The National organiseerde een groots indiefeest op Best Kept Secret, inclusief zatte nonkel
De tweede dag van Best Kept Secret werd getopt door een groep op de top van haar kunnen met een set die zelfzeker over het koord wandelde tussen vertrouwen en vernieuwing.
U mag het weten: wij hebben even getwijfeld aan The National.
Niet lang, een secondje of drie.
Wij hadden hier een metafoor in gedachten over een zatte nonkel op het jaarlijkse feest van de grote indiefamilie, maar Berninger hield het relatief sober. Dat paste bij de set.
Toen zanger Matt Berninger zich tijdens het vorige Belgische concert in Vorst Nationaal voor de elfhonderddertigste keer in het publiek gooide voor ‘Mr. November’ na alweer een straf concert, konden we ons niet van de indruk ontdoen dat we deze band begonnen door te krijgen: van intro tot outro en van groot gebaar tot klein raar grapje als Berninger weer eens te diep in het rodewijnglas had gekeken. En als er nu één band is waarvan we hadden gehoopt dat we ze nooit beu zouden geraken, is het wel The National.
Maar vanaf opener ‘Nobody Else Will Be There’, met zijn spacy synths een oproep aan de zon boven het meer om toch maar voort te maken met die ondergang, verwierpen we al onze dwaze gedachten en gaven we ons over.
Aan de tragere, maar des te slependere versie van ‘Don’t Swallow The Cap.’ Aan de dwingende, op papier anti-Nationalistische gitaarriff van ‘The System Only Dreams In Total Darkness’. Aan de geschifte, bijna avant-gardistische outro die ‘Afraid of Everyone’ meekreeg, om uiteindelijk uit te monden in het vertrouwde ‘Bloodbuzz Ohio’. Geen paleisrevoluties à la Arctic Monkeys, maar je voelt wel dat de muzikale mogelijkheden in het fake empire met elke plaat een beetje groter worden.
Berninger zelf leek als vanouds weer te verdwalen in dat donkere universum dat hij voor zichzelf al die jaren heeft opgezet, terwijl hij een momentje voor zichzelf inlaste met de grote ballon die hij kreeg toegetikt en glimlachend, bijna vaderlijk zijn troepen schouwde als die weer eens uitblonken. Wij hadden hier een metafoor in gedachten over een zatte nonkel op het jaarlijkse feest van de grote indiefamilie, maar Berninger hield het relatief sober.
Dat paste bij de set, die vooral dreef op meticuleus opgebouwde midtemposongs, die soms bijna en stoemelings uitmondden in een energiebom, zoals het met een dubbele gitaarsolo besloten ‘The Day I Die’. Enkel tijdens ‘Graceless’ en ‘Mr. November’ ging the pedal to the metal.
Een playlist samenstellen voor The National is als grabbelen in een bak MNM’s van alleen maar je favoriete kleur.
Dus geen ‘Abel’, ‘Lit Up’ of een andere banger uit ‘Alligator’, maar ook heel wat trage publieksfavorieten zoals ‘Slipped’ haalden de cut niet. Een playlist samenstellen voor The National is als grabbelen in een bak M&M’s van alleen maar je favoriete kleur. Alleen raar dat de groep met zo’n weelde aan songs in de achterzak twintig minuten korter speelde dan gepland.
Die twintig minuten vulden we met plezier zelf op door na te genieten van ‘Vanderlyle Crybaby Geeks’: de broers Dessner op akoestische gitaar, wat toefjes zoetgevooisde trompet, een verdwaalde tamboerijn en Berninger die zonder microfoon zijn publiek dirigeert. Wie daar niks in zijn ooghoeken voelde prikken, trakteren we een grote Kornuit, want Stella verkopen ze hier helaas niet.
Nooit gedacht dat we het na het astronomisch goede concert van Arctic Monkeys zouden zeggen, maar we zijn helemaal niet zo zeker meer of dat dat nu de beste set van het weekend was. Terrible love? Vergeet het maar: het is weer dik aan tussen ons en The National.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier