Ze maken nagenoeg perfecte popmuziek. Schrijver Jeroen Olyslaegers is een hevige fan, net zoals Alex Callier van Hooverphonic. En toch vliegt het Belgische The Go Find nog altijd onder de radar van het brede publiek door. ‘Ik vertik het om de grote registers open te trekken.’
Om maar meteen met de hele voorgevel in huis te vallen: in een rechtvaardige wereld was The Go Find een topband. Indien niet in het buitenland, dan toch op zijn minst in eigen land. ‘De perfecte soundtrack bij uw momenten van introspectie’, roemde de Amerikaanse Playboy (!) hun debuutalbum Miami (2004). ‘Wereldklasse’, beweerde Alex Callier (!) over hun tweede worp Stars on the wall (2007). ‘Dromerige indiepop genre Pavement en Big Star, ondergedompeld in de warme gloed van Air’, schreef Knack Focus‘ poprecensent Vincent Byloo (!!) over hun jongste Everybody Knows It’s Gonna Happen Only Not Tonight. En toch blijft The Go Find het best bewaarde geheim van de Belgische indiepopscene.
Een verklaring is er niet meteen. ‘Ik ben nogal down to earth‘, probeert frontman Dieter Sermeus als we hem ontmoeten in Milaan. The Go Find geeft er de aanzet van een kleine Europese tournee in het voorprogramma van de Amerikaanse postrockband The Album Leaf. Honderd euro per optreden krijgen ze daarvoor toegeschoven. Het volstaat niet eens om de benzine te betalen, laat staan de huurprijs van de minivan waarmee ze rondhossen. ‘Zonder projectsubsidie van de Vlaamse Gemeenschap zou dit niet mogelijk zijn’, zegt Sermeus langs zijn neus weg. Een optimistische uitspraak, want de subsidieaanvraag is weliswaar ruimschoots op tijd ingediend, maar nog altijd niet toegekend. De administratieve mallemolen, u weet wel.
Erop wachten is geen optie. ‘Zeven jaar geleden, toen Miami uitkwam, kon je het je nog permitteren om niet te toeren. Nu móét je de baan op. Het is keihard werken, wil je een beetje van je muziek leven.’
Een job achter de hand hebben, helpt natuurlijk ook. Sermeus is criminoloog van opleiding en werkte eerst als justitieassistent. ‘Geen CSI-toestanden, neen. Ik begeleidde mensen die voorwaardelijk vrijkwamen. Een niet te onderschatten baan, zeker op mentaal vlak. Ik ben ermee gestopt omdat ik te vaak te maken kreeg met drugsdelicten die op de schaal van ‘Erg’ irrelevant waren. ( Lacht) Hoe kun je zulke mensen afdoende begeleiden, als je muzikanten na een optreden in Amsterdam zelf een huis-, tuin- en keukenvoorraad aan wiet meesmokkelen?’
Tegenwoordig werkt hij voltijds als communicatieverantwoordelijke van het Liers Cultuurcentrum. ‘Het heeft niets met een gebrek aan ambitie te maken, veeleer met pragmatisme. Ik heb een gezin met twee kinderen, en ik houd aan een beetje zekerheid in hun bestaan. Ik heb trouwens het stille vermoeden dat mijn muziek beter is, precies ómdat ik daarnaast andere dingen doe. Het scherpt mijn creativiteit.’
Slackers
De Lintfabriek in zijn hometown Kontich: daar is het voor hem allemaal begonnen. ‘Het is onwaarschijnlijk hoeveel goede groepen daar begin jaren 90 zijn gepasseerd. Pavement, The Offspring, Jah Wobble, Green Day, Palace… Ik was vijftien, het waren de hoogdagen van de grunge en ik stond er met open mond naar te kijken. En ik niet alleen. De Lintfabriek heeft veel jonge gastjes geïnspireerd om zelf muziek te maken.’
Eén ervan was zijn neef, Jeroen Olyslaegers, ondertussen zelfverklaard ‘schrijver en sater’. ‘Jeroen speelde in die tijd in twee bandjes, Hexenkräuter en The Mockers. Hij was in mijn ogen de eerste Belgische grungemuzikant, compleet met lang, krullend haar. Ik ben met hem mijn eerste versterker en mijn eerste gitaar gaan kopen, een goedkope Ibanes. Je kunt je niet voorstellen hoe trots ik was. Ik heb hem nog steeds, die gitaar. Hij klinkt al lang niet meer zo goed als toen, maar ik doe hem nóóit weg.’
Met Orange Black maakte hij zelf zijn debuut onstage. En zijn eerste platen, vol waaierende poprock met nu en dan stevige gitaaruithalen. Vintage jaren 90. ‘Het succes van dEUS is daarin onmiskenbaar belangrijk geweest. Plots gingen er tal van deuren open voor andere Belgische groepen. We mochten de studio in, kregen airplay op de radio. Niet dat wij in de scene van dEUS zaten, verre van. Tom Barman heeft ons als programmator van de Cartoons in Antwerpen destijds weliswaar twee keer een podium gegeven, maar verder ging het niet. En de Rock Rally was ook nog geen must. ( Lachend) Eigenlijk waren we slackers, maar dat mocht toen nog.’
