‘Ik ben een wrede dochter geweest’: Sachli Gholamalizad ziet de film van haar leven
De film van haar leven: ze werd actrice om niet langer te doen alsof. Sachli Gholamalizad belandde als vijfjarige vanuit Iran in België. In de stukken die ze schrijft en speelt, knoopt ze de losse eindjes van haar familiegeschiedenis zo goed en zo kwaad als het kan weer aan elkaar. ‘Iedere held die ik had, is ondertussen van zijn voetstuk gevallen.’
SCÈNE 1.
Een meisje loopt door de schoolpoort, haar gezicht gefronst van het zoeken naar de juiste plooi. Ze denkt: ‘Ik moet verdrietig zijn. Mijn grootvader is gestorven.’ Ze veegt de glimlach van haar gelaat, maar ze voelt het verdriet niet.
‘Na vijf jaar in België zouden ze voor het eerst bij ons op bezoek komen, mijn grootouders uit het vreemde land dat bij ons thuis altijd binnenkwam via veel te luide telefoongesprekken – er wordt altijd gelachen met de neiging van migranten om te roepen aan de telefoon, alsof hun stemmen de duizenden kilometers die hen van hun gesprekspartner scheiden, moeten overbruggen. De ochtend van hun vertrek kregen we telefoon. Er werd niet geroepen. De reis ging niet door, het excuus was onduidelijk. Mijn grootvader wilde toch niet reizen, hij had het moeilijk. Mijn moeder lag op dat moment in het ziekenhuis, door complicaties bij wat een eenvoudige operatie had moeten zijn. Niemand wilde haar vertellen wat de werkelijke reden was. Mijn vader wist het, iedereen wist het, behalve zij. Grootvader kwam niet. Hij zou nooit meer komen. De dag dat hij op het vliegtuig moest stappen, stopte zijn hart met kloppen.’
Hij was 33, ik 17. Anderhalf jaar hadden we een geheime relatie. Toen het uitkwam, moest ik kiezen. Tussen hem en mijn familie. Twee jaar ben ik depressief geweest.
We zitten op een tot terras omgevormd deel van de stoep, op een boogscheut van de KVS, waar Sachli Gholamalizad aan een nieuwe voorstelling werkt. Ze denkt dat het daar begonnen is, dat verlangen dat ze al haar leven lang voelt naar echtheid en waarheid, naar duidelijke antwoorden op voor haar fundamentele vragen. Het verhaal van haar familie – van haar ouders die uit Iran vertrokken, van de grootvader die ooit de beau monde van Iran amusement aanbood in zijn nachtclub aan zee, die gedichten reciteerde in het vakantiehuis van de sjah – is altijd achter sluiers verborgen gebleven. Er werden tipjes opgelicht om andere delen weer af te dekken. ‘Ironisch genoeg ben ik toneel beginnen te spelen om te ontsnappen aan het masker dat ik altijd leek te dragen. Ik wilde echt voelen, echt beleven, niet langer in het dagelijkse leven een rol spelen.’
De grootvader om wie ze geacht werd te rouwen, was in haar hoofd vervaagd tot een figuur uit een ver, vreemd land. ‘Ik kende hem niet en hoe langer ik in België woonde, hoe meer de vijf jaar die ik in Iran had geleefd, verschrompelden. Ik werd verondersteld een band te voelen met mensen die ik enkel kende uit brieven of van de vele ik-mis-jullies die ze door de telefoon schreeuwden. En ik werd het beu om tegen mensen die ik amper kende ‘ik mis jou ook’ te zeggen. Maar die dag op school worstelde ik met mijn gebrek aan verdriet. ‘Mijn opa is dood’, zei ik. Ik kreeg aandacht en medelijden. Met iedere ‘wat erg voor jou’ groeide mijn schuldgevoel. Ik haatte het masker dat ik zo vaak opzette, dat iedereen in mijn familie leek te dragen.’
SCÈNE 2
Voor de drieluikspiegel in de ouderlijke slaapkamer leest een meisje een gedicht voor. Een kind dat anders niet zo veel zegt, dat het liefst versmelt met de muren om zich heen, krijgt plots een stem.
‘Het was waarschijnlijk een afschuwelijk gedicht over gevoelens’, vertelt Gholamalizad met een brede glimlach. ‘Ik was een grijze muis, een stil, braaf kind dat er alles aan deed om niet op te vallen, niet anders te zijn. Ik las niet veel. Thuis spraken we geen Nederlands, maar Farsi. Ik ben blij dat ik beide talen ken. Dankzij het Farsi kan ik nu communiceren met miljoenen andere mensen. Ik miste wel de tradities die andere kinderen in mijn klas delen. De boeken van Roald Dahl waren voor hen evident, voor mij was dat minder het geval. Maar met dat gedicht gebeurde er iets wat ik nog niet had meegemaakt. Plots voelde ik me zo verbonden met woorden, met taal. Ik leefde helemaal op. Voor de spiegel en later in de klas, waar ik het moest voorlezen, wierp ik de schaamte van me af. Voor het eerst durfde ik mezelf te uiten en te tonen wie ik was. Ik wist niet dat het kon of dat het bestond, literatuur waardoor je jezelf minder eenzaam voelt en die jou beter lijkt te begrijpen dan jij jezelf.
‘Tot dan had ik mezelf vooral geoefend in onzichtbaar zijn. Mijn ouders waren van het intens dankbare type. Het was belangrijk, vonden zij, om te tonen dat we dankbaar waren. Die beleefde onderdanigheid voedde bij mij druppelsgewijs een revolte. Ik begreep steeds minder waarvoor ik dankbaar moest zijn. Voor een keuze die zij gemaakt hebben, die ze nooit helemaal uitgelegd kregen en die niet mijn keuze was?’
SCÈNE 3
Het onophoudelijke geratel van de naaimachine, als een kunstlong die een gezin reutelend in leven houdt.
‘Keihard werken. Dat is wat mijn ouders gedaan hebben vanaf de eerste dag dat ze in België belandden, eerst in Essen, daarna in Wuustwezel. De eerste twee jaren was mijn moeder hier alleen met ons, haar drie kinderen. Van ’s ochtends vroeg tot diep in de nacht zat ze aan haar naaimachine. Ze naaide kleren voor mensen die ze leerde kennen, ze naaide kleren voor mij omdat ze niet wilde dat ik er zo armoedig bij liep als we toen waren. Het was niet enkel een manier om economisch te overleven, maar ook om mentaal te blijven ademen. Nooit heeft mijn moeder verteld hoe moeilijk of zwaar die eerste jaren waren. Alles was altijd alleen maar goed en geweldig en – ik zei het al – we hoorden vooral dankbaar te zijn.
‘Met de naaimachine kwam de zelfhaat die er een groot deel van mijn leven is geweest. Als mijn moeder weer eens tot diep in de nacht aan een broek had gewerkt die ik de volgende dag aantrok om naar school te gaan, gebeurde het niet zelden dat ik ’s avonds thuiskwam, die broek uittrok en snauwde dat ik die nooit, nooit meer wilde dragen. Het was mijn manier om mijn moeder te raken, om door dat harnas van onaantastbaarheid te beuken. Ik voelde zo veel kwaadheid. Omdat mijn moeder altijd anders was dan andere moeders en ik dat niet leuk vond. Ik wilde niet opvallen, ik wilde er met mijn hele wezen zo graag bij horen en tegelijk voelde ik op zo veel manieren dat ik er nooit bij zou horen. Je wast de migrant niet van je af.
Ik hou ervan maanden in een andere stad, een ander land te wonen, het leven daar te proeven. Ik heb dat nodig om weer van België te houden.
‘Ik ben een wrede dochter geweest en dat voedt mijn angst om zelf moeder te worden. Om mezelf te beschermen, zeg ik nogal makkelijk dat ik geen kinderen wil. Dat is niet helemaal waar. Ik ben bang voor wat ik mijn kind te bieden zal hebben. Welke toekomst? Welke wereld? Welk leven? Ik heb het zelf zo moeilijk gehad met het schoolsysteem en dan vraag ik me af of ik mijn kind er echt acht uur per dag naartoe wil sturen? Tegelijkertijd heb ik niet de kracht en de energie om hem of haar zelf te onderwijzen. Ik ben bezig aan een professionele inhaalbeweging. Mijn werk is op dit moment te belangrijk en daar wil ik geen kind aan opofferen. Ook dat draag ik mee uit mijn jeugd: mijn ouders waren mentaal zo bezet dat ze er zelden voor ons waren.’
SCÈNE 4
Een foto van een groep vrienden die op reis naar Italië vrolijk en zelfverzekerd in de camera kijken. Een van hen is met zwarte stift onherkenbaar gemaakt: haar eerste lief. Het was mooi tot het geweten was. Toen werd het een schandaal.
‘Hij was drieëndertig, ik zeventien, maar nog erger voor mijn ouders: hij was een Iraniër. De eerste Iraniër die ik leerde kennen buiten mijn familie, een goede vriend van mijn broer. Mijn ouders kenden hem, vertrouwden hem. Anderhalf jaar hadden we een geheime relatie. Hij leerde mij de muziek en de liefde kennen. Ik was een kind dat te snel volwassen was geworden, maar niemand behandelde mij als een volwassene. Hij wel. Hij luisterde naar mij, begreep mij. Dat is belangrijk geweest in de ontdekking van mezelf. Toen het uitkwam, was het een drama. Mijn moeder heeft alle foto’s gezocht waar hij als vriend van de familie op stond en heeft hem overal weggescheurd, uitgeknipt of met zwarte stift doorstreept.
‘Ik moest kiezen. Tussen hem en hen. Twee jaar ben ik depressief geweest. Ik weigerde nog langer naar school te gaan, sloot me op in mijn kamer. Mijn oudste broer heeft toen met mij het gesprek gevoerd dat voor mijn moeder onmogelijk was. In haar ogen had zij zo gevochten voor een vrijheid die ik nu leek te verkwanselen door me zo jong aan iemand te binden. Haar moeder was uitgehuwelijkt op haar veertiende, zij had op haar beurt alle huwelijkskandidaten waar mijn grootvader mee thuiskwam resoluut afgewezen om te trouwen met de man die zij wilde. Dat was haar strijd geweest. Ze was er trots op. Terecht. Ik leek nu te kiezen voor het leven waar zij aan ontsnapt was. Dat was ons generatieconflict. De vrijheid waarmee mijn moeder zo hoog opliep, ben ik ook in vraag beginnen te stellen. Natuurlijk hebben we hier veel vrijheid. We mogen reizen, onze mening uiten, maar ook hier zitten gaten in het systeem. Dat merk je pas als je bijvoorbeeld arm bent. Of als je niet helemaal van hier bent. Ik weet dat mijn moeder stelselmatig onderbetaald is voor het werk dat ze deed. Zij zweeg. Want ze was dankbaar. Ik heb besloten niet te zwijgen. Ik eis mijn plaats op in deze samenleving.’
SCÈNE 5
Op de luchthaven van Amsterdam neemt een zoon afscheid van zijn moeder, een grootmoeder van haar kleindochter, een neefje van zijn nicht. Een familie weet: we zullen elkaar nooit meer aanraken.
‘Het gebeurde allemaal op dezelfde plaats, op dezelfde dag. Mijn grootmoeder, die na de dood van haar man naar België was verhuisd, keerde terug naar Iran. Voorgoed. Mijn oom die op zijn tweeëntwintigste als jongste van de drie broers van mijn moeder met mijn grootmoeder naar België was gekomen, deed waar hij altijd van gedroomd had: naar Amerika vertrekken. “Doe het niet”, hadden we hem altijd gezegd. “Je hebt het hier toch goed?” Hij sprak perfect Nederlands, maar na twintig jaar België hing het gevoel dat hij hier niet thuishoorde nog steeds als een schaduw over hem. Hij was ervan overtuigd dat hij in de VS kansen kon grijpen die hem hier om onduidelijke redenen ontglipten. Omdat hij met een toeristenvisum reisde – hij is er na zes jaar nog steeds met een toeristenvisum – wisten mijn grootmoeder en hij dat ze elkaar nooit meer zouden zien. Net voor de paspoortcontrole heeft mijn neefje zich aan mijn oma vastgeklampt. Hij huilde hartverscheurend. Hij was tien en ergens besefte hij wat ‘voor altijd’ betekende.
Sachli Gholamalizad
Geboren in Iran op 25 februari 1982.
Studeert dramatische kunsten aan het Rits in Brussel.
Vertolkt Yasmine Fahadir in de telenovelle Ella (2010-2011) op VTM.
Maakt in 2014 de voorstelling A Reason to Talk, over haar moeder, haar grootmoeder en de vrouwen in haar familie.
Speelt Farah Tehrani in De bunker (2015) op VTM.
Schrijft en speelt Not My Paradise (2016) over de mondaine nachtclub die haar grootvader uitbaatte.
‘Ik heb alles gefilmd. De manier ook waarop mijn grootmoeder afscheid nam. Hoe het haar raakte, maar ook hoe dat deel was geworden van wie ze is. Haar leven is een leven van afscheid nemen geweest. Er was altijd wel iemand die naar een ander land vertrok en met wie ze dan vooral contact kon hebben door luid door de telefoon te roepen. Mijn familie leeft verspreid over de wereld. Ik ben de enige die in België is gebleven. Soms lijkt het alsof ik hier gedropt bent, er is weinig en tegelijk veel dat me hier bindt.
‘Zelf reisde ik die dag met mijn vriend naar Mexico.’ Ze wijst naar de tatoeage op de binnenkant van haar bovenarm. Niet België, niet Iran, niet een land waar ze officiële wortels heeft, wel Mexico, het land dat ze adopteerde. ‘Een tatoeage is voor mij een herinnering aan belangrijke momenten. Misschien wil ik van mijn arm wel een totempaal maken van alle plekken waarmee ik me verbonden voel. Reizen heeft me gered. Ik hou ervan maanden in een andere stad, een ander land te wonen, het leven daar te proeven. Ik heb dat nodig gehad om weer van België te houden. Begrijp me niet verkeerd. Ik heb hier geweldige vrienden, maar soms lijkt het alsof wij er nooit volledig bij zullen horen. Zeker niet in deze tijden waarin je met een dubbele nationaliteit al weggestuurd kunt worden. De vrijheid om te reizen staat steeds meer onder druk. Dat maakt me boos en opstandig en dan voel ik me bedrogen door een maatschappij waarin ik keihard investeer. Ik draag bij door de kunst die ik maak. Je kunt daar voor of tegen zijn, maar ik vind het toch fijner dat een deel van mijn belastingen naar theater gaat dan naar het kappen van bomen of naar nog meer asfalt.’
SCÈNE 6
Een dochter zet haar moeder voor de camera. De dochter wil antwoord op al haar vragen. De moeder is bereid die te geven. ‘Waarom zijn wij uit Iran gevlucht?’ ‘Wij zijn niet gevlucht, wij zijn vertrokken.’
‘ A Reason to Talk, de voorstelling die ik over mijn moeder heb gemaakt, heeft enorm veel deuren voor mij geopend, maar heeft ons niet noodzakelijk dichter bij elkaar gebracht. Zo werkt het niet. Mijn moeder heeft altijd gedachten vermeden, om te overleven. Ze wilde niet stilstaan en over haar schouder terugblikken, ze wilde vooruitgaan. Ik was een kind dat op haar rem stond. Ik wilde over die schouder kijken, ik wilde weten waar ik vandaan kwam, wie ik was, wat ik hier deed.
‘Een week voor ik haar filmde, was ik woedend van de familiemaaltijd weggelopen. Ik was zo kwaad dat ik gezworen had niet meer terug te keren, maar ik moest. Ik had mijn moeder nodig, ik kon de camera maar zo veel dagen gebruiken. Bovendien lag de datum van de première vast.
Ik heb mijn moeder voor mijn voorstelling ondervraagd alsof ze een misdadiger was. Zonder iets te zeggen maakte zij duidelijk: “Jouw kwaadheid is jouw probleem. Los het op.
‘Ik heb haar ondervraagd alsof ze een misdadiger was. Vraag na vraag vuurde ik bijna bruut op haar af. Zij liet het gebeuren en ze antwoordde zo beheerst, zo perfect dat zonder dat ik het kon tegenhouden de rollen omgedraaid werden. Ik werd de antiheld van mijn eigen voorstelling. “Het is goed”, zei ik op een bepaald moment. “Ik heb genoeg.” De bel ging, mijn moeder stond recht, stapte uit beeld en er was enkel nog een wit scherm te zien. Dat was het. Zonder iets te zeggen maakte mijn moeder duidelijk: “Jouw kwaadheid is jouw probleem. Los het op.” Het heeft even geduurd voor ik kon zien hoe perfect dat einde was. Als je iets aan je onvrede wilt veranderen, moet je beginnen met naar jezelf te kijken, dan verandert ook je blik op de ander en de rest van de wereld. Het is al te makkelijk om de schuld op iemand anders af te schuiven. Of het nu je moeder is, de ander of de maatschappij.’
Volgende week
John Roan (Arsenal)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier