THE RETURN OF THE KING. DE WONDEREN ZIJN DE WERELD NOG NIET UIT: een jerry bruckheimer-productie levert een vrij authentieke, sombere en onderhoudende prent op.

ANTOINE FUQUA

MET CLIVE OWEN, KEIRA KNIGHTLEY, STELLAN SKARSGåRD, IOAN GRUFFUDd, Hugh Dancy, Ray Winstone

King Arthur **

Dat een Hollywoodepos een poging zou doen om een leeggezogen legende over een Britse koning en ‘strange women lyin’ in ponds distributing swords’(zoals Monty Python het verwoordde) authentiek en compromisloos te brengen, verwacht niemand. Zeker niet van een productie die het merk Jerry Bruckheimer draagt, doorgaans goed voor een soort van boem-pats-kassa!-cinema dat je met littekens opzadelt ( Armageddon, Pearl Harbor en Pirates of the Caribbean). Als er bovendien een regisseur wordt aangezocht die over een verbazend visueel talent beschikt, maar zijn films steevast als lege clips vertelt, dan verwacht je eigenlijk niks. Fuqua draaide promovideo’s, vooraleer hij debuteerde met het rampzalige The Replacement Killers, in Training Day het hoofd boven water hield, om met Tears of the Sun weer kopje onder te gaan. Maar lo! and behold: de Hughes Brothers zijn niet langer alleen om als zwarte Amerikanen Britse populaire onzin tot kluisterende cinema te hebben gesmeed.

Een en ander heeft te maken met de manier waarop scenarist David Franzoni (van Gladiator en Amistad) de vertelling over Arthur en zijn Ridders van de Ronde Tafel herziet en zich verbazend serieus weet te houden. Of het historisch en antropologisch allemaal klopt, zal ons een worst wezen. Het is in deze schrale tijden verrassend genoeg te mogen aanschouwen hoe de Ridders van de Ronde Tafel hier 5e-eeuwse, door Romeinen ingelijfde Sarmatische adolescenten worden, die zwaard en paard als geen ander beheersen en pas na vijftien jaar hun vrijheid kunnen herwinnen. Laat op de dag dat ze de goorste uithoek van het Romeinse Rijk eindelijk kunnen verlaten – jawel, Groot-Brittannië – vraagt een gluiperige bisschop hen nog een laatste gunst: over Hadrianus’ Muur, doorheen wouden waar Merlin (de Tovenaar, dus) en Guinevere een beschilderd volk leiden, diep in een gebied waar net een Saksische invasie plaatsheeft, het lievelingskoorknaapje van de paus redden. Arturius (Owen), trouw aan het beschaafde Rome en beïnvloed door de Britse monnik en gelijkheidsfilosoof Pelagius, vraagt zijn gezellen hem een laatste keer te volgen. Lancelot (Gruffudd) sputtert tegen, maar ziet gaandeweg ook dat dit een afspraak met de bestemming wordt.

Fuqua moet een aantal toegevingen doen die de complete pret bederven, maar afgezien van Owens hoogdravende lijnen, Winstones ergerlijke narrenfiguur, Knightleys zwakke verschijning en een desastreuze nepscore, is dit erg entertainend en verbazend somber gebracht. Er is een confrontatie met een Saksisch killersregiment op een ijsmeer die (oké, het is CGI) even naar Eisenstein knipoogt. En voor de finale slag (zonder CGI) heeft Fuqua naar Orson Welles’ Chimes at Midnight gekeken. Skarsgård als de Saksenhoofdman is bovendien om van te smullen. ‘Weet je wel wat voor een gebroed dat gaat opleveren?’ vraagt hij een stamgenoot die een Britse wil nemen. Hij molt de would-be-verkrachter en wordt daarvoor bedankt door de deerne. Waarna hij langs de neus weg beveelt de vrouw te slachten. Nasty!

Jo Smets

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content