In 2004 probeerde Sermeus het op zijn eentje onder de nom de plume The Go Find. Arne Van Petegem ( Styrofoam; nvdr. ), producer van zijn debuut Miami, loodste hem vervolgens binnen bij het Duitse indielabel Morr Music. Een groot voordeel, meent hij. ‘Morr Music garandeert een brede distributie in Europa, Amerika en Japan. Met als gevolg dat er in al die werelddelen wel een paar gekken zijn die ons goed vinden.’ Zoals Pat Sisson, recensent van de Amerikaanse Playboy, die Miami met vier sterren bekroonde – bunnies, in het jargon van Hugh Hefner. ‘Ik heb die editie niet, neen. Ik wou het mijn postbode niet aandoen om de Playboy in mijn brievenbus te moeten schuiven. En mijn vrouw al helemaal niet! ( Roepend) ‘Vetzak!”
Het verhaal dat er op basis van die ene recensie zevenduizend stuks van Miami zijn verkocht in Amerika, klopt niet. ‘Het waren er hoogstens tweeduizend. Dat is nog altijd een pak meer dan er in België over de toonbank zijn gegaan, maar in verhouding tot de totale bevolking van Amerika is het minder dan peanuts.’
Voor zijn tweede album schaarde Sermeus weer een band rond zich. ‘Ik miste het te veel, muziek maken met een groep. Muzikanten zijn freaks of nature. Volgens Desmond Morris zoekt iedereen in zijn jeugd naar gelijkgestemde zielen, een subcultuur waarin je je thuis voelt. Naarmate je ouder wordt, week je je daar spontaan weer van los. Tot je op je eigen benen staat. Muzikanten daarentegen blijven kleine kinderen. Ze kunnen die subcultuur niet loslaten. Met succes: zij worden weliswaar ouder, maar hun publiek blijft even jong. Dat klopt, toch!? (Lachend) Hoor mij, de amateurantropoloog!’
Muziek voor de twilight zone
‘The Go Find speelt nagenoeg perfecte popmuziek,’ beweert zijn neef Jeroen Olyslaegers, ‘ideaal voor zondagochtenden.’ Sermeus is het er niet mee eens. Tenminste niet met dat laatste. ‘Als ik er al een momentum bij moet verzinnen, dan liever de twilight zone, wanneer de nacht in de ochtend overgaat.’ Een ander compliment van Olyslaegers neemt hij wel in dank aan: ‘Dieter is iemand die de definitie van bitterzoet perfect begrijpt. Als schrijver is dat een van de moeilijkste dingen om te bereiken. Ik denk niet dat ik daar al ben.’
‘Straf, maar ik ben er niet zo bewust mee bezig als het lijkt. Misschien dat ik er daarom mee wegkom? Het heeft wellicht ook te maken met mijn stemtimbre en de thema’s die in mijn songs zitten.’
Jeugdsentiment, daar draait het vaak om. ‘Ik archiveer grote en kleine momenten uit mijn verleden waaraan ik zelf graag herinnerd word. Wat voorbij is, wil ik inkapselen in de cocon van een popsong. Om het nooit meer te vergeten. Het vertrekt altijd vanuit een warm gevoel.’ Heimwee heeft er niets mee te maken. ‘Het is een cliché dat het vroeger beter was.’
Kleine gevoelens, noemt hij ze zelf. ‘Klein gearrangeerd’, meent Alex Callier, die andere fan. ‘Het is allemaal zeer ingetogen gebracht. Ze halen nooit eens uit, bespelen nooit de grote emoties. Het is wellicht daarom dat The Go Find nog niet het brede publiek heeft bereikt dat het verdient.’ Sermeus kan erin komen. ‘Het heeft voor een stuk met mijn karakter te maken. Ik ben niet extreem emotioneel. Noch in geluk, noch in verdriet. Ik zou er geen plezier in vinden om het dan wel in mijn liedjes te zijn. (Lacht) Mijn bullshitmeter gaat snel in het rood.’
Het lukt ook zo, overtuigt hij zichzelf. ‘ Dictionary, een song uit ons tweede album, is al meer dan 105.000 keer beluisterd op onze MySpacepagina.’ Ter vergelijking: dat is nagenoeg evenveel als Hooverphonics Eden of dEUS’ Suds & Soda. Al hebben beide groepen – eerlijk is eerlijk – elk een paar songs die nog hoger scoren, het betekent toch wat.
Steekt het dan niet, dat The Go Find nog altijd geen sant in eigen land is? ‘Niet echt. Ik krijg naar mijn gevoel voldoende erkenning. Van fans, maar ook van collega’s. Oké, ik geef toe: ik zie veel Belgische groepen passeren in het Liers Cultuurcentrum, ik weet ondertussen welke gages ze daarvoor opstrijken. En dan denk ik soms, verdomme, het zou leuk zijn mocht er daarvan een fractie naar ons gaan. Al was het maar om comfortabeler in het buitenland te kunnen toeren.’
Everybody Knows It’s Gonna Happen Only Not Tonight
Uit bij Morr Music / Konkurrent.
Live: STUK, Leuven (24/3) en Vooruit, Gent (31/3)
Door Karel Degraeve
‘Ik archiveer grote en kleine momenten uit mijn verleden waaraan ik zelf graag herinnerd word. Wat voorbij is, wikkel ik in de cocon van een popsong.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier