‘Gliff’ van Ali Smith: ‘1984’, maar dan met paarden

Roderik Six
Roderik Six Journalist voor Knack

De gevierde Schotse auteur Ali Smith voegt een nieuw hoogtepunt aan haar rijke oeuvre toe. Gliff is geen vrolijk boek, maar Smith blijft optimistisch: ‘Je mag de kracht van verhalen niet onderschatten.’

Haar Ierse collega Sebastian Barry noemt haar ‘een Nobelprijswinnaar in wording’ en in afwachting van die hoogste literaire eer harkt de Schotse schrijfster Ali Smith al jaren prijzen binnen. Smith brak internationaal door met haar seizoenscyclus, een kwartet romans vernoemd naar de jaargetijden. Daarna volgde een vijfde seizoen, Gezelschap, en nu zet ze met haar nieuwe roman Gliff een nieuwe stap richting Stockholm.

In Gliff volgen we twee ontheemde kinderen die door een Britse dictatuur dwalen. Zonder aanwijsbare reden zijn ze ongewenst verklaard. Ze overleven op blikvoer en leven verscholen in een kraakpand, altijd op hun hoede voor de alziende camera’s en klikgrage buren. Hun enige troost: de paarden in een belendende wei. Hun enige hoop: een groep verzetsstrijders die vanuit een vervallen school sabotageacties plant. Maar kan een stelletje rebelse kinderen een totalitair regime omverwerpen?

In Gliff schetst Smith een grimmig beeld van een nabije toekomst waarin geknechte burgers proberen te overleven in een surveillancestaat. Smith hekelt ons blind geloof in technologie en waarschuwt voor een extreem neoliberale maatschappij waarin mensen soms letterlijk vermangeld worden door een allesverslindende economie.

Wie daarbij spontaan aan 1984 denkt, heeft het slechts deels bij het rechte eind. Wanneer ik Ali Smith in ons mailgesprek naar de ontstaansgeschiedenis van Gliff vraag, blijkt Franz Kafka de schuldige inspirator: ‘Eigenlijk stond dit boek niet op de planning. In 2023 heb ik voor een verzamelbundel een kafkaiaans kortverhaal geschreven en de geest van Kafka bleef nadien door mijn hoofd spoken. Als een kat bleef het thema aan mijn brein krabben, en hoewel ik het gekriebel probeerde te negeren – laat me met rust, ik ben een ander boek aan het schrijven – moest ik uiteindelijk toegeven. Toen zag ik die twee koningskinderen voor me, twee jonge zielen die gevangen zitten in een absurd systeem en een taal zoeken om met de waanzin om te gaan.’

Toch zijn George Orwell en Aldous Huxley nooit veraf. Mochten zij vandaag leven, ze zouden een hartaanval krijgen. Hun werk was als een waarschuwing bedoeld, niet als een blauwdruk. Is dat niet frustrerend?

Ali Smith: Elke auteur waant zich soms Cassandra (figuur uit de Griekse mythologie die de toekomst kon voorspellen, maar niet geloofd werd, nvdr.): we roepen en tieren, wijzen naar het kwaad en niemand luistert. Of beter: politici luisteren niet. Toch mag je de kracht van verhalen niet onderschatten. Net zoals we vroeger rond het vuur sprookjes vertelden, heeft literatuur nog steeds een verbindende kracht. In Gliff is taal een wapen. Het wordt vaak tegen mensen gebruikt – denk maar aan de term ‘illegalen’ waarmee je gelukszoekers criminaliseert – maar taal kan ook een verzetsmiddel zijn. Het is aan ons, schrijvers en burgers, om de taal terug te eisen.

‘Taal wordt vaak tegen mensen gebruikt – denk maar aan de term “illegalen” – maar het kan ook een verzetsmiddel zijn.’

Is het wel verantwoord om in tijden van fake news en politieke leugens fictie te schrijven? Voegen we daarmee geen valsheid toe aan een wereld die snakt naar waarheid? 

Smith: Dat klinkt als een moreel dilemma, maar eigenlijk is het heel eenvoudig. Verhalen en leugens zijn elkaars tegenpolen. Een leugen heeft een agenda, een leugen wil je ergens van overtuigen, een leugen wil je rekruteren of iets verbergen. Een verhaal daarentegen is een uitnodiging, een deur die op een kier staat. Het wil je de waarheid vertellen, ook al is die soms complex. Een verhaal wil niets van je, het toont je de wereld vanuit een andere blik. En een verhaal sluit niets of niemand uit: het staat elke lezer vrij om deel te nemen aan het narratief. Het is een uitnodiging tot debat terwijl een leugen het gesprek net smoort.

In Gliff refereer je meermaals naar de dreiging van technologie. Voel je die dreiging zelf? Ben je bijvoorbeeld bang dat AI of artificiële intelligentie jouw kunstvorm overbodig zal maken?

Smith: Het is interessant dat je AI met hoofdletters schrijft, alsof het een persoon betreft. Dat is het niet. Het is een programma, een algoritme geschreven door en voor mensen. We zullen ermee moeten leren werken en we mogen vooral niet vergeten dat het een geldmachine is, een instrument dat ontwikkeld is om winst te maken door de menselijke kennis te plunderen. Maar ik overschat de dreiging niet, wij beslissen hoeveel impact die nieuwe intelligentie – dat is een té groot woord, echt slim is het programma niet – op ons leven heeft. Anderzijds, en hierin ga ik akkoord met Margaret Atwood (de auteur van The Handmaid’s Tale, nvdr.), wordt elke nieuwe technologie eerst op een slechte manier gebruikt. Pas daarna komen we tot inzicht. De kernbom werd bijvoorbeeld ingezet om een escalerende oorlog te beëindigen. Zodra we de vernietigende kracht op gruwelijke wijze misbruikt hadden, kwamen we tot inkeer en hebben we internationale verdragen gesloten om het gebruik ervan aan banden te leggen.

Tegenover al die kille technologie staan de paarden. Zelf zie ik ze vooral als dure landschapsdecoratie, maar in Gliff spelen ze een ontroerende hoofdrol. Vanwaar je fascinatie voor die edele dieren?

Smith: Paarden zijn paarden. Ze symboliseren niets in Gliff, ze zijn gewoon zichzelf. De mensheid leeft al duizenden jaren in een soort symbiose met die majestueuze dieren. Ze zijn zo anders dan wij, en toch hebben we geleerd om ermee te communiceren, om samen te werken. Dat vind ik mooi: ook al delen we geen taal, toch kunnen we een band opbouwen met wezens die ons compleet vreemd zijn. Nu ik erover nadenk: misschien staan ze toch symbool voor iets, maar dat laat ik over aan de lezer. 

Je hoofdpersonages gaan in verzet tegen het systeem, met wisselend succes. Toch straalt er een zeker fatalisme uit je boek. Acht je verzet nog mogelijk in deze donkere tijden?

Smith: Daar ga ik kort op antwoorden: elk licht in de duisternis, hoe klein ook, kan mijlenver gezien worden.

Waarom heb je trouwens voor die mysterieuze titel gekozen? Waar komt dat woord vandaan?

Smith: Ik heb het bij toeval ontdekt. Ik heb een zwak voor etymologie en ik wilde weten wat het woord ‘glyph’ betekende. Zo kwam ik bij ‘gliff’ terecht. In het Schots betekent het ‘glimp’, ‘schok’, ‘blik’, maar ook ‘flits’. ‘Gliff’ zit tjokvol betekenis en toch, terwijl ik het tik, wordt het door mijn spellingschecker met rode krulletjes onderlijnd – officieel bestaat het dus niet. Net zoals mijn hoofdpersonages tegelijk bestaan en niet bestaan. Door ‘gliff’ als titel te gebruiken, heb ik het bestaansrecht gegeven.

En wat is er met ‘glyph’ gebeurd?

Smith: Dat wordt de titel van mijn volgende roman. ‘Glyph’ betekent ‘teken’, ‘gravure’ of ‘symbool’. Maar daar lees je volgend jaar alles over. Nog even geduld.

Gliff

Uit bij Prometheus.

Ali Smith

Geboren in 1962 in Inverness, Schotland, waar ze opgroeit in een arbeidersgezin.

Studeert Engelse taal- en letterkunde in Aberdeen. Al tijdens haar studies wint ze poëzieprijzen.

Wint onder meer de Europese Literatuurprijs en de Costa Novel of the Year Award.

Wordt in 2015 geridderd voor haar verdiensten in de literatuur.

Woont tegenwoordig in Cambridge, samen met haar partner, filmmaker Sarah Wood.

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content