De restauratie van überklassieker ‘Tokyo Story’: een gigant om in al zijn subtiele glorie te (her)ontdekken
Film - Tokyo Story
Regisseur - Yasujiro Ozu
Cast - Chishu Ryu, Chieko Higashiyama en So Yamamura
Waarom Yasujiro Ozu’s Tokyo Story bovenaan staat in lijstjes met beste films aller tijden? Ontdek het in de bioscoop, in gerestaureerde versie.
2001: A Space Odyssey, The Godfather, Citizen Kane, Vertigo… Het zijn vaste klanten wanneer er weer eens een lijstje met beste films aller tijden moet worden samengesteld. Maar hoe cinefieler je gaat, en hoe recenter de poll, hoe hoger Yasujiro Ozu’s Tokyo Story staat. Nochtans gebeurt er niks spectaculairs in dit Japanse familiedrama, dat bij zijn release in 1953 bovendien vrij geruisloos passeerde – zeker in het Westen. Tenzij je het inschenken van een kopje thee of een voorbijrijdende trein als intens dramatische gebeurtenissen beschouwt.
Dat Tokyo Story, bijna zestig jaar na Ozu’s haast even discrete dood, geldt als een überklassieker mag dan ook een mirakel heten. Maar de lyrische lofzangen van Paul Schrader, Kelly Reichardt, Jim Jarmusch, Pedro Almodóvar en andere Ozu-fans zijn terecht. Niemand die de clash der klassen, generaties en seksen in het moderne Japan zo subtiel bloot wist te leggen als hij. En dat op het rustige ritme van de seizoenen, zoals de titels van andere, even grandioze films van hem als Early Spring (1956), Late Autumn (1960) en The End of Summer (1961) aangeven.
In Tokyo Story, dat uitgroeide tot zijn ultieme meesterwerk, volgt Ozu een gepensioneerd koppel dat op bezoek gaat bij hun verstedelijkte kinderen, maar zich niet erg welkom voelt. Er wordt gepraat, gegeten en thee geschonken, nog meer gepraat, gegeten en thee geschonken, en op het einde is er een begrafenis. Arigato. Sayonara. Alleen zet Ozu dat alles op zo’n geraffineerde manier in beeld, met weinig close-ups, veel lage en statische standpunten, elegante overgangen en pillow shots van lege straten, vazen en treinstations tussen de scènes door dat je pas gaandeweg doorkrijgt dat je niet alleen naar een ontroerend familiedrama over de kleine dingen des levens zit te kijken, maar tegelijk naar een kalligrafisch precieze doorlichting van de patriarchale en kapitalistische samenleving.
De één beschouwt Ozu daarom als de peetvader van de transcendente cinema, die de Japanse gebruiken een zenboeddhistische invulling gaf op het witte doek. Véél meer dan zijn tijd- en landgenoot Akira Kurosawa, die in het Westen stukken populairder was. De ander merkt even terecht op dat Ozu’s cinema van het understatement baadt in aardsheid en streeft naar een poëtisering van het dagelijkse leven. En dan bij voorkeur dat van gedesillusioneerde huisvrouwen, vereenzaamde ouderparen of andere personages die discreet in de clinch gaan met tradities, tendensen en the powers that be.
Een gigant om in al zijn subtiele glorie te (her)ontdekken in de bioscoop dus, te beginnen met Tokyo Story en later op de maand ook met en The Flavor of Green Tea over Rice (1952), Early Spring en Tokyo Twilight (1957), eveneens digitaal gerestaureerd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier