Kathryn Bigelows nucleaire nagelbijter A House of Dynamite is als een militaire operatie: strak getimed, strak geleid, zonder ruimte voor gelul of sentiment.
‘Come, come nuclear bomb’ smeekte de Britse bard Morrissey in de late eighties, maar laat het Pentagon daar in Kathryn Bigelows nieuwste nagelbijter A House of Dynamite toch anders over denken, wanneer een kernraket binnen de 18 minuten de VS dreigt te treffen. Wie het tuig heeft gelanceerd? Of er een vergelding moet komen? En wie dringend via de rode telefoon moet worden gebeld? Aan de generaals, de veiligheidsagenten en de president om het uit te maken, terwijl de tijd tikt, de koffie koud wordt, en de wereld op ontploffen staat.
Dit is cinema als aftelmechaniek: drie keer krijg je dezelfde 18 prangende minuten, telkens vanuit een ander perspectief. Eerst vanuit de Situation Room in het Pentagon, dan vanuit een commandocentrum in Alaska, en ten slotte vanuit het Witte Huis, waar een doodvermoeide president (Idris Elba) dingen moet beslissen die amper denkbaar zijn. Het scenario van Noah Oppenheim klikt en tikt als een Zwitsers horloge: elke draai van de sleutel verhoogt de paniek, elke close-up is een miniatuur van gecontroleerde waanzin.
Bigelow – sinds Point Break, The Hurt Locker en Zero Dark Thirty de regerende actiekoningin van Hollywood – regisseert met ijzeren precisie. De handcamera van Barry Ackroyd – die eerder films van Ken Loach en Paul Greengrass schoot – maakt van het gebeuren een nerveuze nachtmerrie, als breaking news op CNN, terwijl Volker Bertelmanns score dreunt als een seismische golf.
Maar ondanks alle métier blijft A House of Dynamite – in België door Netflix meteen tot het kleine scherm gedegradeerd – een beetje een lege doos: kil efficiënt, maar zonder morele lading. Wie bij Bigelow op een politiek statement of kritische dissectie hoopt, heeft niet goed gekeken. Ze filmt geen ideologie, ze filmt adrenaline. Waar Sidney Lumet in Fail Safe en Stanley Kubrick in Dr. Strangelove de waanzin fileerden, laat Bigelow die rondmarcheren in uniform.
Wat wel ontploft, is de spanning, al wordt die tegelijk gevoed én gefnuikt door de drievoudige herhaling. Dit is het nakende einde van de wereld zoals Hollywood het zich graag verbeeldt: met rinkelende telefoons, bedrukte karakterkoppen in close-up, en het soort gewetensvolle president waarvan je enkel kunt hopen dat die zich de volgende keer verkiesbaar stelt.
Ondertussen toont Bigelow opnieuw haar meesterschap over setting en timing, maar ook haar zwakte: haar fascinatie voor systemen, niet voor mensen. A House of Dynamite is een gepolijste matroesjka van macht, angst en technologie: minutieus geconstrueerd, maar emotioneel uitgehold. Misschien is dat de echte boodschap: dat er in dit post-Koude Oorlog-tijdperk geen echte boodschap meer is, alleen nog protocol. En dat je moet hopen dat er in het Witte Huis mensen rondlopen die even competent en consciëntieus zijn als Bigelows personages, wanneer er een nucleaire dartpijl naar hun kop wordt gemikt.
‘We look at danger and we laugh our heads off’ zong Morrissey. Bigelow lacht niet – ze fixeert het gevaar, klinisch en koel, om te zien wat jij zou doen.