Joke Devynck heeft alles afgevinkt: ‘Actrice worden, kinderen krijgen: ik ben klaar. De rest is een cadeau’

'"Een dochter? Wat moet ik daarmee?" zei mijn vader toen ik geboren werd.' © Jef Boes
Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

Als je leven verfilmd zou worden, welke scènes moeten er dan zeker in? Actrice Joke Devynck vertelt ons het scenario van haar leven.

SCÈNE 1

Een koude, mistige herfstnacht.

Op de N308 rijdt een auto zo snel als de weeromstandigheden toelaten van Ieper naar Poperinge. Aan boord: een hoogzwangere vrouw.

‘Mijn geboorte was gepland. Ik zou in de namiddag met een keizersnede ter wereld komen. Na een tweeling kon mijn moeder niet meer natuurlijk bevallen. De nacht voor de afgesproken dag logeerde mijn moeder bij haar ouders in Ieper. Mijn vader sliep gewoon thuis in Westkapelle bij Knokke, aan de andere kant van de kustlijn. Hij zou de volgende dag naar het ziekenhuis in Poperinge komen om de geboorte bij te wonen. Die nacht kreeg mijn moeder weeën. Ze werd in allerijl naar het ziekenhuis gebracht. “Je hoeft de vader niet in te lichten”, zeiden de artsen. De mist was te dik, er was sneeuw voorspeld. Ze vonden het geen weer om een toekomstige vader door te jagen. ’s Ochtends kreeg mijn vader telefoon. “Proficiat, je hebt een dochter.” Het was even stil aan zijn kant van de lijn. “Een dochter? Wat moet ik daarmee?”‘

Ik was er vroeg bij. Prutsen, proberen, maar nooit ‘de daad’.

In haar tuin, met de blote voeten in het tot kruim verdorde gras, schatert Devynck het uit. ‘Mijn vader was nooit vrijgevig met complimenten.’ Ze zit er ontspannen bij. De zonen hebben koekjes gebakken en sluipen om de zoveel tijd de tuin in om er een te pikken. ‘Nu is het genoeg’, zal Devynck elke keer herhalen. ‘Dit is de laatste’, zullen zij elke keer antwoorden.

SCÈNE 2

Aan een tafel zit een meisje van een jaar of tien te tekenen.

Ze trekt een lijn – een podium – daarboven een driehoek die een toneelspot voorstelt en tussen spot en podium een meisje, zijzelf.

‘Nog altijd heb ik het gevoel dat ik evengoed schilder of beeldhouwer had kunnen worden in plaats van actrice. Het gaat over mezelf uitdrukken, over de indrukken die ik opdoe vertalen, of dat nu in taal is of in beelden. Ooit nam mijn moeder me mee naar een wat alternatieve arts. “Dit kind droomt te veel”, zei hij. “Ze moet wat aardser worden.” Hij raadde mijn moeder aan me vooral veel te laten beeldhouwen.

‘Van nature ben ik veel meer een speelvogel. Het is al 24 jaar mijn beroep, ik ben er goed in geworden, vind het nog altijd een uitdaging om beter te worden en geniet ervan in parallelle werelden te vertoeven.

‘Ik herinner me een namiddag waarop ik samen met mijn nicht toneel heb gespeeld op een oud podium in de parochiezaal van Westkapelle. Als ik mijn ogen sluit, ruik ik zo weer de geur die daar hing. Dat was zonder publiek. Gewoon voor het plezier van het spel. Toen al dacht ik: dit wil ik doen. Maar bij dat verlangen hoorde ook een grote angst: kan ik het wel? Die dualiteit blijft. Als ik me heb willen bewijzen, dan toch vooral tegenover mezelf.’

SCÈNE 3

De ruwe diamant onder het zand.

Zomer. Het meisje van tien is zeventien. Ze wandelt van het station in Knokke naar de school waar haar vader lesgeeft en waar zij een week geleden haar laatste schooldag heeft afgerond. Het is feest op school. Ze ziet haar vader, tikt hem op de schouder. ‘Ik ben geslaagd.’ Hij kijkt haar aan. ‘Dat kan niet.’

‘Ik kon zelf amper geloven dat ik geslaagd was voor het ingangsexamen aan Studio Herman Teirlinck. “Je mag terugkomen in september”, zeiden ze op het einde van de proeven. Ik dacht: o nee, herexamen. Maar ze bedoelden dat ik écht mocht terugkomen. Ik was blij, euforisch bijna, maar meteen op de euforie volgde de ontnuchterende vaststelling: nu begint het pas.

'Ik ga anders naar audities. Zelfverzekerder. Door de hardcoreyoga die ik beoefen bij twee tachtigjarige mannen in Aalst.'
‘Ik ga anders naar audities. Zelfverzekerder. Door de hardcoreyoga die ik beoefen bij twee tachtigjarige mannen in Aalst.’© Jef Boes

‘De jaren aan de Studio waren vol dubbelzinnigheid. Het was goed om thuis weg te zijn, ik heb vriendschap leren kennen zoals ik die nog nooit gekend had en waarin ik voor het eerst ten volle als mens erkend werd. Bij Ariane Van Vliet kon ik stil zijn. Dat was nieuw voor mij. Tot dan was ik ‘het geweldige kind’ geweest. Niet als in ‘fantastisch’, maar als in ‘hevig, wild, onbeheersbaar’. Ik werd snel boos, explodeerde, maar was tegelijk uiterst gevoelig. Alles kwam ongefilterd binnen. Het maakt je kwetsbaar.’

Ze bijt op haar lip, breekt een stukje van een koek. ‘Ik heb me nooit laten testen. Ja, ik heb weleens van die domme onlinetests ingevuld. Als het over hoogsensitiviteit gaat, is veel herkenbaar. Ik denk dat er in mijn familie wel wat mensen met labels en etiketten rondlopen. Aan de andere kant vraag ik me ook af: en dan? Wat als het benoemd is, wat dan? Iedereen heeft wel iets aan de hand. Bij de ene is het autisme, bij de andere een implosie die geen naam heeft. Hoe je ermee omgaat, dát is belangrijk.

‘Ook tijdens de lessen aan de Studio bleef die energie alle kanten opschieten. Een ruwe diamant onder het zand werd ik genoemd. Daarom was die tijd zo dubbel. Er is veel acteerplezier verloren gegaan. Ik was blij dat ik er weg was omdat het zo weinig constructief was, maar ik heb er de mooiste vriendschap van mijn leven aan overgehouden, ik heb er de liefde ontdekt en de verhoudingen met mijn ouders veranderden. Ze werden mensen van vlees en bloed. Ik zag hun onvolkomenheden, kreeg door waarom sommige zaken gegroeid waren zoals ze zijn.

‘Ik heb lang gedacht dat alles uitgesproken moest worden. Nu ben ik daar niet meer van overtuigd. Ik ben een jaar in psychoanalyse geweest. Ik ging liggen, vertelde en omdat ik dacht dat het zo hoorde en omdat die analist nauwelijks iets zei, begon ik vanzelf over mijn dromen. Ik had in die periode over mijn vader gedroomd, die de wens om zaken aan te kaarten deed wegsmelten. Ik hield hem in mijn armen, een beetje zoals in een piëta. Terwijl ik van alles schreeuwde, veranderde hij in een kleine jongen. Dat was zo heftig, maar ik begreep: als je het niet geleerd of ervaren hebt, kun je het ook niet doorgeven. Ondertussen kan ik zo veel benoemen wat ik wél van thuis heb meegekregen. Wat een plaats nodig had, had er een gekregen. Na een jaar ben ik met die psychoanalyse gestopt.’

SCÈNE 4

Boy meets girl. Een klassiek liefdesverhaal. Of toch niet helemaal.

Ze loopt naar binnen en komt terug met koffie. ‘Ik moet er even een scène tussenvoegen’, zegt ze en schuift opnieuw aan de tuintafel aan. ‘Mijn ouders waren gisteren op bezoek bij de buren voor een vijftigjarig huwelijksfeest. “Weten jullie dat jullie dochter iedereen in de buurt heeft leren tongzoenen?” Nee, dat wisten ze niet.’ Opnieuw een schaterlach. ‘We waren natuurkinderen, we zaten in de bomen, we bouwden kampen en ja, ik was er vroeg bij. Prutsen, proberen, maar nooit ‘de daad’.

Johan en ik zijn er twintig jaar lang voor gegaan. Op het einde zijn we naar een therapeut geweest. Ik zat daar om dingen uit te praten, hij zat daar omdat ik het hem had gevraagd.

‘Aan de Studio kwamen de verliefdheden. Op mannen en op vrouwen. Maar ik was ook superromantisch. Wachten op de prins op het witte paard. Dom, dom, dom. Het was een geloof in de liefde waarbij ik me die liefde als puur en zuiver en absoluut voorstelde en ik wilde enkel seks als die even puur, zuiver en voor altijd was.

‘Ik zat in mijn laatste jaar, Johan (acteur Johan Heldenbergh, nvdr.) was al afgestudeerd. Hij was een aantrekkelijke vent. Ik was heel verliefd. Op veel gebieden was hij mijn zielsgenoot. Dus ja, er was een grote liefde. Dat voel ik nog steeds. Maar ik heb moeten ontdekken dat ook liefde eindig kan zijn.’

SCÈNE 5

Tita en de duisternis.

Een huiskamer in gedempt licht. Overal hangt kerstversiering. Vanaf de sofa klinkt een oerkreet en het gehuil van een baby. Een man in driedelig pak houdt een baby in de lucht. Het is een meisje. Ze kijkt alsof ze de wereld met haar ogen wil opdrinken.

‘Onze oudste en enige dochter zou Anna heten. Maar toen we haar zagen kijken, wisten we: dit is geen Anna, dit is Tita. Tita is ‘kijk’ in het Zweeds. De vroedman zei: “Aan de manier waarop een kind ter wereld komt, zie je ongelooflijk veel. Dat klopt. Tita was er, schreeuwde even, keek rond en viel in slaap. Ze is een heel onafhankelijk kind. Ik kan veel van haar leren.

‘Bevallen vond ik magisch, maar na de geboorte van Tita werd het donker in mijn hoofd. Nu zouden ze dat een postnatale depressie noemen, toen had ik er geen woord voor. Ik voelde het geluk door mijn vingers glippen. Ik word gelukkig van de kleinste dingen. Dat was weg. Compleet weg. Ik was bang dat ik het voorgoed verloren was.

‘Maar de donkerte verdween even snel als ze gekomen was, ik kreeg weer werk en werd opnieuw zwanger. Toen we hoorden dat het een tweeling was, trok Johan bleek weg. Ik niet. Ik dacht: laat maar komen.

‘Er is een ander beeld dat ik nu voor me zie. Ik, alleen op een strand in Sicilië, een jaar na de geboorte van onze zonen. Ik was kapot. Ik had tweeënhalf jaar constant gezorgd en daar aan de rand van de zee besefte ik: een mens moet zichzelf water geven. De enige met wie je goede vrienden moet zijn, is met jezelf.

‘Ik wilde actrice worden en ik wilde kinderen, maar de combinatie is nooit evident. Ik heb het bij al mijn vriendinnen-actrices gezien. Ik had een droom toen ik actrice werd. Een totaal onrealistische droom, gevoed door de televisieserie Fame. Maar dat wilde ik wel: reizen, mensen ontmoeten, boeiende rollen spelen. Tita kwam eruit en er werd aan een soort regelknop gedraaid die ik niet kende. Ik ben een en al chaos, maar het schiet in gang: je bent mama. Johan speelde theater, ik rolde in televisieseries en in het begin amuseerde ik me daarmee. Praktisch was dat perfect: ik was overdag weg, hij ’s avonds.

Joke Devynck heeft alles afgevinkt: 'Actrice worden, kinderen krijgen: ik ben klaar. De rest is een cadeau'
© Jef Boes

‘Maar ideaal voor onze relatie was dat niet. Ik speelde ook rollen die niet altijd bij mezelf aansloten. Door mijn wezen, mijn uiterlijk, mijn verschijning. Ik werd niet gevraagd voor de outcast, de andere, de rare. Ik kom uit een tijd waarin in ieder scenario stond: ‘elegante, mooie vrouw van dertig’. Later werd dat: ‘van veertig’. Ik heb aanvankelijk te weinig mijn eigen weg bewandeld, omdat er dingen op mijn pad kwamen en omdat ik mama ben.

‘Anderzijds: ik wilde ook niet op automatische piloot vliegen. Als ik voelde dat ik te weinig groeide, stopte ik. Toen ik uit Vermist stapte terwijl ik aan het scheiden was, heb ik op zwart zaad gezeten. Tegelijk wilde ik meer dan ooit op zoek naar rollen die dichter bij mezelf aanleunden. Ik wilde zelf dingen blijven maken. Met Anna en Kleur schreef ik mijn eigen stukken en ik merk ook dat ik voor diversere, meer karaktervolle personages gevraagd word.’

SCÈNE 6

Boy meets girl. Part 2.

Hij zegt: ‘Ik heb tijd voor mezelf nodig.’ Ergens op de achtergrond valt een huis langzaam uit elkaar.

‘Eén ding is zeker: we zijn er twintig jaar lang onvoorwaardelijk voor gegaan. Maar zoals zoveel mensen waren we niet meer emotioneel verbonden.’ Ze aarzelt, slikt de woorden die ze wilde uitspreken weer in. ‘Dan komen er onvermijdelijk mensen op je pad op wie je verliefd wordt omdat ze iets aanraken dat lang niet meer aangeraakt werd. Ik ben ervan overtuigd dat je daar maar beter eerlijk over bent, zodat de andere de kans heeft om daarop te reageren.

‘Het trauma is niet zozeer dat we uit elkaar zijn gegaan, wel de manier waarop, door dingen die gebeurd zijn waardoor we de beslissing niet samen konden nemen. Er waren al keuzes gemaakt. We zijn nog een paar keer naar een therapeut geweest. Ik zat daar om dingen uit te praten, Johan zat daar omdat ik het hem had gevraagd.

‘Uit de zwarte put kwamen twee woorden naar boven: bescheidenheid en dankbaarheid. Bescheidenheid omdat ik de liefde te lang als evident heb beschouwd en dankbaarheid omdat ik niet dood ben. Ik ben door mijn verdriet gegaan, door mijn kwaadheid en alle clichés zijn waar, maar ik heb heel snel een paar keuzes gemaakt. Ik wilde niet het slachtoffer zijn, niet de verlaten vrouw, en ik zou een meer bewuste en meer realistische verhouding aangaan met mijn kinderen en mijn nieuwe liefde. Natuurlijk voel ik me gekwetst en verlaten, en moest ik mijn kinderen missen, maar onze relatie is bewuster. En dat geldt ook voor mijn nieuwe liefde.’

SCÈNE 7

Een vrouw in een huis omringd door blokken graniet, doeken en verf. Het kan zijn dat zij de vrouw speelt. Het kan zijn dat zij de vrouw ís.

‘Als ik geen werk had, ging ik naar de academie. Door te schilderen ben ik uit mijn postnataal dal gekropen. Schilderen doet me alles vergeten. Terwijl de rollen die ik speel vaak bepaald worden door het beeld dat iemand anders van mij heeft, bepaal ik hier zelf het beeld. Het verbaast mensen. Zo heftig, zeggen ze dan. Zo wreed. Ja. Zo heftig en zo wreed.

Schilderen doet me alles vergeten. De rollen die ik speel worden vaak bepaald door het beeld dat iemand anders van me heeft. In mijn atelier bepaal ik dat beeld zelf.

‘Ik ben blij dat ik ouder mag worden. Als ze me vragen voor een rol, is het niet meer alleen voor mijn uiterlijk en dat schept mogelijkheden. Ik hoor links en rechts: ‘De buzz is goed.’ Vroeger zou ik daarvan gehuiverd hebben, nu denk ik: aanvaard het, omarm het. Ik ga anders naar audities. Zelfverzekerder. Door de hardcoreyoga die ik al zo lang beoefen bij twee tachtigjarige mannen in Aalst.

‘Ik droom ervan ooit Camille Claudel te spelen. Niet letterlijk het verhaal, maar het gegeven van de vrouw die in de schaduw staat van de man. Ik vrees dat dat in de beeldende kunst nog meer gebeurt dan bij acteurs. Dan denk ik: zolang ze mij nog vragen, kan ik er maar beter van genieten. Maar ik weet ook: mocht ik te horen krijgen dat ik nog een dag te leven heb, dan zou ik me terugtrekken in een atelier en doen waar ik zo van hou: prutsen en dingen in elkaar steken. Ik wilde actrice worden en kinderen krijgen. Ik ben klaar. Alles is afgevinkt. De rest is een cadeau.’

Een zoon sluipt de tuin in en grist een koekje van de schotel. ‘Het laatste’, zegt hij. Devynck schudt lachend het hoofd. Het bord is leeg.

Met dank aan Studio Skoop Gent.

Joke Devynck

Geboren in 1972 in Poperinge.

Studeerde aan Studio Herman Teirlinck.

Werd vanaf 1999 bekend als Tony Dierickx in Flikken.

Was van 2008 tot 2015 Tine Peeters in Vermist.

Speelde de zwijgende Katrien Deschryver in Het goddelijke monster (2011).

Schreef en regisseerde het theaterstuk Anna (2012) en de monoloog Kleur (2016).

Heeft een dochter en twee zonen met acteur Johan Heldenbergh. In 2013 gingen ze uit elkaar.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content