Jim Jarmusch over ‘Father Mother Sister Brother’: ‘Altijd fijn om met Tom Waits te werken’

Tom Waits in ‘Father Mother Sister Brother’ van Jim Jarmusch
Dave Mestdach
Dave Mestdach Chef film van Knack Focus

Wat blijft er over tussen ouders en hun volwassen kinderen wanneer de tijd er overheen gaat? Jim Jarmusch zoekt het uit in Father Mother Sister Brother, een droogkomisch drieluik waarmee de ‘indie king of cool’ de Gouden Leeuw won. ‘Families zijn ingewikkeld.’

‘Kom je uit België? Ik heb onlangs opgetreden in Gent. Schitterende stad is dat’, gromt Jim Jarmusch vanonder zijn eeuwige zonnebril, terwijl achter hem de lagune van Venetië glinstert alsof iemand er zilverpapier over gewikkeld heeft. Hij zit onderuitgezakt, de benen gekruist, alsof hij hier al eeuwen woont – een Amerikaanse cultkoning neergestreken op het Lido.

Maar hij is niet gekomen om promo te voeren voor de Arteveldestad, of om herinneringen op te rakelen aan zijn concert vorige zomer in de Vooruit, waar hij zijn galmende gitaar koppelde aan de luitlijnen van zijn muzikale kompaan Jozef Van Wissem. Jarmusch is hier om te praten over Father Mother Sister Brother, zijn droogkomische drieluik over de ongemakkelijke dans tussen volwassen kinderen en hun ouders, en over de soms grappige, soms pijnlijke manieren waarop families resoneren, zelfs wanneer die half uit elkaar hangen.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Dat Jarmusch de Gouden Leeuw won met precies deze film, smaakt wellicht extra zoet voor de man die een abonnement leek te hebben op de competitie in Cannes, maar vorig jaar door datzelfde festival zonder pardon werd wandelen gestuurd. Van Dead Man (1995), zijn zwart-witte westernrequiem met Johnny Depp, tot Ghost Dog: The Way of the Samurai (1999), zijn zen‑noir met Forest Whitaker als stille huurmoordenaar. Van zijn melancholische vampierballade Only Lovers Left Alive (2013), tot Paterson (2016) met Adam Driver als dichter van het alledaagse: het zijn films die in Cannes in première gingen en van Jarmusch de poëtische outlaw van de Amerikaanse auteurscinema maakten. Maar Father Mother Sister Brother moest elders een thuis zoeken. Venetië zei gelukkig ja.

Ouders vs. kinderen

Waarover gaat zijn nieuwste? In drie zinnen: drie verhalen, drie steden, drie families die worstelen met verlies, ouderdom en de issues die tussen ouders en kinderen sudderen. Een volwassen broer (Adam Driver) en zus (Mayim Bialik) bezoeken hun alleenstaande vader (Tom Waits) in New Jersey. Twee van elkaar vervreemde zussen (Cate Blanchett en Vicki Krieps) drinken thee met hun moeder (Charlotte Rampling) in Dublin. Een tweeling (Indya Moore en Luka Sabbat) bezoekt het Parijse appartement van hun pas overleden ouders. Het zijn variaties op dezelfde vragen: wie zijn onze ouders eigenlijk, en waarom blijft dat zo’n mysterie?

Jarmusch – 72 inmiddels, en zelf kinderloos gebleven – glimlacht wanneer hij over die vraag begint. ‘Mensen zeggen vaak dat er in mijn films niets gebeurt, maar pauzes zijn voor mij als in muziek: de noten die niet gespeeld worden, laten de andere resoneren.’ Hij leunt naar voren, alsof hij een geheim deelt. ‘Er wordt veel onthuld in ongemak, stiltes, pauzes. Daarom richt ik er mijn camera op.’

Zijn minimalisme – die kalme, zen-achtige manier van kijken en kleine gebaren promoveren tot rituelen – is geen pose, maar een erfenis. ‘Ik groeide op in Akron, Ohio. Als kind zag ik vooral monsterfilms, tot mijn moeder – die film- en theaterrecensente was voor een lokale krant – mij meenam naar Thunder Road, een misdaadfilm met Robert Mitchum. Mijn hoofd ontplofte zowat. Later, toen ik als jonge twintiger een jaar in Parijs studeerde, ontdekte ik de Cinémathèque française. Japanse films, Indiase films, Mikio Naruse, Robert Bresson, Carl Theodor Dreyer, Yasujirō Ozu. Dat waren andere ritmes dan Hollywood. Toen realiseerde ik me dat cinema als muziek is: soms stil, soms dynamisch.’

Het is één van de weinige momenten waarop hij zijn zonnebril optilt, alsof Ozu – de sensei van het alledaagse die in zijn familiemelodrama’s van een fluitende theepot een existentiële seismograaf kon maken – een soort innerlijke zon is waar hij naar moet kijken, als cinefiele vitamine D.

Wat Jarmusch – die zijn cultcarrière eind jaren zeventig begon in het New York van de no wave en de nachtclubs downtown – het meest fascineert, is hoe weinig we weten over de mensen die ons grootbrachten. ‘We zijn allemaal fucked up. Families zijn ingewikkeld. Ik wilde ze niet als goed of slecht neerzetten – dat interesseert me niet. Ik wilde alleen observeren.’

En dan, bijna terloops: ‘Het is waar dat je dingen over je ouders ontdekt nadat ze zijn gestorven. Ik ben mijn beide ouders al een poos kwijt. Er zitten anekdotes in over mijn familie. Maar het is geen autobiografische film. Ik weet niet waarom ik hem schreef. Ik ben niet analytisch over wat ik doe – ik werk intuïtief. Ik draag ideeën vaak jaren rond en dan schrijf ik de film heel snel. Deze ideeën droeg ik maar enkele maanden mee, en het scenario schreef ik in drie weken.’

Grote namen

In het eerste deel van Jarmusch’ verrassend bekroonde triptiek – velen hadden in Venetië op The Voice of Hind Rajab gegokt, over de gruwel in Gaza – speelt Tom Waits een vader die tegelijk charmant, sluw en licht onbetrouwbaar is, een rol die de beroemde bard met de brommende bariton met gerafelde elegantie neerzet. Waits is geen toevallige keuze: hij is een van Jarmusch’ trouwste metgezellen, sinds zijn doorbraak-roadmovie Down by Law (1986), zijn nicotine-en-cafëinemozaiëk Coffee and Cigarettes (2003), zijn zombiekomedie The Dead Don’t Die (2019), en nu opnieuw. ‘Het is altijd geweldig om met Tom te werken’, zegt Jarmusch. ‘Hij belde me gisteren nog: “Blijkbaar is de film dus toch niet kut”, zei hij nadat hij de eerste recensies had gelezen. (lacht) Hij is als een broer. We hebben zo veel rare dingen meegemaakt samen.’

Dan volgt een anekdote die alleen Waits kan overkomen. ‘Ooit zat hij in een bar in Noord-Californië – Tom drinkt niet – en de barman zei dat iemand hem wilde spreken. Tom bromde dat hij daar geen zin in had. De man zei: “Ik hoorde van de Sons of Lee Marvin (een geheim genootschap dat Jarmusch oprichtte als eerbetoon aan acteur Lee Marvin, met als voorwaarde dat je vaagweg op Marvin moet lijken, nvdr.) Bent u daarbij betrokken?” Tom: “Misschien. Wat kan jou dat schelen?” De man: “Wel, Ik ben Lee Marvins zoon.” Tom praatte uiteindelijk de hele avond met hem. We hebben hem daarna ook maar lid gemaakt.’

Het verhaal is vintage Jarmusch: droog, absurd, maar tegelijk teder en beeldend als een sigaret die uitdooft in een eenzame motelkamer, waar Elvis’ Mystery Train uit een krakende Wurlitzer komt gelekt.

Het tweede segment van zijn omnibusfilm wordt gedragen door twee iconische actrices: Cate Blanchett en Charlotte Rampling. Blanchett speelt Timothea, een licht neurotische dochter die haar emoties in een hermetisch afgesloten bonbondoosje bewaart. Rampling is de stijfdeftige matriarch die haar dochters slechts één keer per jaar ontvangt voor thee, met een glimlach die zo wisselvallig is als het Ierse weer. Jarmusch is zichtbaar trots op zijn sterrencast.

‘Hoe het komt dat ik vaak met grote Hollywoodnamen werk, terwijl ik amper budget heb om de catering te betalen? Ze lijken graag in mijn universum te stappen. Ik denk omdat ik heel graag samen aan iets werk en hen echt apprecieer. Als mens. Als artiest. Ik ben meestal onbevreesd in het benaderen van bekende mensen – behalve bij Mitchum indertijd. (Robert Mitchum (1917-1997) was een icoon van de gouden jaren van Hollywood en vooral bekend om zijn onderkoelde acteerstijl in films noirs, nvdr) Dat was intimiderend. Tijdens het draaien van Dead Man dacht ik soms: holy shit, dat is fucking Robert Mitchum, en jij bent hem aan het regisseren. Hij was heel droog en grappig: Ik: “Hoe gaat het met u vandaag, Mister Mitchum?” Hij: “Slechter.” Zo gingen onze conversaties. (grijnst)

Arme Joe

Maar het meest ontroerende moment van het gesprek komt wanneer Jarmusch – zelfs in interviews een geboren, heerlijk relaxede verteller – ook Joe Strummer aanhaalt – frontman van The Clash, punkicoon, en een van zijn dierbaarste vrienden. ‘De laatste keer dat ik Joe zag, was ik ziek in New York. Het regende hard. Joe was in een restaurant vlakbij en belde me: “Jim, ik ben hier al twee dagen en heb je nog niet gezien. Ik vertrek morgen. Kun je komen?” Ik voelde me slecht, maar ik ging toch.’

Jarmusch pauzeert. ‘Hij liep met me mee in de regen, met een paraplu. Voor mijn deur stopte hij, keek me in de ogen en zei: “Jim, onthoud dit: onze taak als artiest is om empathie te beschermen, koste wat kost, én om groovy levens te leiden.” Hij omhelsde me en liep weg in de regen. Zes weken later was hij dood.’

Jarmusch – die the Big Apple intussen allang heeft ingeruild voor de bossen van de Catskills, bij Woodstock, zo’n 200 kilometer verderop – kijkt naar de lagune, duidelijk ontroerd door de gedachte aan zijn in 2002 overleden buddy. ‘Sindsdien probeer ik empathie te beschermen, én een groovy leven te leiden. Zoals ik Joe heb beloofd.’

‘Ik ben aan het kijken of ik een kunstenaarsvisum voor Frankrijk kan krijgen.’

Het gesprek verschuift spontaan naar politiek, al is Jarmusch – zelfs als uitgesproken liberal – nooit een man van slogans geweest. ‘Amerika… tja, God weet wat daar nog gaat gebeuren. Het is veranderd – de snelheid waarmee een kleptocratie is ontstaan, is zorgwekkend. Het is een land gemodelleerd naar Vladimir Poetin. Ik moet daar weg. Maar anderzijds: ik bén Amerikaans – zo Amerikaans als James Brown, Walt Whitman, Emily Dickinson, de Wu‑Tang Clan. Ik geloof niet in nationalisme. Ik zou mijn leven niet geven voor Amerika – het land is gebouwd op genocide, slavernij en de onderdrukking van vrouwen. Wat moet ik doen? Ik ben aan het kijken of ik een kunstenaarsvisum voor Frankrijk kan krijgen.’

Toch lijkt het alsof Jarmusch zijn exodus voorlopig enkel aan het storyboarden is in zijn hoofd. ‘We hebben nog altijd Neil Young, Jack White, zo veel andere mensen die hun stem laten horen. Ik wil een mooie quote delen van Jehnny Beth, de zangeres van Savages. Ze zei in een interview (haalt zijn notitieboekje boven, nvdr.): “Kunst hoeft niet over politiek te gaan om politiek te zijn, om de wereld te veranderen. Kunstenaars zijn er om onze blik te verruimen, om ons meer verbonden en empathisch te laten voelen.” Ik vind dat prachtig gezegd.’

‘Ik bekijk mijn films één keer op een festival, en één keer incognito met publiek. Daarna nooit meer.’

Hij staat op, rekt zich uit, kijkt nog een laatste keer naar de lagune alsof hij er een gedicht in ziet drijven. ‘Weet je, ik bekijk mijn films één keer op een festival, en één keer incognito met een betalend publiek. Daarna nooit meer. Filmmaken is ontzettend zwaar. Als het klaar is, zeg ik: Ga nu de wereld in. Ik kan je niet meer veranderen. Vaarwel.’

En dan, met een glimlach die even oplicht onder zijn zonnebril: ‘Wie weet, kom ik straks in Gent wonen. Damn fine city.’

Father Mother Sister Brother

Vanaf woensdag 07.01 in de bioscoop.

Jim Jarmusch

Geboren op 22 januari 1953 in Ohio.

Studeert Engelse literatuur aan Columbia University, daarna film aan NYU Tisch School of the Arts

Breekt door met Stranger than Paradise (1984), de Camera d’Or voor beste debuut in Cannes.

Bekend van minimalistische films zoals Down by Law (1986), Dead Man (1995), Ghost Dog: The Way of the Samurai (1999), Only Lovers Left Alive (2013) en Paterson (2016).

Gitarist van het noise‑duo Sqürl en goede vriend van Tom Waits, Iggy Pop, RZA en luitist‑componist Jozef van Wissem.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise