Voor zijn 25e verjaardag keert Edward Yangs meesterwerk Yi Yi terug in 4K-resolutie. De familiekroniek laat zien dat in de kleine momenten het grootste drama schuilt.
‘Cinema gaat om wat in beeld komt, én om wat er buiten beeld blijft’, zei Martin Scorsese ooit, en dat is ook wat Edward Yang perfect begreep toen hij Yi Yi draaide in 2000. Deze film droogweg ‘een drama over familierelaties’ noemen is dan ook zo reductionistisch als stellen dat Jaws over een grote, boze vis gaat. Yangs zwanenzang is namelijk niets minder dan een delicate anatomie van het leven zoals het is. Net geen drie uur lang, en toch voelt het alsof hij slechts een paar momenten selecteert en die laat schitteren als diamantstof.
Edward Yang, pionier van de Taiwanese New Wave, maakte eerder al films als Taipei Story (1985) en het monumentale A Brighter Summer Day (1991). Waar zijn generatiegenoot Hou Hsiao-hsien lyrische tableaus schilderde en Tsai Ming-liang de traagheid tot ascese verhief, koos Yang voor een architectonische blik: hij rangschikte chaos, moderniteit en intimiteit alsof hij stadsplattegronden ontrolde. Tragisch genoeg stierf hij in 2007, net geen zestig, aan kanker, waardoor Yi Yi – in Cannes bekroond met de prijs voor beste regie – zijn testament werd, én zijn magnum opus.
Het verhaal is bedrieglijk simpel. Een bruiloft opent de film, een begrafenis sluit hem af, en daartussen ontvouwt zich een caleidoscoop van memorabele momenten: een pubermeisje ervaart haar eerste liefdesverdriet, een vader komt opnieuw oog in oog te staan met zijn jeugdliefde, een jongen van acht neemt foto’s met zijn camera ‘zodat anderen kunnen zien wat ze zelf niet zien.’ Het is anti-melodrama pur sang: grote emoties verdampen in de mallemolen van alledaagse gesprekken, zakelijke teleurstellingen, schurende frustraties en toevallige ontmoetingen.
Verwacht dus geen dode ex die plots levend terugkeert met geheugenverlies, of een betrapte tante die hysterisch gilt dat ‘het niet is wat het lijkt!’ Yang schuwt soapclichés en toont het leven als een elegant weefsel van losse draden die nooit helemaal tot een patroon samenkomen. Hij laat zien hoe we allemaal blindelings door het bestaan strompelen, gedwongen worden beslissingen te nemen zonder overzicht. En toch: in die blindheid schuilt de mogelijkheid om elkaar iets te leren, een glimp van betekenis aan te reiken. Het is die paradoxale troost die Yi Yi – wat zoveel wil zeggen als het ‘het een na het ander’ – zijn innerlijke gloed en intensiteit geeft.
Naar aanleiding van de 25e verjaardag verschijnt dit intieme epos in een gerestaureerde 4K-versie opnieuw in de bioscoop. Alsof een vergeelde foto, gekreukt door de tijd, plots opnieuw glanst. Maar vergis je niet: de scherpte van de beelden snijdt. Wat Yang toont, is immers geen nostalgisch huis-tuin-en-keukenideaal, maar de onontkoombare, heel soms poëtische banaliteit van het bestaan. En laat dat nu net de gefictionaliseerde waarheid zijn die grote cinema kan geven: wij zijn allemaal kinderen met een camera, hopend dat iemand in onze foto’s eindelijk ziet wat wijzelf al die tijd gemist hebben.