F1: The Movie racet voorbij in een waas van bling, Brad en Bruckheimer, maar laat geen bandenspoor van emotie of spanning na.
Zo cool als toen James Hunt en Gilles Villeneuve door chicanes vlogen, of Jean-Pierre Van Rossem in de paddock méér stond te roken dan zijn Moneytron-machines, zal formule 1 wel nooit meer worden. Toch hopen Brad Pitt, regisseur Joseph Kosinski en überproducer Jerry Bruckheimer die tijden tweeënhalf uur lang te doen herleven. Maar dan met een blitse blockbuster die vooral ‘Formule Bruckheimer’ is, wat betekent: glossy spektakel vol spierballentaal, voorspelbare bochten en een beukende soundtrack, zonder veel grip of intensiteit.
Pitt trekt de overall aan van Sonny Hayes, een raceveteraan met een verleden en een camper als thuisbasis, maar nog altijd genoeg zelfvertrouwen en stuurmanskunst om een zieltogend team (met Javier Bardem als baas) op het podium te hijsen. Zijn grootste tegenstanders? Het jonge haantje in zijn team (Damson Idris als ambitieuze rookie). En vooral het from zero to hero-scenario, dat barst van de machoclichés, met dialogen die klinken alsof ze werden gepend door een chatbot getraind op Fast & Furious.
Alles ziet er groots en duur uit: brullende bolides, circuits van Francorchamps tot Abu Dhabi, échte racebeelden, zelfs Max Verstappen en (coproducent) Lewis Hamilton suizen door het breedbeeld. Maar de montage is zo kinetisch dat je amper de tijd krijgt om de snelheid te voelen, laat staan de dreiging. De races zijn inwisselbare blokken adrenaline, zonder structuur of spanningsboog.
Wat F1 vooral mist, is iets wat de oudere racefilms wél hadden: tactiliteit. In John Frankenheimers Grand Prix (1966) vóélde je de motor onder je ribbenkast ronken. King of cool Steve McQueen deed je in Le Mans (1971) het rubber ruiken. Hier ruik je enkel het parfum van Brad Pitt, én zijn zweet aangezien hij op 61e duidelijk nog altijd lang in het krachthonk heeft gezeten.
Wie fan is van de Netflixserie Drive to Survive, die F1 verpakt tot turbosoap voor de TikTok-generatie, krijgt waar voor zijn geld. Maar cinefiele snelheidsduivels blijven op hun honger zitten. Kosinski weet hoe je hightech laat blinken op camera, wat hij al bewees met Top Gun: Maverick, maar laat na om echte impact te creëren. Pitt is cool als cowboy in een cockpit, maar de film is lauw. En wat zei filmorakel Pauline Kael ooit? ‘Movies are so rarely great art that if we cannot appreciate great trash, we have very little reason to be interested in them.’ Wel, F1 is niet eens groots vuilnis en meer pitstop dan pit(t).