In zijn beste en meest populaire films verzoende Sydney Pollack grote publiekscinema met ambitie, kwaliteit en sociale bewogenheid.
Een vaak terugkerende kritiek op het werk van de recent overleden Sydney Pollack is dat hij doorgaans stoutmoedig was in zijn keuze van onderwerp en materiaal maar ons daarna door zijn middlebrowbenadering in de kou liet staan.
Sydney Pollack was zeker geen radicaal cineast, maar zijn mainstreamtemperament hoefde niet altijd een gebrek te zijn. Bij voorkeur filmde hij liefdesverhalen met grote sterren. Geen sentimentele love stories maar volwassen drama’s over gecompliceerde en meestal gedoemde passies, onbeschroomd romantisch, maar toch zonder illusies. In het beste geval projecteerde Pollack deze problematische romances tegen een achtergrond die de privéperikelen sterk maatschappelijk relevant maakt: de genadeloze dansmarathon tijdens de Grote Depressie in They Shoot Horses Don’t They? (1969) , de heksenjacht op communisten in Hollywood in The Way We Were (1973) , een CIA-achtige samenzwering in post-Watergate Amerika in Three Days of the Condor (1975) , de Cubaanse revolutie in Havana (1990) , een moordcomplot tegen een Afrikaans staatshoofd binnen de VN in The Interpreter (2005).
Pollack zou waarschijnlijk de laatste geweest zijn om zichzelf een ‘auteur’ te noemen. Toch waren zijn films persoonlijker dan zijn status van met Oscars overladen, rijke producer-regisseur laat vermoeden. De chaotische wordingsgeschiedenis van zijn scripts laat dit al doorschemeren. Pollack gaf toe dat het script nooit helemaal voltooid was toen hij aan de opname van een film begon. Hij schreef zelf niet mee aan de scenario’s, maar liet meestal het oorspronkelijk scenario door een tweede, derde of vierde scenarist herschrijven (met één terugkerende naam, David Rayfiel, die aan bijna al zijn films meewerkte) en in de richting sturen die hij uit wilde. Zijn persoonlijkheid zit dan ook minder in zijn stijl (die anders dan bij tijdgenoten Alan Pakula of Arthur Penn niet herkenbaar is van de ene film op de andere), dan in zijn benadering van zijn karakters en vooral in zijn gedesillusioneerde visie op de Amerikaanse held. Die is voor Pollack een eenzaat en individualist, introvert, egocentrisch en een eeuwig raadsel voor zijn omgeving. Een man ook die in het verleden leeft, aarzelt om zich te engageren en de prijs voor zijn onafhankelijkheid duur betaalt. Ondanks zijn zeven films met huisster Robert Redford is het Al Pacino die in Bobby Deerfield de meest intense en consequent doorgezette portrettering geeft van de Pollackheld bij uitstek: een autocoureur die elke dag de dood trotseert en op geen enkele manier van het leven geniet. Pollack schuwt ook psychologische uitleg of sluitende verklaringen voor het gedrag van protagonisten, wat zijn degelijk ouderwetste Hollywoodsterrencinema verrassender, moderner en meer ambivalent maakt dan op het oog lijkt.
Patrick Duynslaegher
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier