James Gray over zijn ruimte-epos ‘Ad Astra’: ‘Elke cinefiel zou Brad Pitt moeten koesteren’

Dave Mestdach
Dave Mestdach Chef film van Knack Focus

Gravity met gravitas, een mash-up van Apocalypse Now en 2001: A Space Odyssey: rasregisseur James Gray reikt naar de sterren met zijn ruimte-odyssee Ad Astra. ‘Ik weet niet of Brad Pitt deze rol tien jaar geleden al had kunnen spelen.’

In een nabije toekomst wordt het leven op aarde bedreigd door kosmische stormen. Majoor Roy McBride (Brad Pitt) wordt de ruimte in gestuurd om daaraan te verhelpen. Meer nog, de crisis zou iets te maken hebben met Roys vader Clifford (Tommy Lee Jones), die zestien jaar geleden verdween toen hij de uiterste grenzen van het zonnestelsel exploreerde. Hoewel iedereen Cliff al die tijd dood waande, heeft Roy van zijn oversten te horen gekregen dat zijn vader nog steeds leeft, en er blijkbaar zelf voor heeft gekozen om alle communicatie met de legerleiding, en bij uitbreiding met zijn zoon, te verbreken…

Ad Astra wordt een mash-up van Apocalypse Now en 2001: A Space Odyssey, aangelengd met een scheut Joseph Conrad’, zo had regisseur James Gray zijn scifitrip eerder aangekondigd. Dat blijkt geen ijle grootspraak te zijn geweest. De speurtocht waar het hier allemaal om draait, vertoont overduidelijke gelijkenissen met die uit Francis Ford Coppola’s Vietnamepos, waarbij je in Roy een soort captain Willard kunt detecteren en in diens op drift geslagen pa een interstellaire kolonel Kurtz. Bovendien laat Gray, net als Coppola indertijd, zijn weifelende held mijmeren op de voice-over en dompelt hij diens queeste onder in een broeierig doemsfeertje.

Ik heb geprobeerd om Griekse mythologie in mijn film te stoppen, net zoals Star Wars dat gedaan heeft.

En ondanks de duizelingwekkende tuimelpertes in ruimtestations, vechtscènes met vleesetende bavianen en Mad Max-achtige achtervolgingen met maanlanders blijft deze flamboyante visuele opera vooral een typische James Gray-film. Onder het sterrenstof schuilt ook nu een intense karakterstudie, bevolkt door obsessieve personages die hun plek in het universum bevragen en worstelen met familiale issues. Alleen zijn het dit keer geen humeurige gangsters zoals in Little Odessa (1995) of The Yards (2000), of immigranten die hun Amerikaanse droom in duigen zien vallen zoals in Two Lovers (2008) of The Immigrant (2011). Het zijn loners die in ruimtepak naar de uiterste limieten van ons zonnestelstel en hun existentiële comfortzone geschoten worden.

Was zijn vorige film, de jungletrip The Lost City of Z (2017), al een giant leap voor Gray, die zijn strepen verdiende met onafhankelijke karakterdrama’s, dan is Ad Astra met voorsprong zijn grootste project tot nu toe. Met een kostenplaatje van 80 miljoen dollar (weinig voor een scifi-film op deze epische schaal) is het ook zijn meest risicovolle. Geen wonder dat Gray er meer dan anderhalf jaar over deed om zijn film te stroomlijnen voor het mainstreampubliek, iets waarvoor hij en Pitt ook beroep deden op Max Richter, die de pulserende soundtrack componeerde, op Hoyte van Hoytema, de cameraman die eerder Christopher Nolans Interstellar en Dunkirk inblikte, én op Belgiës bekendste monteur Nico Leunen (ook al staat die geeneens op de credits vermeld).

Maakt Ad Astra straks een triomfantelijke landing in de multiplexen? Of blijft deze Gravity met gravitas rond de arthousebioscopen cirkelen? Feit is dat Gray, die meer cinema in zijn DNA heeft dan alle Star Wars-klonen samen, opnieuw waar voor zijn geld levert. Of beter: voor dat van Pitts productiehuis Plan B, en bij uitbreiding voor dat van u. ‘ Ad Astra was het lastigste project uit mijn carrière’, bekent Gray terwijl hij zijn jetlag wegspoelt met een dampend kopje thee. ‘Toen ik The Lost City of Z in de jungle aan het draaien was, dacht ik: helser wordt het niet. Ik zat er geen klein beetje naast.’

Heb je het sciencefictiongenre onderschat?

James Gray: Ik had niet verwacht dat het één groot feest zou worden, maar ik dacht: we draaien in een studio, ik ken Brad al vijfentwintig jaar en deze keer zullen er tenminste geen giftige spinnen op de set rondlopen. Tot ik op de set toekwam, zag dat die zowel horizontaal als verticaal gebouwd was en Brad vijftien meter hoog aan allerlei draden zag bungelen. Mijn eerste reactie was: waar ben ik aan begonnen? Het was geen lastige shoot in de zin dat iedereen met elkaar opschoot, maar technisch was het ongelofelijk moeilijk. Ik heb enorme bewondering gekweekt voor regisseurs die op regelmatige basis dit soort spektakelfilms maken. Ik begrijp niet hoe iemand de ene Avengers na de andere kan maken. Het engagement en vakkennis dat zulke films vereisen, is slopend.

Je maakt het jezelf ook niet makkelijk: eerst verken je de jungle, nu de ruimte. Bovendien draai je dat alles op pellicule.

Gray: Ik zweer het je: mijn volgende film zal over twee nerds in één kamer gaan. Gewoon om te detoxen van alle hightech. (lacht) Mijn redenering is: als je de kans krijgt om nieuwe dingen te doen, doe ze gewoon. Het publiek ziet al die technische moeilijkheden toch niet. Het ziet de film. Bovendien: ik ben vijftig nu. Wanneer moet ik anders een scifispektakel uitproberen? Wanneer ik 75 ben? Tegen dan wonen mensen effectief op de maan. (lacht)

Regisseur JAMES GRAY: 'BRAD PITT is een van de weinigen die nog vecht voor ambitieuze mainstreamcinema.'
Regisseur JAMES GRAY: ‘BRAD PITT is een van de weinigen die nog vecht voor ambitieuze mainstreamcinema.’

Wat de druk niet bepaald vermindert, is je film zelf omschrijven als een mash-up van Apocalypse Now en 2001: A Space Odyssey.

Gray: (grijnst) Ik heb dat deels als grap gezegd, maar mensen vragen me nu wel: hoeveel procent is Apocalypse Now en hoeveel A Space Odyssey. Dat soort ongein. Ik heb dat gezegd omdat het gegeven van de mythische held me blijft achtervolgen. En dan bedoel ik niet Superman of Batman, al heb ik veel respect gekregen voor superheldenfilms. Ik bedoel dat ik gefascineerd ben door de weifelende, homerische held, met issues en beperkingen. Dat is het soort held dat Coppola en Kubrick ook opvoeren. 2001 is wellicht de beste film ooit die compleet in zijn opzet is gefaald. Je merkt dat Kubrick er een homerische mythe van wil maken, maar het personage waar je het meest mee te doen hebt, is niet de astronaut, de Odysseus van dienst, maar die computer, die een soort futuristische cycloop is. Ik denk niet dat Kubrick dat zo voor ogen had, maar de film is zo geniaal vormgegeven dat hij een soort metakracht heeft die het verhaal overstijgt. In Apocalypse Now heb je ook zo’n mythische reis die de context overstijgt. Ik heb geprobeerd om die Griekse mythologie ook in mijn film te stoppen, zoals Star Wars dat evengoed al heeft gedaan. Als Darth Vader in The Empire Strikes Back zegt ‘Luke, I’m your father’ vergeet je alle wookies en lichtsabels. Het is een moment dat je hart verscheurt, want plots is het een tragische familiesaga.

Is Ad Astra een antwoord op machosciencefictionfilms als Armageddon, Apollo 13 en Clint Eastwoods Space Cowboys?

Gray: Absoluut. Eastwood is wel een interessante regisseur. In Unforgiven schiet hij zo ongeveer iedereen neer op het einde, ook een sul die helemaal geen bedreiging vormt. Ik was bij de première van die film en het publiek applaudisseerde net op dat ene moment, terwijl het voor mij duidelijk was dat Eastwood daarmee zijn persona van stoere geweldenaar bekritiseerde. Je bouwt een mythe op, om die vervolgens onderuit te halen.

Ook een polemische film is Quentin Tarantino’s Once upon a Time… in Hollywood, ook met Brad Pitt in de hoofdrol.

Gray: Ik heb Quentins film nog altijd niet gezien, omdat ik het voorbije jaar vooral op de Skywalker Ranch (George Luca’s domein in Californië, nvdr.) heb doorgebracht. Tarantino krijgt vaak het verwijt dat zijn films gewelddadig zijn, maar guess what: de wereld is gewelddadig. Waarom zou je dat niet mogen tonen? Alles hangt af van hoe en in welke context je het brengt. Raging Bull is een heel gewelddadige film, maar achteraf heb ik geen zin om mijn broer of mijn vrouw op hun bek te slaan. Er zit een moreel kompas in. Shakespeare is hypergewelddadig. Het bloed gutst van de pagina’s maar ga je daarom Hamlet of Titus Andronicus verbieden?

Zoals in al je films gaat het ook nu om botsende vaders en zonen. Wat heb je toch met dat thema?

Gray: Er is een verschil tussen autobiografische en persoonlijke films. Een autobiografie put direct uit je leven. Mijn films doen dat niet. Mijn vader was geen astronaut op drift. Ik ben wel een zoon en een vader. Ik maak persoonlijke films door te zorgen dat ik me emotioneel met de personages verbonden voel. Daarom zoek ik altijd naar archetypes, naar zo eenvoudig mogelijke personages. De vader, de zoon: die zijn tijdloos en universeel. In dit MeToo-tijdperk dreigen die dingen verloren te gaan. Ik vind de MeToo-discussie belangrijk, maar ze wordt oppervlakkig gevoerd. Het gaat over wat deze of gene vent heeft gedaan of niet gedaan. Het gaat nooit over de archetypische mannelijkheid die van vader op zoon wordt overgedragen en een toxische impact heeft. Ik vind niet dat een regisseur de wereld moet weergeven zoals hij zou moeten zijn. Hij moet hem weergeven zoals hij is. Daarom vind je in al mijn films impliciete kritiek op het patriarchaat, op hoe mannen zich gedragen.

De MeToo-discussie gaat nooit over de toxische mannelijkheid die van vader op zoon wordt overgedragen. Ik heb mannen op hun kwetsbaarst willen tonen.

Nu je het zegt: er komen in Ad Astra amper vrouwen voor.

Gray: Daar was ik me heel erg bewust van. Voor mij is Ad Astra een manier om over mannelijkheid te praten. ‘Je hartslag gaat nooit boven de tachtig’, zegt iemand tegen Roy in de film. Wat een vent! Ja, maar hij heeft wel psychologische littekens van hier tot Pluto. Jongens worden man door pijn te verbijten en emoties te verdringen, een heel bizarre gedragscode. Ik merk dat zelfs bij mijn twee zonen. Die zijn nog jong, maar ze worden gedrild om échte mannen te zijn. Heb je pijn? Verdriet? Niet zeuren. Morgen beter. Mijn dochter daarentegen wordt aangemoedigd haar emoties te uiten. Dat patroon heeft desastreuze effecten voor onze cultuur. Ik heb geprobeerd die problematiek te tackelen, mannen op hun kwetsbaarst te tonen, ook al worden ze verondersteld stoïcijnse helden te zijn.

Vrouwen komen sowieso weinig voor in je films.

Gray: (knikt) Ik blijf The Immigrant mijn grootste verwezenlijking vinden omdat het mijn enige film is met een vrouw in de hoofdrol, al ging het ook daar om een onderdrukte ziel die gevangen zit in een mannenwereld. Ik probeer met mijn films te onderzoeken wat er fout is met onze wereld. Dat is de taak van elke artiest. Wat er goed is aan de wereld, who cares? Da’s saai, daar zit geen drama in. Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat alles serieus moet zijn. Ook goede, klassieke komedies gaan over wat er fout is aan deze wereld. De films van Chaplin, My Man Godfrey (1936) van Gregory La Cava.

Het is de eerste keer dat je samenwerkt met Brad Pitt, al had die eigenlijk al de hoofdrol moeten spelen in The Lost City of Z. Werkten jullie toen al met Ad Astra?

Gray: Nee. Ik heb Ad Astra negen jaar geleden geschreven. Ik voelde me aanvankelijk serieus gekloot toen Gravity (2013) en Interstellar (2014) uitkwamen. Chris Nolan is een vriend van mij, en ik zei hem: ‘Moest je nu per se ook een scififilm over filosofische issues maken? Ik heb er al jaren één in de schuif liggen en nu ben je me te snel af.’ Nu, achteraf gezien ben ik blij dat hij en Alfonso Cuarón me voor waren: zij waren mijn proefkonijnen om allerlei technieken uit te proberen, Ze hebben me gedwongen nog inventiever uit de hoek te komen. Toen The Lost City of Z in 2012 niet kon doorgaan, heb ik eerst The Immigrant gemaakt, omdat dat geld er wel lag. Vervolgens lukte het toch om Z te maken, maar toen moest Brad afhaken omdat de opnames met zijn agenda clashten. Brad is wel aan boord gebleven als producent. In de filmbusiness gaat het vooral om budgetten rondkrijgen. Soms helpt je dat, soms schaadt dat je. In het geval van Ad Astra ben ik blij dat we een paar jaar hebben moeten wachten.

Wat heeft dat uitstel, naast technische knowhow, nog concreet bijgebracht?

Gray: Brad is inmiddels een paar jaar ouder en zijn maturiteit komt zijn rol ten goede. Ik ken hem al lang, maar pas tijdens het draaien werd me duidelijk hoe persoonlijk dit verhaal voor hem was. Zijn vertolking is ingehouden, gedreven, vol melancholie. Acteurs hebben normaal input nodig op een set. Hier was het grotendeels Brad die in zijn eentje aan draden in een blackbox hangt. Alles zat een oprechte, emotionele vertolking in de weg, en toch zie je hem kwetsbaarheid en tristesse incarneren. Ik weet niet of hij dat tien jaar geleden al had gekund. Allicht wel, maar ik zeg dat nu om mezelf op de borst te kloppen. (lacht)

Ik geef cinema niet op, ook al voel ik me soms een donquichot.

Brad is ook producent. Is dat een zegen of een vloek?

Gray: Brad is een bulldog, iemand die je in jouw hoek wilt hebben. Hij is een superster die zijn nek nog durft uit te steken voor projecten die niet evident zijn. Hij is een van de weinigen die nog vecht voor ambitieuze mainstreamcinema voor volwassenen, die smaak heeft, die een regisseur durft te verdedigen. Dat doet haast niemand nog. De Amerikaanse cinema verkeert echt in grote crisis. Films als The Godfather (1972) en Love Story (1970) werden destijds eerst in de grote steden uitgebracht en vonden vervolgens hun weg over het hele land. Nu moeten films op 1500 schermen tegelijk uitkomen, waardoor ze afhankelijker zijn van marketing en hun onmiddellijke herkenbaarheid als product. Dat zorgt ervoor dat een bepaald soort cinema, dat niet een-twee-drie te pitchen valt, wordt weggedrukt. Ik weet niet hoe je dat nog kunt keren. Kijk naar wat er met de opera is gebeurd. Na de dood van Puccini in 1924 kreeg je steeds minder maar wel steeds grotere producties. Het spektakel begon alles te overwoekeren, en tien, twintig jaar later waren er nog amper componisten die nieuwe opera’s creëerden. Het medium stierf en werd een nostalgisch gegeven.

Gaat dat ook gebeuren met cinema, in deze tijden van streamingdiensten en home theatres?

Gray: Het zou kunnen dat cinema zijn oorspronkelijke concept ontgroeit, dat we niet langer zullen denken dat films bedoeld zijn om in bioscopen geconsumeerd te worden. Maar dat betekent niet dat we op onze lauweren moeten rusten en niet meer moeten vechten om films op het witte doek te krijgen. Daar horen ze thuis, ook al betekent dat dat we met een groep onbekenden in een donkere zaal moeten zitten die hun smartphone bovenhalen, of popcorn zitten te vreten. Ik geef cinema niet op, ook al voel ik me soms een donquichot. Weet je, Ad Astra is echt een zeldzaamheid. Films als deze maken de studio’s gewoon niet meer. Elke cinefiel zou Brad en die paar andere voorvechters van volwassen cinema moeten koesteren.

Ik las dat je volgende project – o zoete ironie – een opera wordt?

Gray: (lacht) Ik ga Mozarts Nozze di Figaro regisseren. Ik heb nog nooit een opera gedaan, de repetities starten al op 14 oktober en ik moet nog aan alles beginnen. Ik zweer het je. Het wordt een totale catastrofe.

Sterkte!

Ad Astra

Vanaf 18/9 in de bioscoop.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

James Gray

Kleinzoon van Oekraïens-Joodse immigranten, geboren op 14 april 1969 in New York, groeit op in Queens.

Wil aanvankelijk schilder worden, tot de films van Coppola, Kubrick, Chabrol, Ozu en co. hem het licht doen zien.

Debuteert al op zijn vijfentwintigse met het familiale gangsterdrama Little Odessa (1995), dat in Venetië meteen de Zilveren Leeuw wint.

Maakt vier films met Joaquin Phoenix: The Yards (2000), We Own the Night (2007), Two Lovers (2008) en The Immigrant (2013).

Draait steeds op 35-millimeterpellicule, net als zijn studiegenoot en vriend Paul Thomas Anderson.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content