Ze is bekend van haar vele samenwerkingen met Angèle en ze maakte een ‘handleiding’ bij de Netflixreeks Sex Education. Maar Charlotte Abramow is vooral volbloed fotografe. Dit najaar eert ze haar vader, Maurice, met een expo in Brussel.
Zeven jaar geleden viel er ineens een enorme leegte in het leven van fotografe Charlotte Abramow. Maurice, Tristesse et rigolade, haar eerste boek, verkocht meteen uit. Maar haar vader, naar wie het project vernoemd is, was een maand ervoor overleden. ‘Een bizarre tijd’, herinnert Abramow zich. ‘Er was zoveel afwezigheid. Maar misschien was het goed dat het boek zo snel uitverkocht. In het beginstadium van rouw wil je snel vooruitgaan, zonder je gevoelens direct te confronteren.’
Maurice’ sterfelijkheid zat in het volledige project vervat. In 2011 worstelde Maurice Abramow met kanker. De tumor werd operatief verwijderd, maar de man bleek allergisch aan zijn medicatie, waardoor hij voor anderhalve maand in coma raakte. Daarna was Maurice nooit meer dezelfde. ‘Mijn vader kon niet meer onafhankelijk leven, we moesten hem bij alles helpen. Ook mentaal was hij een beetje verloren. Hij vond de weg in zijn eigen huis niet meer, en de eerste jaren had hij moeite met onthouden in welk jaar hij leefde. Soms leek het alsof hij een beetje kinds was geworden. Maar ergens was dat schattig. Toen hij uit zijn coma ontwaakte, keek hij met nieuwe verwondering naar de wereld. Dat probeerde ik met dit fotoproject op beeld vast te leggen.’
Zeven jaar later worden die foto’s in Hangar voor het eerst tentoongesteld. Waarom nu pas?
Charlotte Abramow: Het heeft lang geduurd, maar omdat ik mijn rouw even moest verwerken, voelde dat juist. Daarnaast blijft het nummer 7 maar terugkomen in dit verhaal. Mijn vader belandde in een coma op de zevende dag na zijn operatie. Toen hij ontwaakte, gaven de dokters hem maximaal een paar maanden, maar miraculeus genoeg zijn dat zeven jaren geworden. Om het boek Maurice te maken, heb ik een crowdfunding gedaan waaraan exact 777 mensen hebben bijgedragen. En zeven jaar na zijn dood hou ik hem in leven met deze tentoonstelling. Eigenlijk was het nu of nooit.
Kijk je nu anders terug op deze foto’s?
Abramow: Het was een gekke ervaring. In het boek zijn de foto’s relatief klein, maar toen ik ze ging uitprinten voor de expo, werden ze veel groter. Door hem in dat formaat terug te zien, voelde het soms alsof hij weer bij me was. Natuurlijk is hij er nooit echt, maar ik voelde er een vreemde vorm van vreugde bij. Via mijn werk zorg ik ervoor dat hij niet wordt vergeten.
Op veel van de foto’s komt je vader over als een vrolijke, energieke man. Niet het clichébeeld dat we vaak van zieke mensen zien.
Abramow: Volgens mij heeft dat vooral te maken met het feit dat hij niet echt fysiek heeft geleden. Natuurlijk was hij fragiel na zijn coma, maar hij was vooral mentaal veranderd. Maar zelfs voor zijn ziekte hing mijn vader altijd de komiek uit, en erna is hij altijd grappig gebleven. Daarnaast gaf dit project hem veel energie. Hij was zich ervan bewust dat veel oudere mensen een wat saai leven leiden. Voor de camera voelde hij zich echter een filmster.
Er zit veel surrealisme in de beelden. Is dat een manier om de kinderlijke verwondering van je vader weer te geven?
Abramow: Deels wel. Daarnaast was René Magritte mijn grootste inspiratie. Wanneer je naar zijn schilderijen kijkt, plaatsen die je in een soort andere perceptie van de realiteit. Daarin zag ik een parallel met mijn vader, die na zijn coma ook in zijn eigen wereldje leefde. Hij was niet gek of dement, maar hij vond een nieuw soort poëzie in zijn omgeving. Doordat ik dit project rond hem maakte, kon ik ook mijn perspectief rond zijn gezondheid veranderen. Ik maakte er iets van als Le petit prince van Antoine de Saint-Exupéry, een mooi verhaal vol verbeelding over een triestig onderwerp.
De ondertitel van het boek is Tristesse et rigolade. Wanneer je erover spreekt, hoor ik vooral rigolade: lol, grappigheid.
Abramow: Mijn vader bedacht die titel. Toen ik hem het bijna afgewerkte product toonde, vroeg ik hem wat volgens hem de conclusie van zijn eigen verhaal was. Met ‘tristesse en rigolade’ vatte hij het in twee woorden samen. Dat vond ik zo poëtisch, want daar draait het hele werk om. Ik kon mijn vader niet genezen, maar mijn kracht was dat ik zijn verhaal via mijn lens in iets moois kon veranderen.
‘Ik kon mijn vader niet genezen, maar mijn kracht was dat ik zijn verhaal via mijn lens in iets moois kon veranderen.’
Jouw werk wordt vaak geassocieerd met feminisme en de manier waarop vrouwenlichamen in beeld worden gebracht. Maurice gaat over een compleet ander thema. Zie je het zelf als een buitenbeentje in je oeuvre?
Abramow: Niet per se. Het zou jammer zijn om mijn werk te beperken tot wat mensen zien als feministische kwesties, maar ik zie de wereld sowieso door een feministische bril. Bovendien is zorgen voor een ziek familielid ook iets wat vaker door vrouwen wordt gedaan. Wanneer ik uitzoom, zou ik eerder zeggen dat mijn werk draait rond taboes. Hoe verwerk je die onderwerpen in kunst en start je er een dialoog over?
Is ziekte nog steeds een taboe in onze samenleving?
Abramow: Mensen zijn er vooral bang van. Terwijl het veel mensen op een directe, maar nog meer op een indirecte manier treft. Misschien praten we daar ondertussen al iets meer over. Een paar jaar geleden was ik positief verrast omdat ik op straat een advertentie zag die openlijk over mantelzorg sprak. Toen ik als zeventienjarige plots die rol op mij moest nemen – wat ik met veel liefde deed – voelde ik me erg eenzaam. Je moet het meemaken om het te snappen. Toen ik het boek uitbracht, ben ik overstelpt met berichten van wildvreemden die zichzelf erin herkenden.
Was het voor je vader niet confronterend om te poseren voor beelden die over zijn nakende sterfelijkheid gingen?
Abramow: Zijn attitude leek heel erg die van iemand die dacht dat hij nooit zou sterven. Dit project gaf hem zo veel vreugde en plezier, waardoor ik niet weet of hij ooit diep nadacht over de dood. Hij leek vooral in zijn eigen, dromerige hoofd te verdwalen.
Maurice bestond oorspronkelijk uit zeven hoofdstukken. Daar komt nu een achtste bij.
Abramow: Dat gaat over rouw. Hoe geef je die leegte een plaats? Als atheïst ben ik geen spiritueel persoon en geloof ik niet in leven na de dood. Toch zag ik na de dood van mijn vader overal tekenen. Ooit gaf ik een interview op de Franse televisie, in een programma waar ook André Manoukian een rubriek had. Hij sprak heel enthousiast over muziektheorie en maakte muzikale portretjes van de gasten. Op basis van mijn naam en geboortedatum besliste hij welke muzieknoot bij mij hoorde, en het werd si – alweer de zevende noot. Daarna zei hij dat het nummer dat daarom bij mij hoorde Les feuilles mortes was. Manoukian kon het onmogelijk weten, maar dat was het favoriete lied van mijn vader en werd op zijn begrafenis afgespeeld.
Zo zie ik hem in veel kleine momentjes terug. Soms in heel banale dingen, zoals wanneer ik in de straten van Parijs een winkel zie die Maurice heet. Of wanneer ik een heerlijk dessert eet en terugdenk aan hoeveel hij van chocolade hield. Daarnaast kan ik nooit meer dode bladeren op de grond zien liggen zonder aan Les feuilles mortes te denken. Daar gaat het nieuwe hoofdstuk over: hoe kan ik dit verdriet in liefde omzetten? Mijn vader is er misschien niet meer, maar ik blijf hem op allerlei manieren toch terugvinden.
Maurice, Tristesse et rigolade
Van 19.09 tot 21.12 in Hangar, Brussel, thehangar.be. Het gelijknamige boek wordt vanaf 03.11 heruitgegeven via Fisheye éditions.
Charlotte Abramow
Stelt ook werk tentoon tijdens de Fotobiënnale Oostende, van 06.09 tot 16.11, fotobiennale.be
Jean-François Robert
Charlotte Abramow
Geboren op 30 september 1993 in Brussel.
Begint rond haar zevende met fotografie.
Verhuist in 2013 naar Parijs om fotografie te studeren aan kunstschool Gobelins.
Werkt vaak samen met zangeres Angèle.