No pain, no gain

Het leven eindigt met spijt. Zo ook in het snoeiharde ‘Hotel Sofia’ van Arthur Umbgrove.

ARTHUR UMBGROVE, CONTACT, 272 BLZ., euro 19,95.

Een stervende man krijgt in zijn Italiaanse appartement het bezoek van drie Groningse studievrienden die hij achtentwintig jaar niet meer gezien heeft. Wanneer zijn dochter Sofia de drie zijn kamer binnenleidt, barst hij in tranen uit, waarop het meisje zegt: ‘Het is net die extra service die een verblijf in Hotel Sofia tot een unieke ervaring maakt.’ Op haar zeventiende staat het kind al stijf van het keiharde cynisme en daarmee is ze in Arthur Umbgroves derde roman zeker geen uitzondering. Die gaat over het gevoel waardoor ieder zichzelf respecterend mens op zekere leeftijd getroffen wordt: dat hij het zich allemaal heel anders had voorgesteld. Umbgrove leegt de kelk van desillusie en melancholie tot op de bodem.

Hotel Sofia begint nochtans heel conventioneel, een beetje kneuterig zelfs, met de bedlegerige Harold die door zijn dochter verzorgd wordt en diens oude studievriend Adriaan, een partner in een wereldspeler op gebied van accountancy die moeite heeft met het feit dat zijn dochter Kim het huis uit gaat. Iets verontrustender is de komst van de derde man, Jules, een acteur op zijn retour die zich iedere avond op de scène verrot moet laten slaan. Echt pijnlijk wordt het pas wanneer Wilbert opduikt. Ooit een Oscar Wilde-achtige figuur overleeft hij nu van een deeltijdse baan aan de universiteit en alleen om zijn zoon Robbert, die hij een weekend per maand te zien krijgt, houdt hij enige waardigheid op. ‘Een kind heeft behoefte aan een vader,’ zegt hij, ‘al is het maar een flard ervan. Het is meer een concept, iets om “papa” tegen te kunnen zeggen; iets om voor te knutselen. Zoals een jachthond achter een met vossenurine ingesmeerd stuk leer aan gaat en niet doorheeft dat er helemaal geen vos is.’

Van dit soort naar de strot grijpende beeldspraak stikt het in Hotel Sofia. Mensen worden vergeleken met takjes die in een rivier drijven en soms achter een steen blijven hangen, waardoor ze elkaar uit het oog verliezen. Mislukking is dan weer een kat die aan een stoel krabt en die je probeert weg te jagen, maar wanneer je niet oplet, komt ze terug en dan zit er opeens een gat in de bekleding. Ronduit grandioos is Umbgrove in zijn beschrijving van het moment waarop de vier mannen elkaar leerden kennen, toen ze meededen aan een studentendoop. De onheilspellende agressie en het schaamteloze machtsmisbruik die van die pagina’s afspatten, doen onwillekeurig denken aan Juli Zehs Speeldrift.

Is er dan geen enkel lichtpuntje? Toch wel, al is het niet groot, want uit het pakkende gesprek rond het bed van de stervende, waarbij Umbgrove zich een meester van de dialoog betoont en blijkt dat weinig woorden heel veel kunnen betekenen, borrelt toch iets op: dat je je leven in eigen handen moet nemen. En het zal wel geen toeval zijn dat net Jules, de performer met wie Umbgrove de grootste affiniteit vertoont, dat idee uiteindelijk ook in daden zal omzetten.

MARNIX VERPLANCKE

SLEUTELZIN

‘IK WEET NIET OF WE VRIENDEN WAREN. WE GEBRUIKTEN ELKAAR OM DE GRENZEN VAN ONZE ZELFSTANDIGHEID TE VERKENNEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content