Wat mens-zijn betekent? Colin Farrell zoekt het uit in Kogonada’s mooie, melancholische scififabel After Yang.
‘De oude Chinese filosoof Lao Tzu zei ooit: wat de rups het einde noemt, noemt de rest van de wereld een vlinder.’ Het is maar één van de ‘Chinese fun facts’ die je het androïde titelpersonage achteloos hoort droppen in After Yang, maar met gapende zwarte gaten heeft Kogonada’s sciencefictionfabel hoe dan ook weinig te maken. Tenzij met existentiële dan.
De film – gebaseerd op Alexander Weinsteins kortverhaal Say Goodbye to Yang – speelt zich af in een niet nader genoemde nabije toekomst, waar iedereen stoïcijns kalm en alleraardigst blijkt, van interieurplanten en designthee houdt én niet meer zonder zijn ’technosapiens’ kan die elk bemiddeld gezin in huis heeft. Dat is ook het geval ten huize Jake en Kyra, waar Yang ooit werd gekocht als speelkameraad voor hun adoptiedochtertje Mika, maar ook als middel om haar dichter bij haar Chinese roots te brengen.
Wanneer Yang, die inmiddels het vierde gezinslid is geworden, het plots begeeft, komt dat bijgevolg keihard aan. Koste wat kost wil Jake hem dan ook laten repareren, met als extra incentive: diens geheugenkaart waaruit blijkt dat Yang niet alleen binnenin geavanceerde technologie had zitten, maar ook een veel complexer en ‘menselijker’ gevoelsleven had dan zijn eigenaars konden bevroeden.
Het is de elfendertigste scififilm die de oeroude vraag opwerpt ‘wat betekent het nu eigenlijk om mens te zijn?’. Maar houd de phasers en lichtsabels op zak, want Kogonada – een Amerikaan met Koreaanse roots die zijn echte naam liefst geheim houdt – weet er een inventieve riff op te verzinnen. Wat hij serveert, is doorleefde en doordachte fantasy, een in een futuristische voile gehulde vertelling over liefde, verlies, familiedynamieken en identiteit die zijn special effects slechts in zendosissen op het canvas schildert, al was het maar omdat het bescheiden indiebudget ( After Yang behoort tot de A24-cataloog, waar ook onder meer Kelly Reichardt, Ari Aster en de Safdie-broers thuis zijn) daar toe noopte.
Het is een rêverie die dezelfde thema’s, tijdingen en tribulaties tackelt als Blade Runner, A.I.: Artificial Intelligence, of Carlo Collodi’s sprookje Pinocchio, for that matter. Maar dan met een Aziatische draai, de blik naar binnen gericht en zonder bombast. Twee derde van de film speelt zich binnenskamers af en er wordt vooral gepraat en gemijmerd zonder dwingende close-ups en zonder de stem te verheffen, wat doet vermoeden dat Kogonada meer naar de intimistische melodrama’s van Yasujiro Ozu dan naar pakweg Star Wars heeft gekeken.
Bovendien lijkt ook Wong Kar-wais melancholische toekomstmijmering 2046 nooit veraf, zeker niet wanneer je warm, gelig licht over het glas van het zichzelf besturende vehikel ziet glijden waarmee Jake, Kyra en Mika zich door organisch ogende tunnels verplaatsen.
Heel even wordt er gehint naar racisme en cultuuroorlogen – blijkbaar heeft er zich een clash tussen Amerika en China voorgedaan. Maar Kogonada, die synthpopsensei Ryuichi Sakamoto wist te overhalen om de begintune te componeren, houdt die kwesties wijselijk vaag. Waar After Yang achteraan zit, is de mens in zijn existentiële essentie, los van gender, afkomst en technologie. Dat lijkt ook de prima cast begrepen te hebben, met voorop: Colin Farrell als Jake, zijn meest subtiele, dooraderde en bij momenten discreet satirische rol sinds Yorgos Lanthimos hem opvoerde in The Lobster, nog zo’n scififilm die minstens een sterrenstelsel van planeet Hollywood verwijderd ligt.
After Yang ****
Kogonada met Colin Farrell, Jodie Foster-Smith, Justin H. Min
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier