‘Het koor van de 300 moordenaressen’: opnieuw een boek van Willem Du Gardijn dat je voélt

4,5 / 5
Willem du Gardijn, auteur van ‘Het koor van de 300 moordenaressen’ © Elisabeth van Sandick

Willem du Gardijn, Koppernik

Het koor van de 300 moordenaressen

251 blz, 22,00 euro

4,5 / 5

Hoe ontsnap je uit een politieke hel, beheerst door achterdocht en verraad? Door de kracht van de menselijke geest, suggereert Willem du Gardijn in Het koor van de 300 moordenaressen’.

Lena en Maksa zijn allebei eind de dertig en lijken zo sterk op elkaar dat ze zussen zouden kunnen zijn. Iedere dag rijden ze met het openbaar vervoer naar hun werk door een op zijn laatste poten lopende Oost-Berlijn. Ze werken allebei in de Fleisch Union, een groot slachthuis waaruit af en toe een dier ontsnapt dat dan opgejaagd, gevangen en zo snel mogelijk geslacht moet worden, want opgejaagd vlees bevat veel adrenaline, wat de smaak ten goede komt.

In Willem du Gardijns roman Het koor van de 300 moordenaressen worden niet alleen ontsnapte runderen, maar ook mensen opgejaagd, waarna ze net als die runderen een kogel door het hoofd krijgen. Onder het toeziend oog van staatsraadvoorzitter Erich Honecker is de DDR immers uitgegroeid tot een samenleving waarin achterdocht de voornaamste emotie is geworden. ‘Het is altijd december,’ vat Lena haar leven samen, ‘altijd de droevigste maand, altijd sneeuw en kou.’ Ben je zelf geen verrader, dan word je wel verraden. Als geen ander weet Du Gardijn die deprimerende sfeer neer te zetten. Je ruikt de rook van de bruinkoolkachels, je ziet de kogelgaten van de voorbije oorlog in de gevels van afgeleefde appartementsblokken met vergeeld behang en dikke donkere gordijnen – net zo donker als de kleren van de mensen die er wonen. Het is een wereld waarin seks geen manier is om het leven te vieren, maar om er even aan te ontsnappen.

Centrale zin: ‘Het is altijd december, altijd de droevigste maand, altijd sneeuw en kou.’

Maar die ontsnapping zou wel eens voorgoed kunnen zijn, zegt Markus, de man van Maksa, op een dag tegen Lena. Vanuit het Westen wordt er immers een tunnel onder de muur gegraven, die in de kelder van de slagerij verderop in de straat zal uitkomen. Alleen weet Markus niet dat zijn vrouw inmiddels ‘partijwaardig’ is bevonden door een hoge pief die niet alleen op haar geest maar ook op haar lichaam aast, en dat het hele vluchtscenario nep is. Er vallen doden, overlevenden worden afgevoerd naar zwaarbewaakte gevangenissen en voor Maksa verandert de communistische hemel algauw in een hel.

Net zoals in zijn vorige boeken, met als hoogtepunt Het einde van het lied, slaagt Du Gardijn erin om je het verhaal niet alleen te laten begrijpen maar ook te doen voelen. Zijn korte, door komma’s in plaats van punten van elkaar gescheiden zinnetjes maken je net zo angstig als Lena, en zijn van dialogen verstoken proza weegt DDR-gewijs dreigend op je schouders. De enige uitweg is die van de geestelijke uittrede, zo blijkt. Individueel, om de martelingen van de volksagenten te verdringen. Maar ook collectief, in het gevangeniskoor van de 300 moordenaressen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content