COLD SPECKS

Het was een van de meest intrigerende debuten van 2012, I Predict a Graceful Expulsion, van Cold Specks. We zijn nu twee jaar verder, en de Canadese zangeres is terug, met een nieuw album, geschreven in een nieuwe geest. ‘Ik ben te veel een open boek geweest.’

‘God heeft me verlaten toen ik de universiteit vaarwel zei’, en ‘James Joyce was apiece of shit’. Twee fragmenten uit het geanimeerde gesprek tussen ondergetekende en Cold Specks, twee jaar geleden, op het terras van het AB Café. De Canadese was naar Brussel afgezakt om te praten over I Predict a Graceful Expulsion, haar straffe, door sombere gedachtegangen en gospelfolk getekende debuutplaat. ‘Ik ben geen morbide bitch’, herhaalde ze toen tot drie keer toe, en ondertussen deed ze tussen pot en pint vrolijk een boekje open over zichzelf.

Wat een contrast met de Cold Specks die me anno 2014 aan de interviewtafel opwacht. Gekleed in een enkellang, donker gewaad, de haren in een soort Nubisch koninginnenkapsel gevlochten, handen sereen op de schoot gevouwen. Van de eenvoudig ogende, prettig gestoorde jongedame van die eerste keer geen spoor. Neuroplasticity, zoals haar tweede langspeler heet, is een heel andere plaat geworden en de metamorfose is ook fysiek compleet. Het is effe wennen.

De songs op je debuut schreef je bijna allemaal in je slaapkamer aan de universiteit, meer specifiek in de kleerkast. Welke oorden heb je deze keer opgezocht?

COLD SPECKS: Ik heb bijna al mijn demo’s ingeblikt tijdens mijn verblijf, van zo’n drie maanden, in een oud boerderijtje bij Somerset, in het zuiden van Engeland. Ik zat er behoorlijk geïsoleerd, de dichtstbijzijnde stad was een uur stappen. Blijkbaar voel ik me pas goed genoeg om aan liedjes te werken wanneer ik helemaal afgezonderd ben, van elk menselijk contact.

De boerderij was een grote kast, eigenlijk?

COLD SPECKS:(kurkdroog) Neen, het was wel degelijk een boerderij. De opnames zelf hebben we in Montreal gedaan, vlakbij waar ik nu woon. Handig, want ze hebben bijna vier maanden geduurd.

Je woont dus niet meer in Londen? De vorige keer dat ik je sprak, voelde je je nochtans erg in je nopjes daar.

COLD SPECKS: Klopt, ik vond het heel opwindend om van Toronto naar Engeland te verhuizen, maar Londen is een overweldigende stad. Het is er heel druk en drukkend, en aan bijna elk van de negen miljoen inwoners kleeft een zeker gevoel van tristesse. De recessie is er haast tastbaar. Dus ben ik weggegaan. It was too much too handle.

Zag ik nu onlangs een foto op je Facebookpagina staan waarop je psamen met Rob Ford poseert, de wegens drugs en andere perikelen in opspraak gekomen burgemeester van Toronto?

COLD SPECKS: Yep, mayor crackhead! Hij is net als ik oorspronkelijk afkomstig uit het stadsdeel Etobicoke, we zijn de pride and joy van onze gemeenschap. (lacht) Ik moest optreden tijdens een traditioneel gebeuren waarop de burgemeester alle kerstlichtjes in de stad aansteekt. Hij werd uiteraard luid uitgejouwd en liep briesend weer het podium af. En toen moest ik enkele liedjes zingen. Dat was, euhm, speciaal.

Je nieuwe plaat klinkt helemaal anders dan je debuut. Kleurrijker, tot aan de rand gevuld met elektrische gitaren, galmende drums en brede arrangementen. Alsof je met alle mogelijke middelen komaf wilt maken met de etiketten sombere folk en akoestische soul die je waren opgekleefd.

COLD SPECKS: Er staat geen enkele – letterlijk geen enkele! – akoestische gitaar op dit album. Ik heb ze allemaal buiten gegooid (lacht). Deze keer wilde ik de volste, zo weids mogelijke sound, en ik wilde me amuseren. De songs op mijn vorige plaat, opgenomen in twaalf dagen, gingen over een heel specifieke periode in mijn leven. Niet bepaald de beste. Toen ik op tournee vertrok om de plaat te promoten was die periode voorbij en sommige songs al drie, vier jaar oud. Dag in, dag uit voelde ik me een slechte actrice op het podium, en ik verveelde me te pletter. Het gewicht van verandering drukte elke dag een beetje meer op mijn schouders. Toen besefte ik het: we poppen allen tevoorschijn en we worden allen begraven, de tijd daar tussenin passeer je maar best op de meest genietbare manier. Dat doe je niet door twee keer dezelfde plaat te maken. Toen ik de mastertapes van de nieuwe plaat voor het eerst hoorde kon ik maar één ding denken: dit voelt wonderbaarlijk compleet. Of compleet wonderbaarlijk, daar wil ik vanaf zijn. (lacht)

En nu hoef je niet meer uit te leggen dat je geen morbide bitch bent.

COLD SPECKS: Pardon?

Jouw woorden, twee jaar geleden.

COLD SPECKS: Sorry, soms kan ik nogal grof zijn. Maar het klopt, dit moest vooral een avontuurlijke, speelse plaat worden. Om dat te bereiken moest ik mijn menselijke kant uitschakelen en me helemaal toeleggen op de entertainer in mezelf. Op de duur raakte ik zelf geobsedeerd door het concept ‘performance’. Ik kon enkel maar denken: ik wil geen soulzangeres zijn die continu haar zieltje bloot legt, fuck that!

Je teksten zijn wel nog altijd vrij donker. De laatste zin op de laatste song van de plaat, A Season of Doubt, luidt: ‘I’ve got an unrelentless desire to fall apart.’

COLD SPECKS: Ik kan het blijkbaar niet laten. Ik heb ook optimistisch getinte teksten geschreven, hoor. En op sommige liedjes kun je zelfs dansen. Althans, ik hoop dat de mensen erop dansen. Dat zou fijn zijn.

Bijvoorbeeld op Absisto, de eerste single?

COLD SPECKS: Het was zelfs de eerste song die ik voor deze plaat geschreven heb. Het refrein vind ik nogal arrogant, cocky, een kant van mezelf die ik nog nooit had verkend. De titel is Latijn voor ’terugtrekken’, ‘vertrekken’. Het staat symbool voor verandering.

Ik hoor er een beetje Marianne Faithfull in.

COLD SPECKS: Echt? Oké, ik hou van Marianne Faithfull. Rob Ellis, die op mijn eerste plaat gedrumd heeft, heeft net haar nieuwe album geproducet.

Vorige keer noemde je Ellis, die we ook kennen van bij PJ Harvey, je ‘spirituele gids’. Hij was deze keer niet bij de opnames betrokken?

COLD SPECKS: Voor alle duidelijkheid: Rob is een producer en een drummer. Als producer was hij nooit bij de opnames van I Predict a Graceful Expulsion betrokken, wel als drummer. Hij is een van mijn dierbaarste vrienden, en zoals je zegt iemand die me zowel spiritueel als muzikaal geholpen heeft. Maar hij woont niet in Montreal, dus was hij er deze keer niet bij, nee.

Hoe bedoel je, ‘hij woont niet in Montreal’?

COLD SPECKS: Dit klinkt stom, maar het is zo: ik had het budget niet om hem een vliegticket en logies te betalen. Hey, we zitten in een crisis, mocht je het niet gemerkt hebben.

Sinds je de universiteit opgaf en naar Londen verhuisde voor een muzikale carrière lag je overhoop met je conservatieve, streng religieuze ouders. Is jullie relatie nu verbeterd?

COLD SPECKS: Ja, hoor. Heb ik je daarover verteld? Oh boy. Eigenlijk was het niet zo’n big deal, mijn ouders waren simpelweg ongerust, net zoals alle ouders zouden zijn als hun spruit plots zijn of haar school opgeeft. Toen ze eenmaal beseften dat ik een platencontract had en zo – en dus geen struggling artist was – zijn ze snel bijgedraaid. Ze komen naar mijn shows in Canada kijken, ik ga bij hen slapen wanneer ik in Toronto ben. It’s all good in the hood.

‘Ze leven in een andere wereld, niks aan te doen’, zei je twee jaar geleden nog.

COLD SPECKS:(lacht) Klinkt als het emotionele kind dat ik toen was. Iedereen heeft recht op zijn quarter-life crisis, nee? Zeker in tijden zoals deze, waarin de kansen niet bepaald voor het grijpen liggen. Er loopt een hele generatie kids rond die completely fucked zijn, en ze weten het. Iedereen weet het. Echt deprimerend, een tijdbom is het. Dat is trouwens een van de redenen waarom ik terug naar Canada verhuisd ben, ik heb oprecht schrik dat de wereld binnenkort zal ontploffen. I feel a war coming.

En dan ben je veilig in Canada?

COLD SPECKS: Meen je dat? Maar natuurlijk! Kijk naar onze geschiedenis, we hebben nooit iets of iemand iets misdaan. Sterker nog, wij Canadezen hebben tout court nooit iets ingrijpends gedaan. (lacht)

Toch wel. Voor een groot deel België bevrijdt, tijdens WO II. Waarvoor dank. Dat doet me eraan denken: vorig jaar maakte je deel uit van de line-up op het feestje voor de 70e verjaardag van je landgenote Joni Mitchell, samen met onder meer Herbie Hancock. Waarom hebben ze jou gevraagd?

COLD SPECKS: Geen idee, I just go where I’m told. (lacht)

Voel je enige verwantschap met Joni Mitchell?

COLD SPECKS: Als mens, ja. Het is een vriendelijke, warme dame die in haar eigen wereldje leeft. Maar als artiest voel ik me met niemand verwant, omdat ik vind dat mijn kunst slechts een deeltje van mijn persoonlijkheid uitmaakt. Ik ben een muzikant, maar daarnaast nog vele andere dingen.

Is het mogelijk om de kunstenaar los te zien van de mens, of vice versa?

COLD SPECKS: Het is in elk geval mogelijk om de mens los te zien van het kunstwerk, of vice versa.

Je bent geen morbide bitch.

COLD SPECKS:(glimlacht) Ik probeer zo stilletjes mogelijk mijn bestaan te lijden. Zo subtiel mogelijk.

Subtiel?

COLD SPECKS: Toch wel, ja. Subtiel is goed. Ik hoef het niet meer zo nodig alles in één keer op tafel te smijten. Ik heb uiteraard veel emotie en gevoel in mijn nieuwe plaat gestopt, maar het uit zich deze keer meer in geluid en sfeer. Minder in persoonlijke details. Ik ben misschien iets te veel een open boek geweest, in interviews, maar ook in de studio. Mijn persoonlijkheid en mijn verleden werden onderdeel van de strategie om platen te slijten. Dat voelde verkeerd. Vanaf nu probeer ik op mijn eigen, speciale manier de focus op de songs te leggen. Er staan er tien op Neuroplasticity, dat zou voldoende moeten zijn. Tot de volgende plaat verschijnt.

NEUROPLASTICITY

Verschijnt op 25/8 augustus via Mute / PIAS.

Cold Specks concerteert op 20/9 in de AB Club.

DOOR JONAS BOEL

Cold Specks ‘ER STAAT GEEN ENKELE – LETTERLIJK GEEN ENKELE! – AKOESTISCHE GITAAR OP DIT ALBUM. IK HEB ZE ALLEMAAL BUITEN GEGOOID.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content