Deze zomer bundelde The New Yorker het nieuwe Amerikaanse literaire talent in 20 under 40. Eva Berghmans en Harold Polis deden hetzelfde in Vlaanderen. Twintig schrijvers onder de veertig met evenveel kortverhalen in een boek: de stem van een generatie weerklinkt. Een portret van vijf nieuwe straffe auteurs.

20 onder 40, Eva Berghmans en Harold Polis. De Bezige Bij Antwerpen, 304 blz., euro19,95.

MAARTEN INGHELS

OVER SCHRIJVEN: ‘In recensies duikt steeds op dat ik een geëngageerd schrijver ben. Alsof dat iets zonevreemds is. Ik hou zelf het meest van boeken die een ander licht op de realiteit werpen. Mijn eigen schrijven is ingebed in de maatschappij waarin ik leef. Huis-, tuin- en keukendrama’s interesseren me minder. Ik lees de kranten, dwaal rond op het internet – de grootste freakshow van het moment – en ik kijk tv. Daaruit haal ik verhalen.’

‘Dat ik het in Broadcast yourself – het verhaal in de bundel – heb over rusthuizen en het eindeloos rekken van het leven, is omdat ik in de media steeds de vraag krijg: ‘Hoe gaan wij ouder worden?’ In kranten lees je voorspellingen over dorpen met brede wegen en tragere verkeerslichten waar wagentjes eten rondbrengen. De bezorgdheid om die oude dag en het besef dat wij het minder goed zullen hebben dan onze voorgangers worden ons overal opgedrongen. Banken bellen op. Of ik al aan pensioensparen doe? En of ik niet eens wil langskomen om erover te praten? Interessant denk ik dan, om erover te schrijven.’

‘Engagement is niet hetzelfde als roepen. Schrijvers hoeven niet op de barricade te staan. Ik neem genoegen met een plaats aan de zijlijn. Ik hou ervan de werkelijkheid te analyseren en in een verhaal te gieten dat naast inhoud ook stijl heeft. Ik schrijf alles door elkaar. Proza, poë-zie, losse flarden. Of ik leg woordenlijsten aan. Bakfiets-biotoop. Tentsletje. Woorden als een wereld op zich. Die veelschrijverij heeft een nadeel: ik weet meestal niet welk verhaal of welk gedicht ik eerst moet uitwerken. Een strenge deadline helpt. Bij mijn eerste bundel zat ik op kerstavond tijdens het aperitief met de laptop op schoot. Om 18 uur duwde ik op ‘Send’. ‘Out of office’ was het antwoord van mijn redactrice. En toen knalden in de woonkamer de champagnekurken.’

NAAST SCHRIJVEN: Op café zitten, drinken, sigaretje roken. Zo weinig mogelijk sporten. Nog een beetje schrijven. ‘Ik noem mezelf schrijver. Nu nog de VDAB overtuigen.’

Is: 23 – Schreef: Twee dichtbundels, Tumult (2008) en Waakzaam (2011). Schrijft: Langzaam maar zeker aan een eerste roman.

RUTH LASTERS

OVER SCHRIJVEN: ‘Afleiding is het begin. Ik moet de illusie creëren dat ik niet aan het werken ben. Mijn tafel staat in de slaapkamer. Daar schrijf ik met de hand in Atomaschriftjes. Een blauw voor poëzie, een rood voor columns en een groen voor proza. Die schriftjes geven me het gevoel dat ik nog mag prutsen. Dat het nog maar de creatie-fase is. Dat niets moet en alles mag.’

‘De beste afleiding zijn mensen om me heen. Ik schrijf op de tram. Snel op weg naar school. Of in een park. Op een bank. Met een wc in de buurt. Het moet comfortabel blijven. Die mensen moeten me wel met rust laten. Geen geloer over mijn schouder. Geen vervelende vragen. Ik ben de eerste om het belang van schrijven te relativeren. Toch is mijn leven er netjes rond ingericht. Lesgeven, een stabiele relatie en bewust geen kinderen. Vooral omdat schrijven zo’n obsessieve bezigheid is. En dus pure luxe.’

‘Ik vertoef graag in middens waar ze niets om boeken geven. Het verplicht me om kritisch te blijven tegenover literatuur en om te formuleren waarom het wel belangrijk is. Op school ben ik met mijn leerlingen nu zo ver geraakt dat ze lezen en tegelijkertijd het boek beluisteren. Boekje. Vijftig bladzijden dun. Het is het maximale compromis tussen hun auditieve cultuur en hun vervreemding van alles wat op een boek lijkt.’

‘Ik heb de dagen op school nodig, de prikkels, de conversaties. Niet dat ik die rechtstreeks naar mijn literatuur versas. Thuiscoach, het verhaal in de bundel, is geënt op een familielid dat in een rolstoel zit. Literatuur is mijn verdediging tegen de realiteit. Na een slechte dag schrijf ik beter dan na een grijze dag. En als er te veel grijze dagen zijn, komt er soms niets meer. Mijn allerlaatste pagina heb ik precies verleden week geschreven, denk ik dan. Wat helpt, is een park. Met een bank. En een wc.

NAAST SCHRIJVEN: Lesgeven. ‘Ik wil niet enkel schrijven. Als je me in een comfortzone laat sudderen, dan bak ik er niets van.’

Is: 32 – Schreef: De romans Poolijs (2006) en Feestelijk zweet (2010); de dichtbundel Vouwplannen (2007).

Schrijft: Een nieuwe dichtbundel, iets wat een novelle kan worden en verder veel dat nooit iets wordt.

Y.M. DANGRE

OVER SCHRIJVEN: ‘Zelfs voor de grootste realisten is schrijven een vlucht uit de realiteit. Het is ook de reden waarom mensen kunst of literatuur consumeren. In de schoonheid van een zin of een woord schuilt vertroosting.’

‘Ben ik een nostalgicus? Misschien ligt dat aan het feit dat mijn voorvaderen Franse markiezen waren. Om aan de onthoofdingen van de Franse Revolutie te ontsnappen, zijn ze naar België gevlucht en hebben ze hun adellijke titel begraven. Nog waarschijnlijker is het de schuld van De Drie Musketiers, die me de literatuur hebben binnengevoerd. Oscar Wilde ontdekken voelde als thuiskomen. Ja, ik had graag eind 19e eeuw geleefd, maar de mensen toen vonden ook dat ze in de verkeerde periode geboren waren. Het gaat om het gevoel iets verloren te hebben. Een paradijs. Schrijven is een poging tot terugvinden.’

‘Eerst was er de poëzie. Type pubergedichten. Maar ze evolueerden en ik kreeg er respons op. Tot het op was. Een paar maanden heb ik niets geschreven. Misschien komt de poëzie terug, dacht ik, maar het ging niet. Ik wilde dingen zeggen die je in een gedicht niet kwijt kunt. Ik ben aan een verhaal begonnen. Vijf bladzijden, tien bladzijden, honderd bladzijden. Het eerste verhaal dat ik schreef, is mijn roman geworden. Wezel, het verhaal in de bundel is de aanzet van mijn tweede roman. Het concept voor mijn derde roman heb ik ook al: meisje duwt ander meisje zomaar onder een bus. Daaruit vertrekt het meestal: een idee, een gebeurtenis, een scène.’

Echt genieten is schrijven niet. Er is een innerlijke dwang. Ik móét schrijven. Toch ben ik gelukkiger als het schrijven erop zit. Dan kan ik de deur van mijn kamer dichttrekken en in de wereld stappen. Niet leven, maar wel een indrukwekkend oeuvre schrijven, zoals Thomas Mann, is geen optie. Een heel leven op je kamer is A. saai en B. onvruchtbaar.’

NAAST SCHRIJVEN: Studeren. Diploma halen. ‘Tussen armoede of een bijverdienste, kies ik het laatste.’

Is: 23 – Schreef: De roman Vulkaanvrucht (2010) en de dichtbundel Meisje dat ik nog moet (2011).

Schrijft: Aan een volgende roman, een daaropvolgende roman en een vierde roman. En dan is het 2016.

CHRISTOPHE VAN GERREWEY

OVER SCHRIJVEN: ‘Het meisje op de balk in de tv-serie In Treatment, daarmee kun je een schrijver vergelijken. Als turnster is de balk haar reservaat, een plek waar ze alles beheerst. Als ik schrijf, bevind ik me ook in zo’n reservaat. Alles is er mogelijk. Alles bestaat er. Gedachten worden pas reëel als je ze uitschrijft. Als je uit dat reservaat stapt, is er nog even een soort euforie, daarna sta je weer open voor alle soorten nefaste gevoelens.’

‘Ik schrijf met een zeker gemak. Talent maakt er deel van uit, ja. Ik schat training hoger in. Schrijven als verplicht nummer. Als kind gaf ik – Virginia Woolf indachtig – een eigen familiekrant uit; later werd dat een dagboek. Het is een oefening om op korte tijd te noteren wat er gebeurd is. Ik laat geen herinneringen ontsnappen. Als ik vier weken geen dagboeknotitie heb gemaakt, moet ik op een dag die vier weken inhalen.’

‘Eigen ervaringen tot tekst verwerken doe ik ook in het kortverhaal in de bundel, Winter in Antwerpen. Het is een proeve van mijn roman. Ook daarin gaat het om een doodgelopen liefdesrelatie. De hoofdpersoon schrijft een brief aan zijn verloren liefde. De brief wordt een roman. Hij hoopt dat zij in de boekhandel het boek van het schap pakt en dat hij haar zo bereikt. Het is wat ik zelf zoek in boeken. Lezen als het beste gesprek. Daarom sta ik wat huiverig tegenover iedere vorm van zoektocht naar de mens achter de schrijver. Mag ik alstublieft verdwijnen in wat ik schrijf?

‘Zodra ik kon lezen, heb ik geschreven. Als tiener maakte ik er een sport van om na elke zomervakantie een roman naar een uitgeverij te sturen. Meteen nadat die op de post was, besefte ik dat hij niets waard was en kwam de afwijzingsbrief als een opluchting. Tot nu heb ik nog altijd meer geschreven dan gepubliceerd. Benieuwd of het ooit anders wordt.’

NAAST SCHRIJVEN: Een doctoraat maken over het verzameld werk van de architectuurdenker Geert Bekaert.

Is: 29 – Schreef: Het bibliofiele boek Vijf ziekteverhalen (2010), met een pleister als bladlezer.

Schrijft: Een eerste roman. Over boeken en de liefde en de liefde voor boeken. Verschijnt in het voorjaar 2012.

JOOST VANDECASTEELE

OVER SCHRIJVEN: ‘Er zit een vreemde contradictie in mij. Ik pretendeer dat ik on-Vlaamse dingen wil schrijven. Dat ligt niet aan mij, maar aan wat mensen als Harry en Hugo hebben beslist over wat literatuur is. Literatuur dat zijn dorre jeugdherinneringen, dat gaat over pas-toors, over trieste jaren in het weeshuis. Kijk, ik heb me al een paar keer heruitgevonden. Als puber, toen ik in Brussel kwam wonen, als vader. Er zijn persoonlijke dingen die meespelen. Mislukkingen, triomfen. Maar die drijven mij niet. Waarom zou ik mijn dagboek willen tentoonspreiden als ik het zelf niet interessant vind?’

‘In mijn hoofd is het totaal absurd te beweren dat een boek over de zoektocht naar de liefdesbrieven van je grootmoeder relevanter is dan een verhaal dat zich volgend jaar afspeelt. Hoe kan iets dat voorbij is relevanter zijn dan iets dat nog moet komen? Omdat de zestigjarige dames in leesclubs liever een gezapig verhaaltje over oude schoolmeesters lezen? Ik ben hier niet om te behagen of om mensen een fijne leestrip te bezorgen. Ik wil impact maken.’

‘Sciencefiction is een synthese van politiek bewustzijn en ongebreidelde fantasie. Het is het heden vervormen tot een fictieve geloofwaardige toekomst. Sciencefiction is bijzonder on-Vlaams. Het maakt van mij een buitenbeentje. En toch – hier komt de contradictie – word ik lastig als ik geen plaats krijg in het pantheon. Ik wil geen margeman zijn. Of een frontman van geeks en nerds. Ik wil een verschil maken. Neem die bundel. Alle auteurs tonen zich van hun beste kant. Ik toon wat mij intrigeert. Ik ben geen estheet. In Wachten tot het iets betekent zit de fantasie in de beelden, niet in de taal. Gevoelens interesseren me niet. Mij gaat het over daden, gebeurtenissen, actie. En nee, dat is niet aangenaam.’

NAAST SCHRIJVEN: Zo veel mogelijk inbreken in zo veel mogelijk media. Aanwezig zijn. Permanent.

Is: 32 – Schreef: De romans Hoe de wereld perfect functioneert zonder mij (2009) en Opnieuw en opnieuw en opnieuw (2010). Schrijft:

Massa. Een vervorming van zijn reis naar het Verre Oosten, die hem via Roemenië naar Los Angeles voert. Verschijnt in het voorjaar van 2012.

TINE HENS – FOTO GUY KOKKEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content