Mooie tijden voor de fans van de betere Amerikaanse fictie, want deze en volgende week starten twee reeksen uit de stal van HBO: ‘Carnivàle’ en ‘Angels in America’. Een vooruitblik. Door Stefaan Werbrouck
Bij de Amerikaanse kabelzender HBO nemen ze hun tv-series niet bepaald lichtvoetig op. Reeksen als The Sopranos of Six Feet Under zijn al een uitstekend alternatief voor wie niet elke avond in de sofa een goed boek wil lezen, maar deze en volgende week komen bij ons twee HBO-series op het scherm die qua thematiek nog net iets zwaarwichtiger zijn: Carnivàle en Angels in America.
Carnivàle speelt zich af in de jaren dertig, een periode toen de Verenigde Staten niet alleen getroffen werden door de Grote Depressie maar het binnenland ook worstelde met de ergste droogte in de geschiedenis. Doordat de gronden uitgeput raakten, ontstonden er gigantische stofstormen die bekend stonden als ‘black blizzards’; duizenden boeren gingen failliet, moesten al hun bezittingen aan de bank overdragen en trokken weg op zoek naar een beter leven. Het decor van Carnivàle is dit stoffige landschap, dat bevolkt wordt door outcasts en freaks en waar wanhoop en geloof in magie en duistere krachten hand in hand gaan. In de openingsbeelden – na een generiek die qua schoonheid kan wedijveren met die van Six Feet Under – maken we kennis met hoofdpersonage Ben Hawkins, die te midden van een black blizzard zijn moeder wil begraven. Hij wordt onderbroken door een graafmachine, die op last van de bank zijn huis met de grond gelijk komt maken. Een rondreizend circus – compleet met dwergen, vrouw met baard, Siamese tweeling en tarotleggers – merkt het tafereel op, helpt Ben bij de begrafenis en neemt hem op in hun midden.
Nog voor de plot van ‘Carnivàle’ op gang komt, word je als kijker duidelijk gemaakt dat je niet bang mag zijn voor wat mythologie en allegorie om van Carnivàle te genieten. De dwerg Samson – tevens manager van het circus – vertelt in een inleiding over ‘de aloude oorlog tussen goed en kwaad’ en over ‘het wezen van het licht en het wezen van het kwaad’ die in elke generatie worden geboren. Ben Hawkins blijkt bijzondere gaven te hebben: hij kan mensen genezen en de doden opnieuw tot leven wekken (zijn moeder zag af van zijn talent, omdat ze dacht dat hij door de duivel was bezeten). Zijn verhaal wordt parallel verteld met dat van Justin Crowe, een priester in een klein Californisch dorpje die ook speciale krachten heeft, al zorgt hij er meestal voor dat mensen sneller dan voorzien de dood ingaan. De serie werkt dan ook toe naar een clash tussen de twee personages en – zoals de slagzin zegt – ’the final battle between good and evil’.
Zo rechtlijnig verloopt het evenwel niet. De verhalen rond Hawkins en Crowe worden door elkaar verteld, met flashbacks, flashforwards en droomsequenties, en slechts hier en daar krijg je een duistere tip over wat komen gaat. Carnivàle is dan ook behoorlijk schatplichtig aan Twin Peaks (de makers omschrijven de reeks zelf als een kruising tussen Twin Peaks en Grapes of Wrath, de roman van John Steinbeck over de VS tijdens de depressie), niet alleen door de vele vreemde personages, maar ook omdat dezelfde sinistere, duistere atmosfeer over de serie hangt. Het is televisie die je als kijker tegelijk verwart en intrigeert. Al is ‘enerveert’ misschien ook mogelijk, want in de VS klonk er zowel lof voor Carnivàle (de reeks is er intussen aan een tweede seizoen toe) als harde kritiek, door mensen die het mysterieuze gedoe vooral pretentieus vonden. Maar alleen al om de manier waarop de deso-late landschappen van het hart van de Verenigde Staten in beeld worden gebracht, moet u Carnivàle zeker een kans geven.
Over Angels in America was de kritiek in Amerika minder verdeeld: iedereen was gewoonweg laaiend enthousiast. Voor de Emmy Awards die vorig weekend werden uitgereikt, had deze zesdelige reeks dan ook de meeste nominaties binnen gehaald, 21 stuks om precies te zijn.
De uitzending van ‘ Angels in America’ was in de VS een waar evenement. Ten eerste heeft de reeks een bekend regisseur (Mike Nichols, van onder meer The Graduate, Wolf en Primary Colors) en een absolute topcast, met onder meer Emma Thompson, Al Pacino en Meryl Streep (voor die laatste twee was het zelfs de eerste keer dat ze samen acteerden!). Ten tweede is Angels in America de verfilming van twee afzonderlijke toneelstukken (elk drie uur lang) van Tony Kushner, die tien jaar terug op Broadway furore hebben gemaakt en die toen zijn uitgeroepen tot ‘beste hedendaags Amerikaans theater’. Stel dat de VRT Ten Oorlog van Tom Lanoye zou verfilmen – ik weet het: een absurde gedachte -, dan zou dat hier ook groot nieuws zijn nietwaar?
Manhattan is de achtergrond van Angels in America, het tijdstip is het midden van de jaren tachtig, de periode toen de ziekte aids voor het eerst de kop opstak en er in het politieke conservatieve Amerika van toen, het Reagan-tijdperk, een lichte hysterie ontstond over de verschrikkelijke ‘pest bij homoseksuelen’. Het verhaal focust op de homoseksueel Prior Walter, die door zijn partner Louis verlaten wordt als hij besmet blijkt met het HIV-virus. Tegelijk begint Prior visioenen te krijgen waarin hij bezocht wordt door een engel (Emma Thompson) die hem vertelt dat hij een profeet is. Louis begint ondertussen een relatie met Joe Pitt, een homoseksuele Mormoon die werkt voor Roy Cohn (Al Pacino). Cohn is een historische figuur, een rechtse advocaat en homofoob die samenwerkte met Joe McCarthy tijdens diens jacht op communisten in de jaren vijftig, maar die halverwege de jaren tachtig aan aids stierf. Bij de andere personages vinden we nog Joe’s depressieve vrouw Harper en zijn moeder Hannah (Meryl Streep, die tegelijk ook nog een mannelijke rabbi speelt én Ethel Rosenberg, de spionne die door Cohn werd vervolgd), en de verpleegster van Cohn, tegelijk een drag queen.
Deze opsomming geeft al een beeld van de rijkdom en tomeloze ambitie van het verhaal van Kushner (die zelf de tv-adaptatie schreef), waarin er uitstapjes worden gemaakt naar het verleden en hallucinaties en bevreemdende allegorieën (een trip naar de hemel bijvoorbeeld) de gewone gang van zaken komen verstoren. Bovendien spreken de personages een taaltje dat afwisselend Shakespeariaans hoogdravend is en volks platvloers. Niet verwonderlijk dus dat het toneelstuk beschouwd werd als niet te verfilmen. Toch waren er na het succes op Broadway al meteen plannen om er een film of tv-serie van te maken. Het duurde echter nog twaalf jaar vooraleer er met Mike Nichols een regisseur werd gevonden (Robert Altman en Neil LaBute hadden eerder geweigerd). HBO legde 60 miljoen dollar op tafel voor de miniserie, zodat Nichols zijn droomcast kon samenstellen en bij de verfilming niet op de kleintjes moest letten (‘Het was alsof de Medici’s mijn producers waren’, zo omschreef hij dat gevoel).
Stefaan Werbrouck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier