Dolen door New York met Toots Thielemans: ‘He’s a bitch, ain’t he?’

Toots Thielemans in New York, in 2001: © .
Bart Cornand
Bart Cornand Redacteur Knack

Benny Goodman noemde hem een bitch. Charlie Parker noemde hem een motherfucker. Albert II noemt hem baron. Die week in New York, net na de aanslagen op het World Trade Center, noemde Toots Thielemans zichzelf een ware Amerikaan. In de bange, verwarrende dagen na 11 september 2001 doolde Knack samen met Toots door New York. Op zoek naar de troost in de herkenning.

131 West 3rd Street

Een banaal rijtjeshuis in Greenwich Village. De lichtreclame van Burger King aan de overkant geeft de afgebladderde gevel op nummer 131 een hoerenkleurtje. Binnen wordt hard gelachen. Een muzikant heeft een fout gespeeld, en hij vindt het best geestig. Hij mag dat: hij is de chef van het combo. Meer nog: een week lang is hij de patron van de Blue Note, een van de meest prestigieuze jazzclubs ter wereld.

Voorbijgangers steken hun hoofd in het portiek, op zoek naar een affiche, een naam. Het gelach maakt plaats voor een flard uit Giant Steps, de standard van John Coltrane. Het wordt snel duidelijk wie de lachende man was, en dat die man niet altijd lacht: met enkele stoten van zijn mondharmonica legt Toots Thielemans de club, de voorbijgangers en de West Village stil. Even maakt het niet uit of dit New York of de Marollen is. Er is klank, en dat is – op deze avond, tijdens deze maat, nu enkele tientallen mensen hier samen zijn – genoeg.

Een week oefenen in ademen. In traag bewegen. In luisteren met verdoofde oren. Dat was de opdracht waar we samen aan begonnen waren, Thielemans en ondergetekende, enkele dagen nadat twee vliegtuigen in de WTC-torens waren gevlogen. We hadden de eerste Sabena-vlucht geboekt zodra de luchthaven van JFK weer was opengesteld. Aan de Amerikaanse ambassade een paspoort opgehaald, onder bewaking van een mitrailleur. De holle paniek aan de douane bij aankomst. En dan: de stilte. In het midden van Broadway gaan staan en niet doodgereden worden bij gebrek aan auto’s. Reusachtige Amerikaanse vlaggen aan buildings, graffiti met ‘God Bless America‘, en aan elke muur, aan elke boom de foto’s van vermisten.

Toots Thielemans in de Blue Note, New York, in 2001: 'This is not a kabardoeske'
Toots Thielemans in de Blue Note, New York, in 2001: ‘This is not a kabardoeske’© .

En toch wou Thielemans van geen cancelen weten. Hij had net een duo-cd opgenomen met pianist Kenny Werner, en die zou in New York gespeeld worden, punt. Thielemans, de eerste avond op het kleine podium van de Blue Note: ‘Net als voor jullie zijn dit voor mij emotionele tijden. Ik ben in België geboren, maar ik ben met de tijd patriottisch geworden over de States. Ik ben in 1947 voor het eerst naar hier gekomen, in 1957 werd ik Amerikaans staatsburger. Al mijn idolen werkten in New York, en ik heb met elk van hen gespeeld. Zonder hen zou ik dezelfde niet zijn. Daarom had ik het gevoel dat ik móést komen. Bovendien had ik het contract zes maanden geleden al getekend.’ Waarna de ontlading van een schaterlach.

East 68th Street

Een flatgebouw in gele baksteen, de entree doet een voorzichtige poging tot art deco. De liftdeur heeft geen knoppen: alleen een oude conciërge kan de lift van achter zijn massieve bureau naar beneden halen. Veertig jaar eerder woonden hier Arthur Miller en Marilyn Monroe. Elke middag komt Miller een boekje lezen op het dakterras, maar Marilyns Chanel No. 5 is vervlogen. Vier hoog staat Thielemans in de deuropening van zijn flat te wachten. Het appartement is licht en ruim, zeker naar New Yorkse normen. Open haard en vleugelpiano. Niet slecht voor een harmonicaspeler die destijds van collega’s te horen kreeg: ‘Jean, tu es un bon musicien. Jette ce jouet!‘ ‘Herinner je je de tweede set van gisteren?’ vraagt hij. ‘Dat was een van de beste concerten die ik in mijn hele leven heb gespeeld. Ik voelde me niet goed, maar ik had het gevoel dat er me niets kon gebeuren. Ik deed mijn ogen dicht en Kenny volgde. Ik ben muzikant geworden om muziek te spelen, maar zonder al die commerciële concessies. En ja, nu verdien ik eindelijk mijn centen met jazz.’

42 Carmine Street

Midden in Greenwich Village ligt 42 Carmine Street Guitars, de kleine winkel van gitaarbouwer Rick Kelly. In de etalage staat een van de weinige betaalbare jazzgitaren van New York – voor de liefhebbers: een nogal artritische Epiphone uit 1946. ‘Ik heb de meeste van mijn oude gitaren nog. Je weet wel, mijn eerste Rickenbacker, waar John Lennon zo zot van was, en een paar Gibson ES-175’s. Misschien is deze wel iets voor jou? Freddie Green, de gitarist van Count Basie, had er ook zo één.’

232 Bleecker Street

De bediening in Trattoria Spaghetto is de lompste die we ooit gezien hebben, de kelner spreekt als Marlon Brando die op het punt staat een paard in stukken te snijden, maar de pasta is uitstekend. ‘Je moest eens weten’, vertelt Thielemans, ‘waar ik overal gezeten heb met mijn gitaar, om toch maar een centje te verdienen. Soms speelde ik voor 20 dollar in een maffiarestaurant zoals dit hier. (lacht) Dan wees er zo’n louche type naar mij: “Speel Malafemmena” – wat toen een Italiaanse hit was. En onmiddellijk na de laatste noot: Play it again! And again!’

