Vanaf deze week loopt ‘De-Lovely’ in de zalen, de langverwachte biopic over Broadwaysongwriter Cole Porter. De soundtrack is verrassend, en ook de film maakt enkele opmerkelijke keuzes. Zo mag de dandy eindelijk zijn liefde voor jonge mannen uit de kast halen: ‘He may have hair upon his chest but, sister, so has Lassie.’ Door wouter van driessche

‘Is it an earthquake, or simply a shock? / Is it the good turtle soup, or is it merely the mock? / Is it a cocktail, this feeling of joy? / Or is what I feel the real McCoy?’

Uit: ‘At Long Last Love’

‘I’m tired of betting, /Tired of sporting, / Tired of flirting, / Tired of courting,… / Tired of being / Tired, tired, tired’

Uit: ‘Poor Young Millionaire’

‘We’re all alone; no chaperone can get our number… / The world’s in slumber; let’s misbehave’

Uit: ‘Let’s Misbehave’

Ev’ry time we say goodbye. I’ve got you under my skin. Love for sale. Je hoeft niet noodzakelijk in een zwarte rolkraagtrui in de jazzrekken van de betere platenzaak te snuisteren om songs van Cole Porter te kennen; je kent er meer dan je zou vermoeden. In de jazzwereld is Porter een begrip: tientallen van zijn composities werden standards, en vocalisten als Ella Fitzgerald wijdden er hele albums aan. Precies veertig jaar na de dood van de tekstschrijver-componist is in de bioscoop nu ook De-Lovely van regisseur Irwin Winkler te zien, een semi-biografische semi-musical met Kevin Klein in de volledige hoofdrol. In 1946 had Hollywood zich met Cary Grant als publiekstrekker al eens aan zo’n biopic gewaagd, maar het resultaat, Night and Day, was een farce: een romantische parabel voor brave burgers over de deugden van het huwelijk. In werkelijkheid hield Porter 35 jaar lang een verstandshuwelijk met Linda Lee Thomas in stand dat zijn homoseksuele uitstapjes moest maskeren. De nieuwe film snuffelt gretig aan beide walletjes, maar toont ook dat Porter meer was dan een alleseter die in zijn vrije tijd muziekjes schreef. Een briljant componist, bijvoorbeeld, wiens witty teksten tussen de twee oorlogen respectvol in poëziebundels werden opgenomen tussen die van Dorothy Parker. Een man die 1400 songs schreef uit schrik dat hij zich anders zou gaan vervelen. Trek uw two-tone shoes aan terwijl wij even onze keel gorgelen.

Oktober 1937; Porter is 46 jaar. Ze hadden hem nog zo gezegd dat hij een ander paard moest kiezen – dit beest was veel te bokkig. ‘Dat treft, dat ben ik ook’, had hij nog geroepen, en weg was hij. Enkele ogenblikken later sloeg het paard aan het steigeren, viel op zijn benen en verbrijzelde ze. Terwijl hij kermend van de pijn op een ziekenwagen lag te wachten, schoten er enkele regels door zijn hoofd. Al snel had hij de tekst klaar van At Long Last Love. Een mens kan zijn tijd maar beter goed gebruiken wanneer hij deels verpletterd in het gras ligt. Het was een van Porters succesverhalen op recepties dat hij steevast afsloot met de mededeling dat hij zijn wrakhouten ledematen Josephine en Geraldine had gedoopt. Ambiance verzekerd. Maar sinds die val was hij – sta ons even toe – een gebroken man, die zichzelf voortsleepte met krukken en steunverbanden. In 1958, na dertig operaties, had hij zelfs ingestemd met een amputatie. Niemand mocht zijn miserie kennen, en daarom was maskeren de boodschap. Hij was er sinds zijn jeugdjaren verdomd goed in geworden. Na het ongeluk maakte bitterheid zich van hem meester, en in ’58 schreef hij zijn laatste song, Wouldn’t It Be Fun (‘Wouldn’t it be fun not to be famous… Wouldn’t it be fun to be nearly anyone except me’). De boodschap was duidelijk: vroeger was alles zoveel beter geweest.

Het leven is aangenaam als je niet op een cent hoeft te kijken. Voor Cole Porter was het leven daarom érg aangenaam. Het gezin van Samuel Porter en Kathleen Cole werd onderhouden door opa J.O. Cole, de rijkste man van Indiana. De jonge Cole werd dan ook met verheven kin opgevoed. Goeie manieren, elegantie en etiquette maakten – samen met zijn taalgevoel – van hem een dandy die Oscar Wilde had laten kirren van plezier. Donkere ogen, een brillantinecoupe in een strakke middenstreep, een messcherpe tong en de flair om verschillende collegemusicals per jaar te schrijven bezorgden hem op Yale University een vedettestatus waar hij zich met een uitgestreken gezicht in wentelde. Of zoals hij in It Ain’t Etiquette zong: ‘If you’re swimming at Newport with some old leech, and he wrestles you while you’re wet / Don’t call him a son of a Bailey’s Beach / It ain’t smart, / It ain’t chic, / It ain’t etiquette.’ Net na zijn proclamatie lanceerde Porter in 1916 zijn eerste Broadwaysoundtrack: See America First. De productie was een gigantische flop. Met de staart tussen de benen stak hij dan maar de oceaan over, om in volle Eerste Wereldoorlog hulpverlener te gaan spelen in Frankrijk. In de praktijk bleek het veeleer neer te komen op een vakantie in Parijs, maar Cole strooide later gul met verhalen over ‘zijn tijd bij het Vreemdelingenlegioen’. Rijkdom was namelijk ondraaglijk saai. Daar had hij zo zijn eigen remedie voor gevonden: geld over de balk gooien. Hij feestte hard, woonde royaal, sekste met beide seksen, en verwende zichzelf en zijn intimi op het decadente af in zijn huis in Parijs en zijn paleis in Venetië. Maar uiteindelijk raakt een mens wellicht alles beu. Enter Linda Lee Thomas, een gescheiden vrouw die acht jaar ouder was dan hij, goed in de slappe was zat en – tegen de wil van haar vader – met hem wou trouwen. Thomas slaagde er zowaar in om hem aan het werk te krijgen: alleen songs schrijven leek de rijkeluislethargie te kunnen doorbreken. Het huwelijk was een perfect schaamlapje voor zijn homoseksualiteit – al was hun relatie veel meer dan een boterbriefje. Thomas groeide uit tot een surrogaat moederfiguur, tot een toetssteen voor zijn werk, en naarmate hij met de jaren steeds minder een geheim maakte van zijn relaties met mannen, vroeg hij haar steeds vaker om haar goedkeuring in zijn partnerkeuze.

Tijdens de gay twenties kwam de carrière van Porter eindelijk van de grond, met drie producties op Broadway. In 1923 sloeg hij ernstig aan het studeren aan de Schola Cantorium in Parijs. Een jaar later, terug in New York, boekte hij zijn eerste succes met Greenwich Village Follies of 1924. In 1927 was het weer raak met de Revue des Ambassadeurs. Later dat jaar ging de musical Paris in première, met Let’s Do It, Let’s Fall in Love als een van de centrale songs. 1929 werd een boerenjaar, met hits als What Is this Thing Called Love (uit Wake up and Dream) en You Do Something to Me (uit Fifty Million Frenchmen).

Maar het beste moest nog komen. Zijn muziek bleek een uitstekend antidotum tegen de grauwe ellende van de Depressie van de jaren dertig. Met tien grote musicals in de theaters en twee in de studio’s van Hollywood werd Cole Porter een ‘household name’, van wie songs als Night and Day, Anything Goes, I Get a Kick out of You, You’re the Top en It’s De-Lovely (‘It’s delightful, it’s delicious, it’s de-lovely’) de soundtrack bij het Interbellum werden.

Collega’s als George en Ira Gershwin, Richard Rodgers, Lorenz Hart en Oscar Hammerstein II konden in hun liedjes roekoeën als de beste tortelduiven, voor Porter volstond dat niet. Zijn teksten werden een literair genre op zich. Zelfs op papier legden ze een dwingend ritme op aan de lezer. Op het eind van de rit schreef Porter geen liefdesverklaringen, maar ironische berichten uit de grootstad. En als het even kon over seks – liefst kinky, en met bonkige zeemanstypes in de New Yorkse havenbuurt. ‘Appetizing young love for sale / If you want to buy my wares / Follow me and climb the stairs’schreef hij in Love for Sale, en de song werd jarenlang van de radio verbannen. De censor eiste zelfs dat de blanke actrice in de Broadwayproductie werd vervangen door een zwarte. In Let’s Misbehave ging hij nog een stap verder: ‘Find me a primitive man / Built to a primitive plan’, en in Fifty Million Frenchmen: ‘I don’t mean the kind that belongs to a club, / But the kind that has a club that belongs to him.’ Een dwingend ritme, we zeiden het al. l

Door Wouter Van Driessche

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content