn mentor geweest. Telkens als ik met hen opnam, was het verfrissend en plezierig. Snel van brein ook. Ze zijn de techniciteit zo ver voorbij dat ze geen groot ego nodig hebben. Ze zijn open, genres spelen geen rol.
Pierlé: En emotioneel heel alert. Met het ouder worden beginnen ze meer van elkaar te verschillen, terwijl ze vroeger zowat een twee-eenheid waren.
Gisen: Het straffe is ook: als je met hen een idee uitwerkt, wordt dat meteen een versie op zich. En take twee heeft dan weer níéts met de eerste te maken. Dat belooft voor het moment dat we dit live gaan brengen. Het zal weer helemaal anders zijn. Een geleide ontsporing, zoiets.
De sound van Ultimate Survival neigt soms naar de soundtrack van Stranger Things: veel synths, en sfeer van de hits van Kate Bush.
Pierlé: Die verwijzingen kwamen van Hendrik, en hij bleek haar niet te kennen!
Gisen: Het kwam naar boven in een improvisatie van Hendrik. Wij maar gillen: ‘Dat zouden wij nooit gedurfd hebben!’ Hij was van de hand Gods geslagen, hij had geen idee wat we bedoelden.
Qua klankkleur zitten jullie met dit album dichter tegen Blackstar, het testament van David Bowie, aan.
Gisen: Blackstar is voor mij een mixing template, de norm van wat ik goed vind als producer. Ik heb in Parijs een dag gewerkt met Tom Elmhirst, de Britse producer en mixer die op Blackstar werkte. En dan eens vriendelijk gelachen naar Charlotte Gainsbourg aan de koffiemachine. (grijnst) Met hem heb ik in de multitracks van Blackstar kunnen graven. Die plaat was opgenomen in The Magic Shop, een keldertje in New York. Ik voelde me verwant met hem en zijn manier van werken. Bleken we ook nog hetzelfde materiaal te hebben.
Blackstar is, laten we het niet vergeten, ook opgenomen met een jazzband. Toen die plaat net uitkwam, realiseerde ik me dat niet. Ze is spectraal gemixt. Dat wilde ik nu ook.
De duizend stemmen van Bowie, de theatraliteit van zijn zang, het cabareteske erin herken ik zeer.
Pierlé: Omdat ik een vrouw ben, wordt er bij mij minder aan mannelijke voorbeelden gedacht, maar Bowie is er voor mij altijd geweest. Hij komt vaak terug in mijn manier van zingen en pianospelen. Met het overlijden van David Lynch heb ik nog eens naar Lost Highway gekeken. Uren heb ik vroeger naar die soundtrack geluisterd, vooral dan naar het nummer van Bowie, I’m Deranged. Hoe die piano dwars door het nummer snijdt: dat gebeurt bij ons kwartet vaak. De duizend stemmen van Bowie, de theatraliteit van zijn zang, het cabareteske erin herken ik zeer.
Gisen: Op een Duitse, zeg maar Blixa Bargeld-manier. De sfeer van Babylon Berlin, van Bertolt Brecht en Kurt Weill. Je wilt niet weten hoeveel keer ik in mijn leven naar de Dreigroschenoper heb geluisterd.
Met deze muziek, uitgebracht op WERF, een jazzlabel, plaatsen jullie je buiten de wereld van de MIA’s.
Pierlé: Stel je voor dat ik in P Diddy’s kelder zou terechtkomen! (lacht)
Gisen: Buiten het gedoe, gelukkig.
En zo staan jullie deze zomer op Gent Jazz, op dezelfde dag als Melody Gardot en Ibrahim Maalouf.
Pierlé: Ik ben superblij dat we daar mogen spelen, op het hoofdpodium. We zijn daar echt klaar voor, en ik voel me gesteund door de erkenning. In de nieuwe tentopstelling van Gent Jazz komt ook de belichting tot zijn recht. Ons optreden wordt een immersieve belevenis.
Gisen: Voor mij was het een stiekeme droom om in het jazzcircuit terecht te komen. Ik ben als sinds mijn jonge jaren een jazzfreak. Ik wilde altijd al songs maken die niet formulair opgebouwd zijn: strofe, refrein, strofe et cetera. Die drang hoor je al in de muziek uit onze succesvolle popdagen. Dat zijn allemaal rare nummers, maar wel catchy. Er zit wel een soort refrein in, maar net zo goed dertien akkoorden en twee bruggen. We hadden een missie: we maken avant-garde voor de huisvrouw. En dat doen we nog altijd.
Ultimate Survival van het An Pierlé Quartet is uit bij WERF. Beluister hier het album.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier