Twintig jaar ‘Fight Club’: wat een knokkende Brad Pitt ons leert over mentale gezondheid

Annelore Peeters Freelancejournalist.

‘The first rule of Fight Club is: you do not talk about Fight Club.’ Voor de twintigste verjaardag van David Finchers cultfilm breken we die regel graag. Tijd om te praten over Fight Club, want achter de gebalde vuisten en aangekoekte bloedkorsten zit een complexe film over psychische problemen en hoe er (niet) mee om te gaan.

Nog even voor wie niet mee is: Fight Club, gebaseerd op een boek van Chuck Palahniuk, vertelt het verhaal van een naamloze, blanke dertiger (Edward Norton) die zich in het laatkapitalistische Amerika zonder nadenken overgeeft aan de consumptiedrift die multinationals aan hem opdringen. Tot hij Tyler Durden (Brad Pitt) ontmoet, een idealistische macho wiens levensfilosofie het tegengif vormt voor de materialistische tijdsgeest. De heren vieren hun opgekropte frustraties bot door met elkaar op de vuist te gaan, een ervaring die ze zo bevrijdend vinden dat ze er een wekelijkse afspraak van maken.

Het antikapitalistische gedachtegoed van Tyler werkt zo aanstekelijk dat we Nortons personage, waarnaar wordt gerefereerd als The Narrator, automatisch beschouwen als een slachtoffer van het systeem. We begrijpen zijn extreem gewelddadige gedrag niet alleen, we kunnen ons er zelfs in verplaatsen. Pas als we ontdekken dat Tyler Durden niet meer is dan een hersenspinsel en The Narrator in realiteit aan een meervoudige persoonlijkheidsstoornis lijdt, rijst de vraag of hij dan toch niet gewoon een gek is die niet om kan met het commerciële karakter van onze samenleving.

‘We zijn geneigd om de oorzaak van een pychische aandoening bij het individu te leggen en niet bij het systeem’, verklaart Baldwin Van Gorp, die aan het Instituut voor Mediastudies van de KU Leuven al langer onderzoek doet naar de perceptie van mentale aandoeningen. ‘Dat komt doordat we in het westen veel belang hechten aan cognitieve capaciteiten. Mensen met psychische problemen hebben in onze ogen een gebrek aan die capaciteiten. Daarom bestempelen we hen doorgaans als zwak of als ongeschikt om mee te draaien in het systeem’, benadrukt hij. ‘Bovendien wordt de verantwoordelijkheid voor mogelijk beterschap ook op hun schouders gelegd.’

Dat idee zien we ook in Fight Club. The Narrator lijdt aan zware slapeloosheid en zit als een zombie op kantoor. Toch vraagt zijn baas nooit wat er gaande is. Pas wanneer zijn wallen plaats maken voor opgezwollen bloeduitstortingen en het hem aan fatsoen ontbreekt om een proper hemd aan te doen, stuurt zijn baas hem naar huis met een afkeurende blik en de dreigende woorden: ‘Get yourself together‘.

Volgens Van Gorp reflecteert Fight Club op die manier het onbegrip waar mensen met psychische problemen in de realiteit ook mee te maken krijgen. Dat de baas van het hoofdpersonage niks vraagt over de toestand van zijn werknemer, toont dat hij het probleem niet wil zien. ‘Zijn oordeel is al geveld’, legt Van Gorp uit, ‘en dat reflecteert het taboe dat in de realiteit ook bestaat, zowel toen als nu.’

Herkenbaar

Ondanks de glansrijke vertolkingen van Pitt, Norton en Helena Bonham Carter als Marla Singer, kon Fight Club het publiek niet bekoren bij de release op 15 oktober 1999. De Amerikaanse filmcriticus Rex Reed noemde de film ‘a load of rancid depressing swill from start to finish’. Ouders van gevoelige kijkers omschreven de film op fora dan weer als moreel onverantwoord of ze zagen er slechts anarchistische propaganda in die op hun kinderen gericht was. De cinemazalen bleven leeg, Fight Club werd een box office bomb. Achteraf gezien geen verrassing: geen enkele film die zijn kijkers leert hoe napalm te maken met sinaasappelconcentraat verovert op slag het hart van groot en klein.

Het geweld, waar de film tot op vandaag voor bekendstaat, maakt van Fight Club een clichébevestigende film. ‘Het toont dat mensen met een psychische stoornis potentieel gevaarlijk zijn, een beeld dat we in de filmgeschiedenis heel vaak zien terugkeren.’

Volgens Van Gorp brengen veel fictieregisseurs psychische problemen op een verontrustende manier in beeld. ‘Filmmakers krijgen met een vervelende paradox te maken. Ze willen een geloofwaardig verhaal vertellen en personages met psychische problemen op zo’n manier in beeld brengen dat het publiek hen kan herkennen, maar om dat te doen, moeten ze zich baseren op de beelden die hun voorgangers ook gebruikten en niet stroken met de realiteit. Om de spanning op te bouwen, vergroten ze de psychische problemen van hun personage soms te veel uit. Zo bouwen films en series mee aan het stigma dat op psychische problemen ligt: voor veel mensen maken de beelden die ze in films en series zien deel uit van hun referentiekader.’

‘Om de spanning op te bouwen, vergroten regisseurs de psychische problemen van hun personage soms te veel uit.’

Baldwin Van Gorp (KU Leuven)

Van Gorps woorden gelden ook voor Fight Club . De eerste twintig minuten buiten beschouwing gelaten, zien we Tyler Durden in de hele film, wat wil zeggen dat The Narrator constant te lijden heeft van zijn meervoudige persoonlijkheidsstoornis. ‘Mensen met een psychische aandoening hebben meestal niet constant last van hun probleem. Dat gaat op en neer’, stelt Van Gorp, ’terwijl films als Fight Club wel de indruk wekken dat de aandoening constant en allesbepalend is.’ Daardoor worden personages volledig herleid tot hun aandoening.

Ondanks die minpunten zou het verkeerd zijn om te besluiten dat Fight Club een eenzijdig, karikaturaal beeld schetst van de meervoudige persoonlijkheidsstoornis van zijn hoofdpersonage. Ten slotte zijn er ook scènes waarin het stigma op psychische problemen wordt bekritiseerd. Zo is er de scène waarin Nortons personage naar de dokter gaat en hem smeekt om hem van zijn insomnia af te helpen. Het antwoord van de dokter? ‘Chew some valerian root and get some exercise.’ Het is dan nog maar een kwestie van tijd voor Tyler Durden overneemt.

Ook Van Gorp vindt dat David Fincher in Fight Club een complex beeld schetst van de psychische problematiek. ‘Als Fight Club de medische wereld kan tonen dat dokters rekening moeten houden met de psychologie van hun patiënten, dan is dat een klein stapje in de goede richting geweest.’ Volgens Van Gorp is dat een evolutie die twintig jaar geleden op gang kwam, maar die nu nog steeds volop bezig is. ‘Er zullen ongetwijfeld nog vele jaren overheen gaan vooraleer het taboe wegebt. Maar door kritiek te hebben op het stilzwijgen over mentale gezondheid draagt de film wel zijn steentje bij aan die evolutie.’

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content