Stripauteur-cineast Enki Bilal keert na zijn sf-film ‘Immortel ad vitam’ terug naar het getekende verhaal. In ‘Afspraak in Parijs’, het voorlaatste deel van een vierluik gewijd aan de oorlog in zijn geboorteland, verbindt hij vlotjes oorlog met kunst.

Toch handig als je zoals Enki Bilal (54) tegelijk stripmaker en cineast bent. Dan kun je voor de promotie van je nieuwe strip meteen zelf een documentaire draaien. Zo’n promo-dvd is trouwens een zeldzame luxe in de stripwereld, waar een persdossier meestal bestaat uit een A4’tje met een korte samenvatting van het boek. Het bewijst hoe blij Bilals nieuwe uitgeverij Casterman is dit paradepaardje te mogen toevoegen aan zijn al indrukwekkende auteursstal. Enki Bilal is niet de eerste de beste stripauteur: hij is een van de weinigen die lovende kritieken met goede verkoopcijfers weten te rijmen. Van een nieuwe Bilal gaan in Frankrijk honderdduizenden exemplaren over de toonbank en zijn Koude evenaar werd in 1992 door het magazine Lire zelfs verkozen tot beste Franse boek – alle literatuur inbegrepen – van het jaar.

Toen Bilal in 1980 eigen scenario’s begon te schrijven, was hij al een grote meneer door de maatschappelijke fabels die hij met Pierre Christin maakte, zoals De onbestaanbare stad. Zijn eerste soloproject wordt gemeenzaam ‘de Nikopol-trilogie’ genoemd: Kermis der onsterfelijken, Lady in Blue en Koude evenaar. Daarin liet hij zijn voorkeur blijken voor een licht futuristisch decor, dat hij in verhalen van lange adem als spiegel voor de wereld van vandaag kan gebruiken. De lezer behagen of een consequente plot serveren zijn nooit zijn voornaamste bekommernis geweest. Bilal moet het hebben van zijn eigen visuele taal, met hypnotiserende scènes en beelden die zich in je netvlies branden. Hij plukt stukjes waarheid en laat ze quasi achteloos in een hoekje van zijn bevreemdende toekomstvisioenen achter. Jaren later is hij blijkbaar nog steeds tevreden over zijn Nikopol-boeken, want zijn derde film, het CGI-huzarenstuk Immortel ad vitam (uit 2004) is er losjes op gebaseerd. Met zowaar drie sterren op de filmpagina’s van dit blad als gevolg.

In 1998 begon Bilal aan een ambitieuze nieuwe stripreeks. Hij kondigde ze aan als zijn persoonlijke reactie op de oorlog in zijn geboorteland ex-Joegoslavië. Hoofdpersonage is een zekere Nike Hatzfeld, die zich alles uit zijn hele leven kan herinneren, tot en met zijn geboorte tijdens het Joegoslavische conflict. Nike gaat op zoek naar de twee mensen met wie hij als baby een wieg deelde, Amir en Leyla. Het eerste deel van de reeks, De slaap van het monster, bleek profetisch: een fundamentalistische religieuze organisatie pleegt in het verhaal aanslagen in NewYork en op de Eiffeltoren. In De slaap introduceert Bilal ook het boosaardige genie Optus Warhole, die vanaf het tweede deel, 32 december, massamoord tot kunsthappening verheft via een van zijn afgesplitste identiteiten, kunstenaar Holeraw.

Klinkt het nu al obscuur, wacht dan maar tot u de boeken leest. Fascinerend blijft het echter, ook al doordat Bilal grafisch steeds vrijer illustreert. Tegenwoordig ontwerpt hij elke prent als een apart minischilderij van pastel en verf, dat hij dan inscant om het in de strip te assembleren. Hij vermaakt zich daarbij zo kostelijk dat hij zich tijdens het maken van Afspraak in Parijs, gepland als slot van de trilogie, realiseerde dat hij nog een extra boek nodig zou hebben en de reeks tot een vierluik moest uitbreiden.

‘Immortel ad vitam’ is goed ontvangen in de filmwereld, vergeleken met uw vorige films ‘Bunker Palace Hotel’ en ‘Tykho Moon’.

Enki Bilal: Vooral vergeleken met Tykho Moon. De filmwereld is gewoon heel conservatief. Jarenlang mochten regisseurs in Frankrijk alleen maar uit de Femis-filmschool komen. Of uit de filmkritiek, dat stond ook altijd goed. Maar het ergste is wat dat betreft wel voorbij.

Was het na het succes van ‘Immortel ad vitam’ moeilijker om terug te keren naar de strip?

Bilal: Helemaal niet. Voor mij hebben mijn drie films trouwens evenveel waarde. Door films te maken ga ik mijn strips wel anders opvatten. Ik hecht nu meer belang aan de tekst. Een dialoog zie ik bijvoorbeeld als twee prenten in beeld-tegenbeeld, waarbij de hele dialoog uitgeschreven staat. Hergé zou zestien afbeeldingen op een pagina hebben gezet, met telkens licht andere houdingen van Kuifje en Kapitein Haddock tijdens hun gesprek. Toch blijven mijn boeken stripverhalen. Een hele generatie jonge auteurs experimenteert ongebreideld met de vertelling in strips: filmisch of niet filmisch, veel beelden of weinig. De strip laat zo’n variatie toe. Het is een heel levende kunsttak, waarin veel mogelijk is omdat je weinig geld nodig hebt om een strip te maken.

Bij u spat het schilderplezier van de pagina’s. U illustreert heel los in dit boek.

Bilal: Dat effect heb ik tot op zekere hoogte bewust nagestreefd. Afspraak in Parijs gaat vooral over de personages, die ik heel belangrijk vind. Nike is op zoek naar de twee andere wezen, maar hij is op dit moment afgesloten van de realiteit door Warhole, die als een slijmerig gedrocht op zijn borst vastgekleefd zit. Van zijn vijf zintuigen schiet er maar eentje meer over, de reukzin, maar die neemt wel de taak van de andere over. De lezer ervaart dat samen met Nike: de horizon wordt vager en je blikveld kleiner. Leyla heeft het ook moeilijk, al is ze een heel sterke vrouw. Ze is astrofysica en staat met beide voeten op de grond, maar ze heeft last van weerkerende nachtmerries waarin ze het gezicht van Nike ziet. Het leven van Amir zou je als het meest normale kunnen omschrijven, ware het niet dat zijn vrouw Sasha onrustwekkende metamorfoses ondergaat. Daar zit de lezer met zijn neus op. Je zou kunnen zeggen dat ik met een zoomlens op de personages focus, terwijl de achtergrond vaag wordt weergegeven. Vandaar die losse stijl.

U noemt de personages heel belangrijk, maar tegelijk denigreert u ze en beperkt u hun mogelijkheden. Nike wordt, in uw eigen woorden, gereduceerd tot ‘een truffelzwijn dat de geur van de anderen moet opsporen’.

Bilal: Die indruk krijg je omdat het verhaal op het einde van dit deel bruusk onderbroken wordt. De huidige situatie is maar een tussenstap. De personages zullen de controle over zichzelf terugkrijgen. Misschien loopt het voor sommigen slecht af, maar het is niet de bedoeling om ze in hun huidige toestand aan hun lot over te laten. De interesse voor kwetsbare personages is een constante in mijn oeuvre. In Lady in Blue en de hele Nikopol-trilogie vind je die verzwakte en gemanipuleerde personages ook al terug. Superhelden boeien me niet zo. Zo’n vent die tegen alle tegenstanders op kan en fluitend door het leven stapt, dat is oersaai. Met Nike, Leyla en Amir heb ik de indruk dat ik iets vertel over ons allemaal. Ze worden bedreigd door al het slechte dat er in de twintigste eeuw over de mensheid is uitgestort: politieke en economische machthebbers, religies, sekten… Hun situatie lijkt op de onze. Onze monsterlijke vijand op dit moment is de globalisering. Eigenlijk is die erger dan het communisme. De globalisering creëert ook goelags, maar dan economische, voor de armen. Afrika is één grote goelag. En de Parijse voorsteden zijn goed op weg om er ook één te worden. Ze houden een arme bevolking gevangen, die ondertussen wel door de reclame, tot in het openbaar vervoer toe, alles getoond wordt wat men hen ontzegt. We leven in een zeer manipulerende wereld en daar moeten we uit proberen te raken. Mijn personages zullen dat doen.

De problemen van de personages in ‘Afspraak in Parijs’ zijn dus symbolisch?

Bilal: Er zit altijd een soort spiegel in mijn werk. Afspraak in Parijs speelt zich af in 2027, maar het precieze uitzicht van een interieur in 2027 interesseert me absoluut niet (lacht). De badkamer in mijn boek is nog altijd dezelfde buizenwinkel als vandaag. Sommige zaken lijken dan weer spectaculair geevolueerd te zijn. Vliegdekschepen en auto’s kunnen in 2027 zonder problemen vliegen. Toch niet slecht, hé (lacht).

U begint duidelijk niet aan een verhaal met een afgerond scenario.

Bilal: Als ik zou vertrekken van een duidelijk afgerond scenario en daar vervolgens vijf jaar mee bezig moest zijn, dan zou ik me stierlijk vervelen. Daarom vertrek ik liever van een basisidee, vorder ik etappe per etappe en zie ik wel waar ik uitkom. Neem bijvoorbeeld 11 september 2001. Ik heb die catastrofe ongeveer aangekondigd in De slaap van het monster, waarin ik Warhole al had opgevat als een artiest die manipuleert. Maar het idee om van hem een kunstenaar van het absolute kwaad te maken, is geïnspireerd door Bin Laden. Bin Laden is eigenlijk een virtuozer artiest dan Warhole. 11 september was een perfecte happening. Het was monsterlijk, de casting was uitgekiend, de hemel was blauw zodat iedereen alles van ver kon zien… Technisch was het een meesterwerk.

De oorlog waarmee ‘De slaap van het monster’ begon, is nu ver weg.

Bilal: Toch blijft die oorlog volgens mij latent aanwezig, in het geheugen van de lezer. In De slaap van het monster serveerde ik een overdosis drama en catastrofes, die nog werd versterkt door de gebeurtenissen van 11 september. Nu zijn die gruwelen naar de achtergrond verdwenen. Maar op het einde van de vier boeken zou het inhoudelijke evenwicht duidelijk moeten worden.

Wanneer kunnen we de afloop lezen?

Bilal: Deel vier – met de toepasselijke titel Vier! – moet binnen het jaar verschijnen, wat voor mij toch revolutionair snel is. Ik kan al weggeven dat de drie hoofdpersonages op het einde in smoking zullen verschijnen – Leyla incluis. Missie volbracht (lacht).

Door Gert Meesters

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content