Broadway na de aanslagen van 11 september 2001
Broadway na de aanslagen van 11 september 2001© .

Een taxi brengt ons uptown. De radio speelt de tune van Sesamstraat, in 1969 ingespeeld door Toots, en we krijgen de slappe lach. De chauffeur kijkt bezorgd in de achteruitkijkspiegel. De timing van het toeval laat zich moeilijk uitleggen in het Bengaals.

131 West 3rd Street

Op weekavonden valt de opkomst in de Blue Note wat tegen. De stad is murw geslagen door de aanslag. De toeristen blijven weg, de New Yorkers komen de deur niet uit. Cafés en restaurants zijn dicht, sommige voorgoed. Vijf musicals schrapten hun voorstellingen omdat de zalen leeg bleven. New York bloedt uit neus en oren. Hoe hanig de slogans op T-shirts, posters en spandoeken ook zijn – ‘United We Stand!’ –, het getoeter in het verkeer is minder neurotisch, mensen slenteren naar het werk. In koffiehuizen bedankt het personeel je omdat je ondanks alles naar de VS bent gekomen.

Voor de concerten van Thielemans zit de club voor driekwart vol. ‘De beste opkomst van de voorbije dagen’, klinkt het aan de bar. Vooral veertigers en vijftigers, maar hier en daar ook een jonge wenkbrauwpiercing. Joel Allen, een jonge gitarist-harmonicaspeler, komt uit Cleveland, Ohio. Hij staat stijf van de zenuwen. ‘Ik ben al mijn hele leven een fan. Ik ben helemaal van Ohio naar hier gereden om de eerste set te kunnen zien. Acht uur in de auto. Enkel.’ Hij is niet de enige kilometervreter in de club. Er zitten fans uit Florida en Zuid-Frankrijk in de zaal die speciaal voor één concert naar de Blue Note zijn gereisd. De setlist bestaat vooral uit materiaal uit de cd met Kenny Werner. Toots schuwt de grote emoties niet. ‘Of course I’ve seen the tragedy on TV. But this is not a kabardoeske. Euh, this is not the McDonald’s of jazz. Dit is de belangrijkste club in de wereld. Ik zou een ondankbare lafaard zijn als ik in België was gebleven.’ Niemand in de club durft ook maar te kuchen. Toots breekt dan maar zelf de ongemakkelijke stilte. ‘Ik heb 28 seconden met Louis Armstrong gespeeld. Hij noemde me Bop Chops, omdat ik bebop speelde, wat niet zijn prioriteit was. Anyway, het is tijd om uw Kleenex boven te halen.’

Toots Thielemans in New York, in 2001:
Toots Thielemans in New York, in 2001:© .

Waarna een heel emotionele versie van What a Wonderful World volgt. Maar wie gekomen is voor een sessie huiltherapie krijgt van Thielemans lik op stuk. Bassist Ray Drummond en drummer Billy Drummond kijken bij momenten met ongeloof op hoe Thielemans zich door George Gershwin, Bill Evans en Miles Davis werkt. Een citaat van Chet Baker hier, een flard Wes Montgomery daar, een schijnbaar oneindige uithaal à la John Coltrane erbovenop, afgesloten met een speelse verwijzing naar het thema van The Pink Panther. De tijden van Malafemmena liggen ver achter ons. Het lijkt allemaal wat aan Billy Drummond voorbij te gaan. ‘Toots is zó goed. Soms ben ik zo geconcentreerd aan het luisteren dat ik vergeet om zelf te spelen.’

156 West 48th Street

Thielemans neemt me mee naar zijn oude habitat, het studiodistrict rond Radio City Music Hall. De eerste tussenstop is Manny’s, de mythische muziekinstrumentenwinkel. Tussen de gitaren hangen honderden gesigneerde foto’s van bekende klanten: Eric Clapton, The Rolling Stones, George Benson, Quincy Jones, Benny Goodman. En drie van Toots Thielemans. Drummer Steve Jordan, eerste keus van Keith Richards en Sheryl Crow, vliegt Toots om de hals. ‘Beloof me dat je me belt voor je volgende cd.’ De uitbater vraagt Toots om een handtekening op een verjaardagskaart voor de gepensioneerde manager. ‘Doe maar hier, naast Sting. Thanks, Toots!’

Thielemans: ‘In 1952 waren de Metronome All Stars op tournee. Benny Goodman zat erbij, Charlie Parker, Lennie Tristano, al de grote namen uit die tijd. Ik speelde toen bij George Shearing. Tijdens een van die optredens in Birdland kwam Charlie Parker backstage naar me toe. “Hey, hoe gaat het? Ik zag Benny Goodman onlangs. We hadden het over jou. Benny vroeg me: ken die Jean Thielemans? He’s a bitch, ain’t he? En ik zei hem: nee, Benny, he’s a motherfucker.”‘ Schaterlach.

We steken 6th Avenue over, richting Radio City Music Hall. Midden op het zebrapad houdt hij halt. ‘Daar op de hoek stond vroeger een studio. In 1953 kwam ik daar, op de tweede verdieping, Duke Ellington tegen. En ik was zo zenuwachtig, jongen. Ellington kwam naar mij toe, schudde mijn hand en zei: “Ik ken jou. Jij doet goeie dingen met George Shearing.” Weet je wel goed wat dat voor mij betekende?’

Het verkeerslicht springt op Don’t walk.

Straffe jongen die dat nog had gekund.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content