HERE WE ARE NOW, INFORMEER ONS

Een van de strafste films van 2013? Een documentaire. Winnaar van het filmfestival van Venetië? Een documentaire. Genomineerd voor de Oscar voor beste niet-Engelstalige film? Een documentaire. Bij de release van Sacro GRA en op de vooravond van Docville: hoe komt het dat de bioscoopdocumentaire het zo goed doet?

Eigenlijk is de bioscoopdocumentaire geen nieuw fenomeen, integendeel zelfs. De allereerste films waren documentaires: uitvinders Auguste en Louis Lumière filmden de aankomst van een trein of arbeiders die door de fabriekspoort lopen. De daaropvolgende honderd jaar raakt het publiek voornamelijk aan fictie verslingerd, maar non-fictie is nooit helemaal weg uit de bioscoop. Onder andere Nanook of the North (1922), Man with a Movie Camera (1929) en Le chagrin et la pitié (1969) werden klassiekers. In een recent verleden hield het publiek van documentaires als Être et avoir (2002) van Nicolas Philibert, Bowling for Columbine (2002) van Michael Moore of Grizzly Man (2005) van Werner Herzog.

Toch is er momenteel wat aan de hand met die bioscoopdocu’s. Ze hebben wel heel veel wind in de zeilen. In 2012 winnen Paolo en Vittorio Taviani in Berlijn de Gouden Beer met Caesar Must Die, een docudrama over gedetineerden die Shakespeare willen opvoeren. In september vorig jaar wint Sacro GRA als eerste documentaire ooit de Gouden Leeuw. En in tegenstelling tot eerdere winnaars van die Venetiaanse filmtrofee haalt de gestileerde documentaire van Gianfranco Rosi wél onze zalen – deze week, om precies te zijn. In de Belgische bioscopen vervoegt Sacro GRA daarmee The Missing Picture, dat enkele weken geleden in première ging. Die documentaire over de Killing Fields in Cambodja won in Cannes de nevencompetitie Un Certain Regard en was net als The Broken Circle Breakdown genomineerd voor de Oscar voor beste niet-Engelstalige film. In de eindejaarslijstjes van filmjournalisten over de hele wereld botste je eind vorig jaar op The Act of Killing, een hallucinante reconstructie van de slachting die Soeharto-aanhangers in de jaren zestig in Indonesië aanrichtten.

Nee, geen filmfestival dat zich nog kan veroorloven de documentaire te negeren. ‘De documentaire is in opmars’, beaamt Frank Moens, programmator van Docville, het Leuvense festival dat begin mei voor de tiende keer een lans voor de nationale en internationale documentaire auteursfilm breekt. ‘Documentairemakers met oog voor echte cinema doen het uitstekend op de festivals. Een van de films die op de recentste Berlinale het meest over de tongen ging was opnieuw een documentaire: 20,000 Days on Earth, met Nick Cave.’

HOEVEEL DOCUMENTAIRES ER PER JAAR gedraaid worden, valt nauwelijks te becijferen, omdat de grenzen (bijvoorbeeld met tv-reportages) te vaag zijn en de productie te wijdverspreid. Maar ook Moens heeft het gevoel dat er steeds meer gedraaid worden. ‘Documentairefestivals als ons eigen Docville, het toonaangevende Nederlandse IDFA of Dok Leipzig breken jaar na jaar entry records: we kunnen uit steeds meer documentaires kiezen, wat de kwaliteit van de programma’s alleen maar ten goede komt.’

Een groot raadsel is die kwantiteit niet. De onderwerpen liggen voor het rapen – wat an sich natuurlijk niet nieuw is. De productiemiddelen zijn gedemocratiseerd (al blijft een goede film wel wat kosten). Financiering is nooit gemakkelijk te vinden, maar je hebt nu wel veel opties: tv-zenders, subsidies, coproducties met culturele instellingen en fondsen, crowdfunding… Ook de afzetmarkten zijn diverser dan ooit: bioscopen, festivals, televisie, on demand, online.

Vergeet nu vijf tellen dat uw foto’s altijd slecht belicht zijn en u uw verhalen hopeloos verhaspelt en stel u even voor dat u filmmaker geworden bent. Bent u bereid vier, vijf jaar te wachten op de kans om een speelfilm te draaien, die na drie weken uit de bioscoop verdwijnt als het toevallig goed weer is? Een documentairemaker geniet een veel grotere vrijheid. Hij kan veel sneller aan projecten beginnen die hij de moeite vindt. Desnoods alleen. In plaats van je suf te zoeken naar een manier om de duizendste romantische komedie of politiefilm toch een beetje te laten sprankelen, kun je kiezen uit een schier oneindige waaier aan verhalen en onderwerpen. Alles kan. Is al gedaan: keizerpinguïns filmen tot je tenen eraf vriezen; uit zo’n duizend uur geautoriseerde nieuwsberichten en familiefilms een epische biografie van Roemeens dictator Ceausescu destilleren; waarschuwen voor de gevolgen van de klimaatopwarming of de plastificering van de wereld; een portret van autocoureur Ayrton Senna dat zelfs mensen boeit die denken dat formule 1 een term uit de fysica is; het verhaal brengen van de Franse evenwichtskunstenaar die in 1974 in New York op een wiebelige kabel van de ene WTC-toren naar de andere wandelde.

Verhalen die voor fictie te gek of vergezocht zijn, bieden documentairemakers u aan op een presenteerblaadje. Geen onderwerp zo gek of je kunt het uitspitten tot op het bot. Wie heeft die luxe nog? Met een beetje geluk is je werk nog zinvol ook. Engagement kan. Heimelijk of openlijk hopen op impact mag. Michael Moore kon met Fahrenheit 9/11 (2004) niet verhinderen dat president George W. Bush aan een tweede ambtstermijn begon, Al Gore hield de opwarming van het klimaat niet tegen met An Inconvenient Truth (2006), maar ze openden wel veel ogen en zetten de thema’s op de kaart. Af en toe verandert een documentaire zelfs de loop van de geschiedenis. The Thin Blue Line van Errol Morris hekelde het falen van het Amerikaanse rechtssysteem én kreeg een terdoodveroordeelde vrij. Shoah, de meer dan negen uur durende film van Claude Lanzmann met getuigenissen van slachtoffers en daders van de Holocaust, heeft historisch belang.

MAAR MET DE GEWICHTIGHEID VAN JE onderwerp alleen overtuig je geen filmfan die uit honderden producten kiezen kan. Het verhaal moet af zijn, de vorm uitgekiend, de beelden als het even kan memorabel. Gelukkig laten weinig documentairemakers zich nog gijzelen door steriele discussies over wat geoorloofd is en wat je nog een documentaire kunt noemen – docudrama? docufictie? nieuwsreportages? bedrijfsfilms? propaganda? zestig jaar oude amateurfilms van Congoreizigers? De dagen van de wereldverbeteraar en de rechtzinnigheid zijn geteld, de jaren van de verteller aangebroken. Bevrijd van dogma’s, scholen, politieke motivaties en andere verplichtingen gaat de cineast zonder oogkleppen op zoek naar de beste structuur, de spannendste vorm en de sterkste beelden voor zijn verhaal. ‘Een documentaire is ook méér dan een objectieve weergave van de werkelijkheid’, zegt Frank Moens van Docville. ‘In de reguliere bioscopen duiken vandaag documentaires op zoals The Missing Picture of The Act of Killing, die ver staan van de klassieke documentaire en de droge informatieoverdracht. Die films getuigen van een heel creatief gebruik van het medium en zijn zeer gericht op het visuele.’

Je mag er iets van opsteken, maar de hedendaagse documentaire is liefst ook ontroerend, mooi, spannend, pakkend of pretentieloos entertainend. Verhaaltechnieken, spanningsopbouw, dramatische effecten, muziek, sfeerwissels, voice-overs van bekende acteurs, ritmering, reconstructies: geen techniek is per definitie uitgesloten. De codes en beproefde methodes van de speelfilm worden daarbij zonder aarzelen gebruikt als het moet en kan. March of the Penguins (2005) is een romantisch survivaldrama, Man on Wire (2008) een thriller, Fahrenheit 9/11 is politieke satire, Waltz with Bashir – over de bloedbaden van Sabra en Shatila – animatie, Into Eternity (2010) angstaanjagende sciencefiction, The Imposter (2012) – over een jongeman die zich uitgeeft voor de verdwenen zoon van een gezin – een totaal ongeloofwaardig maar waargebeurd mysterie.

Waarom ook niet? Documentaires vallen toch nooit volledig samen met de werkelijkheid. Er is altijd interpretatie en dramatisering. Het publiek weet heus wel dat filmmakers de realiteit kunstzinnig of creatief interpreteren. Voor een aantal cineasten is de aantrekkingskracht van documentaire net dat je minder gebonden bent door de duizend-en-een gewoontes, vereisten en verwachtingen waar de fictiecollega’s mee te maken hebben en dat je ver kunt gaan in het experiment met of de uitputting van de cinematografische middelen. In Unser täglich Brot (2005), over de overgemechaniseerde voedselindustrie, wordt geen woord gezegd, maar de zeer esthetische beelden van regisseur Nikolaus Geyrhalter staan wel op je netvlies gebrand. The Missing Picture – nu in de bioscoop – houdt de herinnering levend aan de extreme terreur waarmee de Rode Khmer de Cambodjanen in de tweede helft van de jaren zeventig onder de knoet hielden. Daar zijn haast geen beelden van, maar regisseur Rithy Panh lost dat op door te focussen op zijn zoektocht naar beeld en die te visualiseren met honderden, onbeweeglijke kleifiguren die er elk anders uitzien. Creativiteit is troef.

‘DOCUMENTAIRES SPREKEN NIET LANGER alleen het hoofd, maar ook het hart aan’, zo staat het in de beginselen van Docville. ‘En dat is waar het in ware cinema om draait. De documentaire is een genre dat zichzelf voortdurend heruitvindt, grenzen verkent en crossovers maakt. Het maakt van de documentaire cinema veruit het spannendste veld in de hedendaagse filmwereld.’ Zowel qua diepgang als filmervaring biedt ze een voldoening die veel middelmatige fictiefilms niet geven. De mens is bovendien gefrustreerd door traditionele en nieuwe media die heel geconcentreerd zijn op hier, nu en onmiddellijk, die zichzelf tot de snelle hap veroordelen, en wordt dagelijks geconfronteerd met de chaos van de wereld; met complexe politieke conflicten, zorgwekkende klimaatveranderingen, overbevolking, industrialisering, energiekwesties, te beschermen diersoorten, te rehabiliteren kunstenaars, inspirerende sporters en fascinerende wetenschappelijke doorbraken. Daardoor ontstaat een behoefte aan rust, aan films die onderwerpen isoleren, de chaos structureren en de zaken uitspitten. Een sterke persoonlijke visie van de maker is geen bezwaar, zolang hij maar integer is. Denken kunnen we zelf wel.

Omdat hij er de tijd, de nieuwsgierigheid, de ambachtelijke vaardigheden en het talent voor heeft, gaat de documentairemaker in onze plaats op zoek naar de antwoorden op de vragen die we ons stellen en naar de nieuwe vragen die onze bestaande antwoorden oproepen. Here we are now, informeer ons. Over de dreigende overdosis plastic op onze wereldbol, over bedenkelijke praktijken van attractieparken met orka’s, over het ontstaan van de Britse welvaartsstaat, over een miskende Amerikaanse singer-songwriter die na dertig jaar weer opduikt, over de new beat, over chimpansees – met de stem van Matthias Schoenaerts, over Deense soldaten in Afghanistan, de verborgen massagraven van Franco, de schimmige antiterroristische dienst van Israël. Docu’s over al die onderwerpen haalden de voorbije jaren de Belgische bioscoop. Here we are now, informeer ons, maar houd in het achterhoofd dat we ook geëntertaind willen worden. Wie heeft nog tijd te verprutsen? De documentaire moet niet enkel de nood aan kennis en inzicht lenigen, maar ook die aan verhalen, schoonheid, cinema. Dat lijkt belachelijk veeleisend, maar de beste bioscoopdocumentaires slagen daar fijntjes in.

HOE GROOT IS HET ENTHOUSIASME IN BELGIË? Met hoeveel kijken we uit naar Docville en de vertoning van Particle Fever (over de zoektocht naar het Higgsdeeltje), Michel Gondry’s documentaire over taalkundige Noam Chomsky (Is the Man Who Is Tall Happy?) of een filmisch essay van de Nederlander Jos de Putter over drie gepensioneerde beroemde apen (See No Evil)? ‘Er is veel veranderd sinds de eerste editie van Docville’, zegt programmator Moens. ‘De eerste jaren moesten we de Belgische documentairemakers vragen om hun werk in een bioscoop te mogen tonen. Dat idee kwam niet in hen op. Vandaag houden ze veel meer rekening met de bioscoop. Sommigen zijn anders gaan denken en maken nu documentaires die voor het volle pond cinema zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan Blue Meridian en Desert Haze van Sophie Benoot. Het VAF heeft daar een belangrijke rol in gespeeld door resoluut in te zetten op de mooi afgewerkte, niet in tv-format gepropte auteursdocumentaire. Dat werpt zijn vruchten af.’ Zeven Vlaamse films en twee coproducties zijn geselecteerd voor Visions du Réel, een gerenommeerd documentairefestival eind april in het Zwitserse Nyon. In het onvolprezen De uil van Athena programmeert Canvas sinds 2012 weer Vlaamse en internationale auteursdocumentaires van topkwaliteit.

Alleen de Belgische toeschouwer hinkt nog wat achterop. ‘Het Belgische of Vlaamse publiek is alleszins conservatiever. Het door de pers bejubelde The Act of Killing was in Nederland een kassucces. Hier is er geen kat naar gaan kijken’, zegt Moens. ‘Nederland is een stichtend voorbeeld wat de bioscoopdocumentaire betreft. Er is een hele goede distributeur actief, Delicatessen, waarmee onze filmdistributie Dalton Distribution trouwens samenwerkt. Ook belangrijk: dankzij een scherp beleid is in Nederland een circuit aan lokale filmhuizen bewaard dat we hier in Vlaanderen hard missen.’ Zonder subsidies zou Docville nu niet kunnen overleven, geeft Moens toe. ‘Puur commercieel is de bioscoopdocumentaire niet leefbaar. Toch heb ik er een goed oog in. Als er regelmatig bioscoopdocumentaires blijven uitkomen en er zit af en toe een knaller tussen, dan zal de Belg wel overtuigd raken. De bioscoopdocumentaires zullen blijven komen. Die evolutie zie ik niet snel veranderen.’

DOCVILLE

2-10/5, Leuven. Alle info: docville.be

DOOR NIELS RUËLL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content