We kennen allemaal tientallen flikken, advocaten en dokters. We weten hoe ze praten en werken, kennen hun huizen, hun liefdesleven en hun demonen. Het enige probleem is dat ze Vic Mackey, Ben Matlock of Dr. Miranda Bailey heten en met andere woorden eerder fictief van aard zijn. Dat geldt niet voor de exemplaren die de Cel Docu van Woestijnvis ons presenteert. Na de magistraten in De rechtbank en de topdokters in Topdokters krijgen we vanaf 11 november via VIER de politiespeurders van Gent te zien. Hoog tijd om even stil te staan bij dit succesvolle tv-genre, en als het kan ook bij het leven, de liefde, de dood en de menselijke knulligheid.
In 2004 kreeg Els Roovers een verkeersboete. Zoals heel veel mensen vergat ze die te betalen. Zoals een redelijk deel van die mensen vergat ze ook in te gaan op de aanmaningen die haar werden toegestuurd. Daarom zat ze even later op de achterste bank in een vrij ongezellige zaal op de politierechtbank van Leuven, waar iedereen klaar bleek te zitten met een verhaal, al dan niet verzonnen of bijgekleurd. Roovers zag er hoe in die ene ruimte, tegelijk zakelijk in haar eenvoud en theatraal in haar symboliek, een rijke dynamiek ontstond: ‘Je ziet in zo’n zittingszaal een doorsnede van de maatschappij passeren. Hoe we ons als mens opstellen tegenover elkaar. Hoe magistraten luisteren en tot de mensen proberen door te dringen. Er hangen daar zoveel verschillende relaties in de lucht: tussen rechter en beklaagde, beklaagden onder elkaar, advocaten en hun cliënten… Als documentairemaker worden die verhalen je gewoon aangeboden. Je moet de zaal niet uit om ze te vertellen, geen interviews doen. Alles gebeurt tussen die vier muren. Dat enkel registreren leek me zo eenvoudig, zo uitgepuurd.’
Vervolgens betaalde Roovers de boete. Ook stak ze een idee op zak waarmee ze jaren later met haar docu-collega’s op Woestijnvis een programma ging maken. Vandaag is De rechtbank een van de weinige programma’s in Vlaanderen die publiek en kritiek weten te verenigen zoals Woestijnvisprogramma’s daar ooit een patent op hadden.
De mensen achter De rechtbank maakten een paar vrienden in het milieu en zo ontstond het idee voor De recherche. Dat is intussen tweeënhalf jaar geleden. Het resultaat is een programma dat het moeilijke gemakkelijk laat lijken: meelopen met de mensen van de lokale recherche van Gent, tot in de verhoorkamers, drugpanden en surveillancevoertuigen. Criminelen biechten op, geld wordt geteld, auto’s worden klemgereden en het verslag wordt opgemaakt. En wij kijken rustig mee, alsof dat zomaar kan.
Het blijkt dat dat inderdaad zomaar kan. Nu ja, ‘zomaar’. Regisseurs Lise Tieleman, Wouter Verstichel en Raf Berghmans moesten zich er wel eerst ongeveer een halve eeuw voor inwerken bij hun toekomstige hoofdrolspelers. Zonder camera, gewoon om vriendjes te maken en vertrouwen te winnen. Een beetje zoals biologen tussen de dieren gaan liggen die ze willen onderzoeken, om hun geur over te nemen. Ik overdrijf nu misschien wat. Al zal dat gezien de nachtelijke missies en het eindeloze wachten niet veel zijn.
ELS ROOVERS: De reeksen die wij maken, bieden een inkijk in een vaak gesloten wereld. De manier waarop je dat venster biedt, verschilt van maker tot maker. Bij De rechtbank is dat een serene en objectieve vertelvorm, om het oordeel bij de kijker zelf te laten. Bij De recherche voer je samen met de rechercheurs het onderzoek. Het is ons ook nooit te doen om grootse of spectaculaire zaken. Een rood licht negeren of een bejaarde die overvallen wordt: het is indrukwekkend om te zien hoeveel het gerecht daarin investeert.
De gebeurtenissen in de meeste levens zijn veelal gelijkend. Geboorte, eerste schooldag, rijbewijs, een paar keer op je knie vallen, nu en dan ruzie maken met iemand, misschien wel eens een prijs voor iets winnen en uiteindelijk de confrontatie met de dood. Het komt er dus meer op aan om een eigen manier te vinden om met dat leven om te gaan dan om koste wat het kost een variatie te willen bedenken.
Precies in dat eerste bewijst de Cel Docu bij Woestijnvis telkens erg goed te zijn: een bekend gegeven zo voorstellen dat het toch weer interessant wordt. Meer zelfs: een bekend gegeven zodanig voorstellen dat je je gaat afvragen of je het onderwerp inderdaad zo goed kende als je dacht.
ROOVERS: Het gaat erom goed na te denken over het venster waardoor je een wereld laat zien. Bij De rechtbank kozen we bijvoorbeeld voor die zakelijke aanpak om het oordeel bij de kijker te laten. We proberen ethisch, eerlijk en transparant te zijn zonder zomaar promospotjes te maken.
Hazel Pleysier, regisseur van onder andere Derechtbank en Topdokters: Je kiest die dokters of rechters natuurlijk zelf. ‘Voor hetzelfde geld kies je mensen die ongeïnspireerd hun werk doen en dossiertjes doorschuiven. Maar daar maak je geen reeks van en het is vooral ook niet wat je wilt laten zien. Je wilt toch het menselijke en het schone tonen. Je wilt laten zien wat er achter al die stereotypen schuilt.
In zekere zin is een docureeks zoals De recherche een logisch vervolg op goed onderbouwde politiereeksen zoals The Wire van David Simon en Ed Burns – Simon was misdaadjournalist en Burns werkte bij de politie van Baltimore. Hun research en ervaring zijn legendarisch en leidden tot wat waarschijnlijk de beste politiereeks ooit is. Dat heeft alles te maken met suspension of disbelief. Dat betekent dat iets geloofwaardig genoeg moet worden gepresenteerd om de kijker mee te krijgen. Dat heeft niets met realisme te maken, maar wel met schrijftechniek – ook De Smurfen moet geloofwaardig worden verteld, al weten veel mensen dat blauwe dwergen met witte mutsen bijna nooit voorkomen.
Er bestaat een soort gemiddelde westerse kijker. Die wordt al meer dan een halve eeuw hard getraind in televisiekijken. Meteen de enige training in de wereld waarvoor in de zetel hangen en tv kijken echt het beste is wat je kunt doen. Die kijker leerde, bijna altijd onbewust, heel wat over genres, formats, verhaalstructuren, montagetechnieken enzoverder. Stel dat Lies in de eerste scène veelzeggend naar Rik zou opkijken vanuit een vakantiebrochure en in de volgende scène met een glimlach een handdoek op een strandbedje zou uitgooien. Niemand zou dan vragen: hoezo, hebben ze die nu net geteleporteerd? Wat overigens wel kan, maar dan hebben we graag dat zoiets duidelijk wordt gemaakt aan het begin. Of bijvoorbeeld doordat de reeks Intergalatic Teleportations in the Sky of zo heet.
Zo gemakkelijk is het.
BEHALVE DAN DAT HET EIGENLIJK NIET ZO GEMAKKELIJK IS. Ironisch genoeg omdat we intussen door heel veel fictie te kijken wel denken te weten hoe de realiteit er ongeveer uitziet. We denken bij het kijken naar een cop show bijvoorbeeld: ‘Ah nee, het is nog maar een uur later, ze kunnen dat DNA toch nog niet hebben geanalyseerd – dat duurt altijd minstens 24 uur!’ Dat weten we niet vanuit onze rijke ervaring als vorser bij het parket, maar omdat we ooit een ándere reeks hebben gezien waarin dat verteld werd. Is het daarom waar? Misschien. Dat kan. Op zich doet dat er natuurlijk ook niet toe, want het is niet ons DNA en niemand gaat echt naar de gevangenis, maar als we dénken dat het niet echt kan, dan is de suspension of disbelief verbroken en geloven we niet in de reeks. En stoppen we waarschijnlijk met ernaar te kijken.
Op een bepaald moment in de leercurve van de kijker kom je dus op het punt dat enkel nog de realiteit geloofwaardig genoeg is. Alsof we als kijker zeggen: genoeg toneel gehad, laat nu maar gewoon zien hoe het écht in elkaar zit. In die zin ligt De recherche meer in het verlengde van The Wire of The Shield dan je misschien zou denken. Het gaat namelijk vooral over de kwaliteit van de research, meer dan over het genre of de achterhaalde opsplitsing tussen fictie en documentaire.
Goede literatuur behandelt op een unieke manier de basis, namelijk leven, liefde en dood. Toen ik pas begon te schrijven, leek me dat maar generalistische zever. Maar gaandeweg werd duidelijk dat alles wat goed is, inderdaad neerkomt op een benadering of tenminste een bevraging van precies die dingen. Omwille van de voor de hand liggende betrokkenheid trekken ze ons nu eenmaal sterker aan dan minder essentiële zaken. Daarin ligt mogelijk een verklaring waarom we zowel in fictie als docu vaak bij dezelfde beroepen uitkomen.
ENKELE JAREN WOONDE IK IN DE KLEINE BELGISCHE stad Leuven naast een van mijn beste vrienden. Wij maakten het graag laat in een van onze belendende woonkamers. Dan tuurden we naar het plafond en spraken we over – een kosmisch toeval, vast – leven, liefde en dood. Op een bepaald punt trokken we ons natuurlijk terug om te slapen. Wat betekende dat ik in de rust van de nacht nog een gedachte of twee opschreef in het manuscript van dat moment en mijn buurman zijn bed inkroop. Om dan vaak een uur of twee later te worden gebeld door de wachtdienst. Dat kon ik door de slecht geïsoleerde muren van onze stadshuisjes goed horen – een luide beltoon, gemorrel, gedonder van de trappen, voordeur in het slot, auto in hoge toeren en dan de slaperige stilte die, naarmate hij in de verte verdween, stilaan terugkeerde.
Dan mocht ik net nog een alinea hebben geschreven die ik – misschien door nachtelijke zelfoverschatting – best dicht bij leven, liefde dan wel dood vond komen, elke keer dacht ik: liever hij dan ik, om er met zijn hoofd boven te gaan hangen. Die vriend was – is het gelukkig nog steeds – wat ze bij Woestijnvis ‘een jonge topdokter’ zouden noemen. Kwam dus dichter bij de lijn tussen leven en dood dan de meesten van ons aangenaam zouden vinden.
Dat is beangstigend, en angsten die we zelf niet moeten beleven, beschrijven we doorgaans als spannend. Er is een grote geruststelling in anderen het spannende werk te laten doen. Daarom kijken veel mensen graag naar thrillers, omdat die de eigen veiligheid zo goed bevestigen.
Als je die beangstigende of spannende kant combineert met de delen van het leven die wij allemaal kennen – brood kopen, kind in bed leggen, bij moeder op bezoek gaan – krijg je een fascinerende juxtapositie. Want het ene moment zit zo’n dokter nog in onze wereld, of mist hij zijn kat, en het volgende staat hij met een mes boven iemands schedel.
De andere groep die op dagelijkse basis dicht bij de dood komt, is die van de criminelen. Nu ja, ze lijken toch tenminste minder voorzichtig om te gaan met hun leven. Op het randje leven, wars van de bourgeois regeltjes. Yes. Maar hoewel er goed geld kan verdiend worden met bijvoorbeeld drughandel, zullen de meesten van ons toch niet de bijbehorende risico’s willen nemen. Nee, dan liever gewoon een treinabonnement of een leuke bedrijfswagen en voor 1800 euro of zoiets elke dag ergens gaan werken met mensen die Anita of Jean-Pierre heten en ook graag vrijdag al iets vroeger stoppen. De mens houdt zoveel van zekerheid dat je er onwel van zou worden: sla maar op mijn kop, zolang je het maar elke dag stipt om hetzelfde uur doet. Dan ben je blij dat je eens over de haag kunt kijken, naar mensen die het wel anders aanpakken.
Om voor de hand liggende redenen kunnen de makers van De recherche niet ook de privélevens van de rechercheurs meenemen. Dat zou misschien mensen in gevaar kunnen brengen en bovendien zou het veel te veel geld en tijd kosten. Maar mede door de uitstekende montage van Yoohan Leyssens krijgen we kleine momenten te zien die veel vertellen, of tenminste veel laten vermoeden. Zo is er de baas van de dienst die met een van zijn rechercheurs in de auto zit te wachten en vertelt dat hij met zijn zoon naar een metalfestival plant te gaan. Er ontstaat een dialoog waarvan je vermoedt dat Jan Eelen hem er speciaal voor schreef. Die scène is van een menselijke knulligheid die perfect samenvat wat docureeksen als deze ons graag willen vertellen: het gaat tenslotte, ook bij die zogezegde superberoepen, vaak over mannen en vrouwen met een job waar ze in veel gevallen gewoon hun best voor doen. ‘Niet alle flikken zijn knorrige macho’s, dokters zijn niet altijd alleen uit op geld en een rechter kan best een medelevend karakter hebben’, vat Hazel Pleysier het samen.
En dat komt in de buurt van de essentie van dit genre. Want documakers vertellen natuurlijk even goed een verhaal als scenaristen of schrijvers dat doen. Ze kiezen hun arena, hun personages, de muziek en de nadrukken die ze leggen in de montage. Het is dus niet het leven zoals het is, maar het leven zoals het eventueel kan zijn. Een versie ervan, een beeld vanuit een bepaald standpunt, net zoals je een fruitschaal op 101 manieren kunt schilderen. Dat is een geruststelling. Want de realiteit bestaat nu eenmaal niet als eenduidig gegeven, er bestaan enkel verhalen uit en over die realiteit. Anders zou er per definitie ook maar één docureeks kunnen gemaakt worden over elk gegeven onderwerp. Dat is, gelukkig voor de makers en zeker ook voor ons, niet het geval. Dankzij de vergeten boete van Els Roovers uit 2004: De recherche, op VIER, vanaf dinsdag 11 november.
DE RECHERCHE
Vanaf 11/11 elke dinsdag om 21.05 op VIER.
DOOR P.B. GRONDA
OP EEN BEPAALD MOMENT IN DE LEERCURVE VAN DE KIJKER KOM JE OP HET PUNT DAT ENKEL NOG DE REALITEIT GELOOFWAARDIG GENOEG IS.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier