Vijf jaar na zijn opgemerkte regiedebuut ‘Gattaca’ keert de Nieuw-Zeelandse cineast Andrew Niccol eindelijk terug naar de schermen met ‘S1m0ne’, het burleske verhaal van een virtuele wereldster.

Door Ruben Nollet

‘S1m0ne’ vanaf 18/9 in de bioscoop.

‘De buitenwereld ziet enkel de films die gemaakt worden’, zucht Andrew Niccol op een bepaald moment tijdens ons gesprek. ‘De verhalen die in de koelkast belanden, kennen jullie niet.’ De verleiding is immers groot om conclusies te trekken over de obsessies die door het hoofd van de 38-jarige Nieuw-Zeelander spoken, hoewel hij amper twee films heeft gedraaid ( Gattaca en nu S1m0ne) en drie geproduceerde scenario’s (zijn eigen films en The Truman Show) heeft geschreven. Maar de overeenkomsten tussen die verhalen zijn nu eenmaal te opvallend om te negeren. Bij Niccol heeft de technologie ingrijpende gevolgen voor de menselijkheid. In The Truman Show (1998), een project dat Niccol heel na aan het hart lag maar waarvan hij de regie uiteindelijk aan Peter Weir moest laten, is het hoofdpersonage de enige die niet weet dat zijn hele wereld één grote televisiestudio – en dus ook één grote leugen – is. Gattaca (1997), het sciencefictionverhaal waarmee Niccol debuteerde als regisseur, speelt zich af in een maatschappij waar de kwaliteit van je genen bepaalt hoe ver je het mag schoppen. En in S1m0ne vervangt filmmaker Victor Taransky, moegetergd door haar eeuwige kuren, zijn hoofdactrice door een revolutionair computerprogramma, zonder dat aan iemand te vertellen. Maar de virtuele actrice Simone (afkorting voor Simulation One) wordt in een mum van tijd een wereldster.

Waar komt het idee voor ‘S1m0ne’vandaan? Was het de hele discussie over digitale acteurs van een tijdje geleden?

AndrewNiccol: Dat en het idee dat het visuele beeld compleet onbetrouwbaar is geworden. Sovjetrussische fotografie heeft me altijd gefascineerd, hoe ze naargelang van de politieke situatie met beelden knoeiden. Als er een partijlid uit de gratie viel, werd hij prompt van alle officiële foto’s verwijderd. En als de ruzie daarna werd bijgelegd, mocht hij er weer op. Intussen zijn de mogelijkheden om beelden te manipuleren zoveel uitgebreider en verfijnder geworden, dat het nauwelijks nog merkbaar is.

Vertrouw je het nieuws op televisie nog?

Niccol: Je moet een onderscheid maken tussen nieuws en entertainment. Entertainment is per definitie een illusie en daar maakt het niks uit of een beeld is bijgewerkt of niet. Digitale manipulatie is niks meer dan elektronische make-up. Maar op het vlak van de journalistiek is het natuurlijk een heel andere zaak. Bij de millenniumviering op Times Square heeft CBS bijvoorbeeld hun liveverslaggeving bijgewerkt omdat er op een van de gebouwen een logo van concurrent NBC stond. Daar hebben ze botweg een CBS-logo boven geplaatst. Op zich is dat banaal maar in wezen heeft CBS de geschiedenis vervalst. Ze hebben een grens overschreden. Achteraf hebben ze zich daar trouwens voor verontschuldigd. Maar in principe zijn alle beelden verdacht. Ik geloof bijvoorbeeld maar weinig van wat het militaire apparaat vrij geeft. Zij kunnen wel zeggen dat het beelden zijn van een aanval die gisteren plaats heeft gevonden, maar voor hetzelfde geld hebben ze een explosie van een paar weken geleden genomen, in spiegelbeeld gezet en er wat bomen aan toegevoegd.

Maakt het je niet bang dat je niemand nog kan geloven?

Niccol: Je moet gewoon meer in vraag stellen. Het maakt nu deel uit van onze wereld. Je kan alleen hopen dat de mensen uit de journalistiek nog de nodige ethiek bezitten. Zelf spreek ik daar nooit een oordeel over uit. Ik wil alleen tonen wat er is.

Wat vond je eigenlijk van ‘A.I.’? Het lijkt me een verhaal dat jij wel zou appreciëren.

Niccol: Ik geef niet graag commentaar op het werk van iemand anders, omdat ik weet hoe moeilijk het is om een film te maken. Ook een slechte film. Er kruipt zoveel werk en zweet en pijn in. Ik kan je wel zeggen dat ik niet de opwinding van een nieuwe Kubrick-film voelde toen A.I. in de zalen kwam.

Er zijn veel raakpunten tussen dat verhaal en de films die jij maakt. De invloed van technologie op de menselijkheid bijvoorbeeld.

Niccol: Dat is zo, maar ik ga niet verder dan vijf minuten in de toekomst. Ik gebruik enkel technologie die al bestaat. Een sprong zoals artificiële intelligentie zou ik nooit maken, omdat het nog geen werkelijkheid is. Of liever, de technologie is zo rudimentair dat hij evengoed niet zou kunnen bestaan.

Echt geloofwaardige digitale acteurs bestaan toch ook nog niet?

Niccol: Tot op zekere hoogte wel. Het enige wat ik erbij heb verzonnen, is dat S1m0ne automatisch reageert op wat Victor Taransky vraagt. Blijkbaar beschikt hij over een fantastische hard drive. (lacht)

Hoeveel ben je bezig met technologische vooruitgang? Probeer je alle nieuwste snufjes op de voet te volgen?

Niccol: Ik ben meer bezig met wat mogelijk is dan met de concrete mechaniekjes die erachter steken. De details ontgaan mij, maar ik kan wel het potentieel zien. Neem nu de gsm. We weten allemaal dat die almaar kleiner zal worden. Ze zijn nu al te klein om te hanteren met onze vingers. Ze hebben onze fysieke evolutie overstegen. De volgende stap is dus een chip die je in je oor steekt, met je kaakbeen als gewricht. Ik zit gewoon te wachten tot het zover komt. Het gaat me allemaal veel te traag. (lacht) Maar dat is de onvermijdelijke evolutie van technologie. Het zal allemaal onzichtbaar worden. Ik probeer te zoeken naar soorten technologie die nog ruw en lomp zijn en ga dan op zoek naar het logische eindpunt.

De stap naar pure sciencefiction is niet zo groot.

Niccol: Ik wil in de eerste plaats de relevantie voor onze tijd in de verf zetten. De impact op ons leven tonen. Bij The Truman Show vond ik het interessant dat het publiek al evenzeer een gevangene van die wereld is als Truman zelf. Sommige aspecten van Gattaca zijn al achterhaald. Er zijn nu verzekeringsmaatschappijen die bepaalde mensen een polis weigeren omdat er iets in hun bloed of genen zit wat ze niet vertrouwen. Ik hou me dus enkel bezig met dingen die echt bestaan en die een invloed hebben op ons leven. Maar ik wil vooral het publiek entertainen. De lezingen en preken laat ik liever aan iemand anders over. (lacht)

‘Gattaca’ is al vijf jaar oud. Waarom heeft je tweede film zo lang op zich laten wachten?

Niccol: Ik heb één groot probleem: mijn ideeën vallen steevast aan de dure kant uit. (lachje) Waardoor ik voor het geld telkens opnieuw moet gaan aankloppen bij de grote studio’s. En aangezien mijn ideeën ook nog eens onconventioneel zijn, valt het niet mee om Hollywood aan mijn kant te krijgen.

Hoe kijk je terug op de ervaring van ‘Gattaca’?

Niccol: Ik kijk nooit terug op iets wat ik gedaan heb. (lacht) Ik bekijk die films niet meer, ik denk er niet meer aan. Het is toch te laat om er nog iets aan te veranderen, dus ben ik ook niet meer geïnteresseerd. Dat is beter voor mijn gemoedsrust.

Commentaar leveren voor een dvd is dus niet aan jou besteed?

Niccol: Nee. Al kan ik je verzekeren dat ik nu al langs alle kanten lastiggevallen word voor S1m0ne. Het werk leveren vind ik zoveel interessanter dan erover praten. Zelfs een interview als dit vind ik lichtjes heiligschennend. Matisse verwoordde het ooit perfect: ‘Een kunstenaar moet zijn eigen tong afsnijden.’ Hij sprak zichzelf natuurlijk tegen door daarna jarenlang eindeloos over zijn werk te praten, maar in de grond heeft hij gelijk. Mijn werk zou voor zich moeten spreken en ik vind het onaangenaam om alles te analyseren. Dat doet afbreuk aan de films. Maar stel gerust vragen, hoor. Ik kan alleen niet beloven dat ik altijd zal antwoorden. (lacht)

Je had graag van ‘The Truman Show’ jouw regiedebuut gemaakt. Was het achteraf gezien een goeie zaak dat iemand anders het overnam?

Niccol: Moeilijk te zeggen. Met mij achter de camera was het in elk geval een heel andere film geworden. De studio was in de wolken over mijn script. Weet je dat ze het tegenwoordig gebruiken als test voor mensen die solliciteren als scenariolezer? Als ze The Truman Show niet goed vinden, worden ze niet aangenomen. Ik weet niet zeker of ik dat een compliment moet vinden. (lacht) Na de première van Gattaca zei Peter Weir: ‘Ik wens je een bescheiden succes.’ Heel slim van hem. Als je bij je eerste film meteen in de roos mikt, bestaat het risico dat je naast je schoenen gaat lopen. Het enige wat ik wil, is telkens goed genoeg doen om een nieuwe film te kunnen maken. De druk om telkens weer een gigantische hit te scoren, kan ik best missen. Jammer genoeg verkeren we momenteel in de situatie dat de studio’s het niet meer voldoende vinden om winst te maken. Als het geen honderden miljoenen winst zijn, vinden ze het een flop. Daar doe ik liever niet aan mee. Hetzelfde voor oscars en andere onderscheidingen. Ik win liever niets. Je ziet het zo vaak: mensen die in de prijzen vallen en vervolgens langzaam de dieperik ingaan. Zo’n prijs is nu eenmaal een hoogtepunt. Daarna kan het enkel bergaf gaan.

Taransky stelt het gezicht en de stem van S1m0ne samen uit een hele database van sterren en gebruikt vooral sterren uit de jaren vijftig en zestig. Kunnen de filmsterren van vandaag daar niet aan tippen?

Niccol: De keuze van gezichten komt vooral van Taransky. Hij stamt zelf uit een andere tijd, het was dus logisch dat hij naar die actrices zou teruggrijpen om S1m0ne te bouwen. Daarnaast was het ook veel makkelijker om de rechten op die beelden te krijgen dan bij levende acteurs. Ik probeer daar niet te verkondigen dat de sterren van vandaag weinig voorstellen. Op zich is het natuurlijk ook moeilijk om een levende legende te zijn. Daarvan lopen er maar een paar rond, en ik gebruik Meryl Streep en Madonna. Die laatste voor haar zangtalenten, voor alle duidelijkheid. (lacht)

Je vindt niet dat acteurs uit de jaren vijftig meer uitstraling hadden.

Niccol: Ergens wel, eigenlijk. Volgens mij heeft het ook veel te maken met het huidige overaanbod aan media. We weten te veel van het privéleven van de acteurs. Het mysterie is grotendeels verdwenen en daardoor worden ze van hun voetstuk gehaald. De sterren van vandaag zijn veel meer mensen zoals wij, ook al aanbidden we ze nog steeds.

‘S1m0ne’ steekt de draak met de cultuur van beroemdheid. In hoeverre maak je daar zelf deel van uit?

Niccol: Jammer genoeg, of gelukkig genoeg, ken ik beroemdheden persoonlijk. En je kent het gezegde: kom niet te dicht bij je idolen, want ze zullen je altijd teleurstellen. Als je met veel sterren in contact komt, begin je al snel te zien dat het ook maar mensen zijn. Het bederft die idolatrie.

Was je nerveus toen je voor het eerst in Hollywood kwam en die sterren ontmoette?

Niccol: Toch wel. Maar ik hou ervan nerveus te zijn. Ik zou me slecht op mijn gemak voelen als ik niet nerveus was, als je begrijpt wat ik bedoel. Ik wil niet blasé zijn. Vroeger speelde ik voetbal, en voor een wedstrijd wist ik altijd dat ik een rotmatch zou spelen als ik geen zenuwen had. Ik had die stress nodig, en dat is nog steeds zo. Angst is een geweldige drijfveer.

Wanneer steekt die angst de kop op als je een film maakt?

Niccol: Ik doe nooit een oog dicht als ik pas het groen licht heb gekregen om een film te maken. Opeens besef ik dan dat ik die film ook nog voor elkaar zal moeten krijgen. Het is telkens hetzelfde. Ik zit maanden aan een stuk te duimen dat ik eraan zal mogen beginnen, en als de beslissing dan valt, denk ik ‘Mijn God, wat heb ik mezelf aangedaan?’ (lacht) Dan slaat de angst hard toe. Hij tilt me uit mijn bed als een ijzeren hand.

‘Ik heb één probleem: mijn ideeën zijn steevast te duur en te onconventioneel. Dan valt het niet mee om Hollywood mee te krijgen.’

‘Ik win liever geen Oscar. Zo’n prijs is nu eenmaal een hoogtepunt. Daarna kan je carrière enkel de dieperik ingaan.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content